Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - 20 juni 1973Vandaag besloot de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken andermaal, nu met een stemmenverhouding van 6 tegen 5 haar nieuw gekozen voorzitter Piet Dankert (pvda) contact te laten opnemen met mij om te onderzoeken of ik nieuwe feiten kon bieden over het Nederlandse Nieuw-Guinea-beleid, en meer in het bijzonder de rol die oud-minister Luns daarin heeft gespeeld. ‘Hoe Dankert contact opneemt met Oltmans, schriftelijk of mondeling, wordt aan hem zelf overgelaten,’ schreef de nrc-Handelsblad de volgende dag op pagina éen. Hierop ontving ik enige dagen later een door de griffier De Beaufort van de pvda opgestelde brief van de heer Dankert. Na éen en ander, zoals reeds uitgebreid in de pers vermeld, in een luttele zeven regels uiteen gezet te hebben, liet de heer Dankert er op volgen: ‘De commissie zou gaarne enig inzicht krijgen in de aard van de nieuwe gegevens, die u doen voorstellen om opnieuw een dergelijk verzoek te doen.’Ga naar eindnoot1. Zonder mij mee te delen, of hij dit inzicht tijdens een persoonlijk onderhoud, of schriftelijk wilde krijgen, of hoe hij zich dat gedacht had, zonder enige andere aanwijzing te geven zette hij zijn handtekening onder deze | |
[pagina 586]
| |
weinig duidelijk brief. Of Dankert en De Beaufort mij eigenlijk contre coeur schreven was niet duidelijk. Dat ik uiteindelijk Dankert om nadere inlichtingen vroeg is te danken aan de bemiddeling van het kamerlid Van der Spek (psp), anders zou ik op deze brief in het geheel niet geantwoord hebben. Voor wie deze heren met hun opgestreken veren mij houden mag joost weten. Dat 'ik ‘opnieuw’ een verzoek tot de commissie richtte, was deels vanwege het binnenkomen van nieuwe informatie, maar meer nog, omdat diezelfde commissie zich via het oneerlijke gedoe van Biesheuvel c.s. in 1972 met een kluitje in het riet had laten sturen. Op de winst- en verliescijfers van de voornamelijk in de Derde Wereld florisserende Unilever zal Biesheuvel's ‘karakter-vastheid’ van weinig nadelige invloed zijn. De aandeelhouders behoeven zich deshalve niet verontrust te gevoelen. Biesheuvel blijft de meneer, die achter de Haagse coulissen Luns als een pest beschouwt, terwijl hij hem als hoge ome koste wat het koste zal zien te sauveren. Ware ik medewerker van de Groene, dan zou ik waarschijnlijk tot de conclusie zijn gekomen, dat juist omdat Biesheuvel van wanten weet bij het professioneel verdonkeremanen van gegevens het landsbelang en haar burgers betreffende, de Unilever top de goede man als adviseur in dienst had genomen. Op 11 september besloot de commissie tenslotte met 11 tegen 7 stemmen - zelfs ds 70 stemde op advies van Willem Drees senior vóor een onderzoek - om te komen tot een wetenschappelijk reconstrueren van de Nieuw-Guinea-affaire in de jaren 1949-1962. Piet Dankert zou contact opnemen met de ministers Van der Stoel (Buitenlandse Zaken) en Van Kemenade (Onderwijs en Wetenschappen) om na te gaan of de notulen van de ministerraad over die periode nu vrij zouden kunnen komen. Het accent zou komen te liggen, aldus deelde Dankert de wachtende pers na afloop mee, op precies de twee kwesties die ik sedert jaren had gesignaleerd, namelijk de Conferentie van Genève (en Luns' rol aldaar) en de kwestie van de Amerikaanse concrete beloften inzake Nieuw-Guinea (en Luns' rol in díe zaak). Op een vraag van een journalist van het anp antwoordde Dankert, dat gesteld kon worden dat ‘Willem Oltmans de zaak opnieuw had aangezwengeld’. Officieel benadrukte de voorzitter echter bij herhaling, dat de commissie tot het besluit was gekomen op basis van de brief van de heer Van Veen van 17 oktober 1972. Dit was onzin, want wanneer ik niet met een persconferentie en enige publiciteit de zaak op 6 juni 1973 opnieuw aan de orde had gesteld, zou iedereen het liefste wat Luns betreft voorgoed zijn ingeslapen. Hans Hoefnagels, hoofdredacteur van de Haagse Courant - reeds eerder in deze reportage gesignaleerd als iemand, die vrienden te hulp snelt (toen was het Anthonie C. Dake) en dan maar wat schrijft - kwam ditmaal Luns te hulp in een slim hoofdartikel waarin hij er zijn verbazing over uitsprak dat de Tweede-Kamercommissie zo maar was ingegaan op een beschuldiging van een gewoon Nederlands burger, Willem Oltmans.Ga naar eindnoot2. Collega Hoefnagels deed dit nadat de heer De Koster, vvd-lid van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken en oud-rechterhand van Joseph, als diens buurman in Wassenaar een avondlijk bezoek had afge- | |
[pagina 587]
| |
stoken bij dr. Van Roijen. Ook was er contact met Drees geweest en men besloot mede op basis van een rapport dat Gase enkele Haagse heren vertrouwelijk had toegezonden een zet te doen: Hoefnagels zou een hoofdredactioneel artikel schrijven. Hier vindt men danook het gezamenlijke verweer van de heren in terug, waarbij Gase constateerde, dat hele zinnen uit zijn rapport waren overgenomen. Omdat Hoefnagels minder gedetailleerd op de hoogte was, legde hij geen werkelijk accent op de kwintessens ervan. Dulles verklaarde al in 1956, dat hij geen partij zou kiezen tussen Nederland en Indonesië inzake Nieuw-Guinea. Professor Arnold Wolfers heeft dat nog eens in dit boek benadrukt. Luns is de enige aan wie Dulles onder vier ogen iets anders zou hebben gezegd, want Dulles' medestanders, Walter S. Robertson, Marshall Green en Howard P. Jones verklaarden alle drie in deze reportage dat hun van een dergelijke toezegging van hun minister niets bekend was. Luns kon die toezegging van Dulles dan ook nooit op papier krijgen. Van Roijen stelde eerder reeds tegenover de student Ronald A. Gase, dat president Eisenhower zijn minister nooit zou hebben toegestaan een dergelijke belofte aan Luns te doen om niet de hele Derde Wereld op zijn dak te krijgen. Toen Herter de overleden Dulles opvolgde roerde Luns, volgens Hoefnagels in 1959 ‘om begrijpelijke redenen’ de kwestie Nieuw-Guinea maar liever niet aan. Luns had immers de ‘toezegging’ van wijlen Dulles al in zijn hoofd! Toen president Kennedy aan het roer kwam - en dit hebben alle Kennedy-medewerkers van enig belang verklaard: McGeorge Bundy, Schlesinger, Rostov (aan Hoefnagels zelf), Rusk (aan minister Stikker), Komer, Forestal, en noem maar op - werden in het geheel geen beloften aan Luns inzake Nieuw-Guinea verstrekt. Onze ambassadeur ter plaatse waarschuwde dienaangaande koningin en vaderland bij herhaling, zelfs in een nagenoeg voltallige ministerraad. Maar Luns sprak Van Roijen tegen en De Quay en consorten geloofden liever Luns. Luns loog letterlijk alsof het gedrukt stond. Soms zegt hij dat er een papier over deze zaak in het archief van Buitenlandse Zaken zit, maar niemand, Drees, De Quay, Van Roijen, geen enkele minister of diplomaat heeft het Dulles-document ooit gezien. Luns zegt ook dat hij had beloofd niet op oorlog te zullen aansturen. Maar in augustus 1961 landden de eerste Indonesische parachutisten op Nieuw-Guinea en Robert F. Kennedy arriveerde pas 22 februari 1962 in Den Haag. En ook toen nog stribbelde Luns met handen en voeten tegen. Iedereen, zelfs premier De Quay wist toen tenslotte zeker, dat er geen concrete Amerikaanse beloften bestonden, maar Luns ging ook na 22 februari 1962 door met zijn poot stijf te houden. Pas 15 augustus 1962 kwam er vrede. Hoefnagels maakt verder de griezelige vergissing, dat regering en parlement niet bereid zouden zijn geweest op basis van het oordeel van Van Roijen over de houding van de Kennedy's een koerswijziging op Nieuw-Guinea te accepteren. Van Roijen's missieven waren echter helemaal geen persoonlijk oordeel van de man. Van Roijen gaf keiharde feitelijke informatie door, die Luns opzettelijk tegensprak en verdraaide. Wat zeggen de heren diplomaten nu? Dat Luns gewoekerd zou hebben met het weinige dat hij had, om het zelfbeschikkingsrecht voor de Papoea's | |
[pagina 588]
| |
te redden! Maar deze redding was zonder Amerikaanse militaire steun en druk op Sukarno niet mogelijk. Die steun was er niet en kwam niet en was er nooit geweest en zou nooit komen. En dan komt de Wassenaarse gemeente thans aanzetten met een vergelijking met Charles de Gaulle, die tégen de wil van het Franse volk meewerkte aan de onafhankelijkheid van Algerije. Maar zou het Nederlandse volk - of het parlement - tegen een overdracht van Nieuw-Guinea in 1958, 1960 of 1961 zijn geweest, wanneer Luns niet zou hebben geschermd met niet bestaande Amerikaanse concrete toezeggingen en het volk en parlement naar waarheid zouden zijn ingelicht geweest over de mogelijkheden? Van Roijen heeft geprobeerd de feiten aan Den Haag duidelijk te maken. Al had hij niet de moed het smerige spelletje van Luns publiekelijk aan de kaak te stellen. Wanneer men enerzijds de parlementariërs en regering valselijk voorlicht, om anderzijds te kunnen blijven volharden in het sarren van Indonesië en Sukarno, onder het mom de Papoea's te willen redden, dan kan Hoefnagels nu wel te elfder ure stellen dat Luns de geniale diplomaat was die zijn beleid in 1962 omgooide en daarom staatsrechtelijk niet in het beklaagdenbankje zou thuishoren, maar volgens mij heeft het hele Nieuw-Guinea-drama juist gedraaid om de diplomatieke verzinsels en ongecontroleerde, oncontroleerbare rapporten van Luns, waardoor land en parlement op basis van onware informatie uit de koker van Luns tot foute en vertraagde besluitvorming inzake Nieuw-Guinea is gekomen. Het resultaat van deze valse voorlichting heeft wel degelijk tot een derde militair conflict met de republiek Indonesië geleid, een schietpartij, die Luns juist altijd beloofd had à tout prix te zullen voorkomen. Luns hoeft helemaal niet in een beklaagdenbank. Wat hier slechts bevorderd wordt is dat Luns gedwongen zou worden zijn leugens over president Sukarno en president Kennedy en diens broer, onverwijld stop te zetten, dat zijn leugens inzake een aantal aspecten aan het Nieuw-Guinea-drama worden gerectificeerd, en dan mag men wat mij betreft deze secretaris-generaal van de navo met een bloemetje en een extra grootkruis met vervroegd pensioen zenden. Nederland en de wereld verdienen beter. |
|