Den Haag - 8 juni 1973
Nadat Den Uyl's nieuwe premiersstoel wat warm was geworden, en vóor de vakanties aanvingen, leek het mij een geschikt moment bij een frisse politieke wind, zo werd gezegd, andermaal de regering en de vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken te verzoeken een onderzoek naar het Nieuw-Guinea-beleid te doen instellen, en in het bijzonder navo-secretaris-generaal Joseph Luns ten lange leste onder de loep te nemen. Op een persconferentie in Nieuwspoort zette ik mijn beweegredenen uiteen en deed een aantal documenten ter ondersteuning van mijn verzoek onder collega's circuleren.
‘Nu vast staat, dat ex-minister Joseph Luns, secretaris-generaal van de navo onder valse voorwendselen, middels insubordinatie jegens het kabinet, langs de weg van leugens jegens president Sukarno en president Kennedy, de Nederlandse regering, het parlement en het gehele Nederlandse volk heeft bedonderd, en misleid, ben ik van mening dat het landsbelang gebiedend eist dat onverwijld een parlementaire enquêtecommissie zal worden ingesteld naar de gedragingen van de voormalige minister van Buitenlandse Zaken, dit mede gezien de uitermate belangrijke post welke de heer Luns momenteel in het belang van de gehele westerse wereld bekleedt,’ aldus mijn verklaring in Nieuwspoort.