Den Haag - 17 mei 1972
Het kamerlid Nederhorst (pvda) deed tijdens het navo-debat in de Eerste Kamer een felle aanval op Luns, die ‘geen spoor van begrip scheen op te brengen voor de positie van een land als Griekenland in de navo.’
Nederhorst illustreerde zijn kritiek met citaten uit het officiële voorlichtingsblad van de navo. Daarin werd een terugblik geworpen op de toetreding van Griekenland in 1952. Met geen woord werd melding gemaakt van het optreden van het kolonelsregime. De mentaliteit die uit dit soort voorlichting blijkt, vormt de ondermijnende kracht van dit bondgenootschap, zo zei hij.
Nederhorst stelde verder dat de geloofwaardigheid van de navo ernstige schade leed, omdat er regeringen in waren opgenomen die in strijd handelden met elementaire democratische vrijheden. Hij diende een motie in waarin de regering werd gevraagd de kwesties Griekenland en Portugal in de navo-Raad duidelijk aan de orde te stellen. Schmelzer ontraadde die motie natuurlijk. Daarmee raakte Schmelzer in het vaarwater van geachte afgevaardigde Van Riel, die juist vond dat Luns ‘moedig en realistisch’ sprak.
‘Voordat de regering dingen gaat afkeuren, moet zij wat dieper nadenken,’ zo zei de vvd-senator, eraan toevoegend dat ‘dit soort moraliseren ongeloofwaardig is.’
Over Portugal en Griekenland maakte senator Van Riel zich niet zoveel zorgen. ‘Over Denemarken en Noorwegen maak ik me heel wat ongeruster. Noorwegen heeft geweigerd atoombommen op te slaan. Wel in de navo, maar weigeren er iets voor te doen,’ achtte hij heel wat afkeurenswaardiger, aldus de politieke logica van deze moderne denker van liberalen huize.
Rienk H. Kramer heeft over deze hang-ups bij de bewindsman in het weekblad Panorama zijn licht doen schijnen. Hij schreef, ‘wat voor Luns het protesteren tegen de Griekse en Portugese opvattingen over democratie en menselijke vrijheden moeilijker maakte, zijn