in de Nieuwe Linie:
‘Als het papiertje, dat kennelijk niemand behalve Luns ooit heeft gezien, al bestaat, dan zou het eindelijk eens boven water moeten komen.’ (Betreft Amerikaanse concrete toezeggingen van steun inzake Nieuw-Guinea, militair of anderszins.) ‘Luns,’ zo schreef Hagtingius, ‘is dezer dagen niet erg scheutig met het verstrekken van inlichtingen, maar ik weet dat hij tegenover een belangrijk man (jammer dat ik in deze bewogen dagen, waarin zo brutaal aan pc's betrouwbaarheid wordt getwijfeld, geen naam mag noemen) uitdrukkelijk heeft gezegd: “Ik kan u in het grootste vertrouwen vertellen dat de schriftelijke bevestiging van Amerikaanse steun in het archief van Buitenlandse Zaken zit.” ’ Hagtingius' ‘belangrijke man’, die ongenoemd moest blijven, zou wel eens een medewerker van de nos-rubriek Den Haag vandaag kunnen zijn. Deze belde Luns in Brussel namelijk na afloop van mijn persconferentie van 7 juni 1973 op. Na Luns' aanwijzing over een stuk in het bz-archief werd Van der Stoel, die nieuwe minister, gevraagd het document te laten boven komen. Waarom dit vervolgverhaal verder als een nachtkaars uit moest gaan zal de redactie van Den Haag vandaag beter weten dan ik, alhoewel men er op zou moeten wijzen dat naar alle waarschijnlijkheid men hier andermaal met een Lunsiaans bewijsstuk te maken had, te weten een memorandum van Luns aan Luns, dus een château en Espagne! Men moet er niet aan denken, dat deze lange meneer dergelijke fratsen ongecontroleerd in Brussel zou zitten uit te halen of wat dan de onontkoombare gevolgen van dit soort flessetrekkerij voor Europa en de wereld zouden kunnen zijn!