Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 18 mei 1973Na benaderd te zijn door de Amsterdamse student in de chemie Ronald A. Gase (21) gaf ik deze avond een lezing in het Cleyn Teater in de studentenflat van Amsterdam Noord. Ik bracht de avond van 20.00 tot 23.30 uur met de studenten door. Vele onderwerpen, variërend van de Club van Rome tot het Nieuw-Guinea-beleid van Luns kwamen hierbij ter sprake. In de pauze konden de aanwezigen via een t.v.-toestel een interview van een bbc-verslaggever met minister Luns, door de vpro uitgezonden, volgen. Vooral hierna, gedurende de tweede helft van de avond ontspon zich een levendige discussie over het onderwerp Luns. In de toespraak die avond had ik mij uitgelaten in de zin van, dat het een moeizame zaak was vrijwel alléen of zonder extra hulp de met zorg uitgewiste sporen van Luns en diens makkers na te trekken. Gase nam die mededeling letterlijk op en stelde zich vrijwel onmiddellijk in verbinding met politici variërend van Willem Drees tot Van Roijen of Beel tot freule Wttewaall van Stoetwegen. In enkele weken tijd had deze jonge man enkele van onze voornaamste bekokstovers persoonlijk gesproken | |
[pagina 579]
| |
en soms zelfs breidden de audiënties zich uit tot herhaalde bezoeken en een vrij uitvoerig volume correspondentie. Allereerst dient te worden opgemerkt, dat alle Haagse prominenten met uitzondering van Romme, en later ook Luns, navorser Gase ontvingen en dikwijls geen oninteressante mededelingen deden, al gebeurde dit steeds - en werd dit schriftelijk van te voren vastgelegd - in het grootst mogelijke geheim en vertrouwen. Toen sommige heren door kregen, dat Gase contacten met mij onderhield, ook over zijn gevoerde besprekingen, bekoelden sommigen van hen terwijl anderen, zoals Beel, hem onder druk zetten. Beel zei geen middel onbeproefd te zullen laten mededelingen die zouden uitlekken tegen te spreken of ongedaan te maken. Ook vriendin Liesbeth de Vries zette de jongeman onder druk om onder geen beding te bevorderen, dat waar hij zijn woord aan de heren had gegeven, via dit boek, confidenties aan hem gedaan, zouden uitlekken. De arme Gase zwabberde tussen overmoedige buien, waarin hij mij toestemming gaf in oktober alles te publiceren, omdat ook hij het een schandaal vond, dat dergelijke belangrijke zaken altijd achter de coulissen en onder strikte geheimhouding werden behandeld, tot weemoedige stemmingen van enig angst en beven, dat hij mogelijk door De Quay of Beel een proces aan de broek zou krijgen. Van de vele pagina's notities en confidenties die Gase in recordtempo verzamelde, heb ik slechts zéer enkele belangrijke opmerkingen in dit manuscript hier en daar verwerkt. Eén stuk, de inhoud van de brief van professor De Quay van 4 juli 1973 was gewoon te belangrijk om als verantwoordelijke journalist aan het pueriele kiekeboespelletje van een oud-premier van enige standing mee te doen. Wanneer de heer De Quay onomwonden stelt, dat Van Roijen hem meldde, dat er geen Amerikaanse steun te verwachten was, en Luns iedere keer, na later zou blijken, loog als hij uit de Verenigde Staten terugkwam, dat er wel steun inzake Nieuw-Guinea van Washington te verwachten was, dan heeft men hier zwartop-wit het conflict, dat ik sedert jaren probeer aan te tonen voor zich liggen. Het is toch een goedkoop schandaal dat ook een prestigieuze figuur als Beel zich blijft verschuilen achter strikte vertrouwelijkheid, terwijl niemand, letterlijk geen enkele volksvertegenwoordiger nog op de idee is gekomen hem bij zijn leven te ondervragen over zijn rol in het voormalige Indië. Op 19 december 1948 trok het Nederlandse leger bij de tweede politionele actie tegen de Republiek van Sukarno van leer. Wie gaf die order? De voormalige luitenant-generaal Van Mook noemde het ‘gekkenwerk’ en verdacht Beel ervan de oorlog op eigen houtje te zijn begonnen. Beel en generaal Spoor werkten nauw samen. Was Beel inderdaad onder invloed geraakt van de militairen? Waarom verklaarde Beel tegenover mij met opgezette borst, dat hij als trotse vaderlander, H.M. de Koningin de tweede politionele actie had aanbevolen, ‘om de Indonesiërs discipline bij te brengen!’ Hij kletst vandaag aan de dag nog, dat er maar een paar honderd militairen bij de actie waren gesneuveld, waar anders, als gevolg van Indonesisch terrorisme, duizenden doden zouden zijn gevallen. Beel vergeet, dat wanneer de Verenigde | |
[pagina 580]
| |
Naties dit waanzinnige avontuur niet voor een tweede maal hadden stopgezet, ons land in het alang-alang van een Vietnamese lijdensweg terecht zou zijn gekomen. De gevolgen van een dergelijke ramp zouden nauwelijks te overzien zijn geweest. Een Nederlandse ambassadeur (Van Vredenburgh?) noemde Beel's besluit ‘waanzin’. David Anderson berichtte die dagen in 1948 in de New York Times, dat Beel verantwoordelijk was geweest voor het gekozen moment van de tweede oorlog tegen Indonesië. Ook zou op bevel van Beel verhinderd zijn dat neutrale militaire waarnemers naar het strijdtoneel mochten vertrekken. En misschien de minst te vergeven idioterie, namelijk dat Sukarno, Hatta en andere Republikeinse leiders opnieuw gevangen werden genomen en naar afgelegen plaatsen verbannen, scheen al evenzeer een ‘vondst’ van Beel te zijn geweest, onder verantwoordelijkheid van Drees uitgevoerd. Wanneer mr. J.J. Vis ons dan in de nrcGa naar eindnoot1. er aan herinnert, dat Beel in 1972 ‘het machtige, invloedrijke vice-presidentschap van de Raad van State graag aan een jongere figuur overlaat,’ vraag ik voor de zoveelste keer, hoe heeft Beel al die jaren ongecontroleerd door de Haagse ritselaars in die deftige stoel met zijn op fiasco's gefundeerde kale kak kunnen zitten? ‘Met Beel zal waarschijnlijk ook een bepaalde mentaliteit verdwijnen,’ meldde Vis. ‘Misschien kun je zeggen, dat met Beel de laatste echte regent uit het landsbestuur heengaat - en dat is niet onaardig bedoeld.’ Voor mij heeft het koninkrijk een man als Beel altijd al kunnen missen als kiespijn, en dat is wél onaardig bedoeld. Beel, aldus Vis, was ‘ernstig en gesloten, minzaam en vooral hoog boven het volk.’ De ene keer dat ik de man ontmoette was hij niets van dat alles. Hij was misplaatst uit de hoogte, koel, berekenend, trots op zijn blunders in Indonesië, kortom een man die zich geïdentificeerd had met zijn misselijke rol in onze vaderlandse geschiedenis. Het ware te hopen dat met Beel ook het soort kletskoek journalisten als Vis uit de Hollandse ether zal verdwijnen, als denk vervuilende exponenten van een hoogst schadelijk vertragingsproces. Hoe werkt zo'n afscheidstirade over Beel? Krijgt Vis dan van hoofdredacteur Spoor of de heren Soetenhorst of Woltz opdracht een lief verhaaltje over de man te schrijven? Want het slaat werkelijk op niets wat ten afscheid over Beel in de nrc stond. Het zal mij een zorg zijn, wie de grootste rotzakken in de periode 1945-1962 zijn geweest bij het drama van Indië. Ik heb zelf het punt bereikt, dat ik er genoeg van heb door De Telegraaf en een aantal van deze heren te worden gekoeioneerd en voor landverrader uitgemaakt, terwijl zij zelf van A tot Z doorgelicht hadden behoren te worden, waarna zij beslist minder gelegenheid zouden hebben gekregen aan onze nationale weg te blijven timmeren dan nu het geval is geweest. Daarbij gaat het mij er absoluut niet om gelijk te krijgen. Dat heb ik al drie dubbel en dwars gehad. Ook voer ik tegen niemand een vendetta, zelfs niet tegen Luns. Ik geloof, dat het belangrijk is wanneer de feiten en de waarheid over deze zaken aan het licht zullen komen. Zij, die ons volgen kunnen bij een opening van zaken nu, him lering trekken en hun voordeel met de gemaakte fouten uit het verleden doen. Dat de Haagse topclub zich zelfs in mei en juni 1973 serieuze zor- | |
[pagina 581]
| |
gen over aan het daglicht komen van de waarheid maakte, bleek uit de gehaaste telefoongesprekken over en weer na ieder bezoek of iedere brief van Ronald A. Gase. De slimme regelaars bleven hun uiterste best doen om de fabeltjes zoveel mogelijk te synchroniseren. Gase zal zelf moeten beslissen wat hij over zijn ervaringen in Het gat van Nederland aan de media kwijt wil. Of misschien, kwijt durft. Zelf walg ik van de vertoning. In deze tijd zou het volk er voor moeten waken, de leiders te hebben die het verdient. Voor mij is de burger van Nederland daarvoor een te belangrijk en te waardevol mens om zijn lot door klootzakken te laten bepalen. Wie een zaal met jonge mensen inkijkt schaamt zich voor de toestand waarin wij de nationale zaak in de huidige toestand zouden moeten overhevelen. Wat een erfenis! Een failliete boedel van valse helden, valse reputaties, onware fabeltjes, onverdiende grootkruisen of onverdiende hoge posten, een gigantisch theater van verlakkerij en laag bij de gronds bedrog. Het kan niet anders, dan dat er geleidelijk aan meer en meer mensen zich deze onverkwikkelijke toestand bewust zullen worden met als resultaat, dat men meer en meer naar links of uiterst links zal zwaaien om nolens volens de behoudende, geprivilegieerde topkliek vroeg of laat efficiënt de nek om te draaien. Dit zal de route voor de toekomst zijn. Een culturele revolutie van sociale en geschiedkundige waarheden. |
|