Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 19 januari 1972 (1)Met de nos had ik naar aanleiding van mijn Club van Rome-activiteiten een contract getekend om in de Sowjet-Unie enkele films te gaan maken over milieuproblemen. Zodoende had ik de laatste maanden van 1971 voor het eerst contacten met de Sowjet-ambassade in Den Haag. Omdat daar een nieuwe culturele attaché was aangekomen, Wladimir Kouznetsov, had ik voorgesteld hem bij mij thuis in contact te brengen met enige collega's. Aanvankelijk was de avond vastgesteld op 14 januari, dus vóor ik de Luns-affaire bij de procureur-generaal zou voorbrengen. Maar de ambassade vroeg uitstel, omdat die avond samenviel met een ondertekening van een plan voor culturele uitwisseling voor het jaar 1972 tussen de verenigingen ussR-Nederland en Nederland-ussr in het Vondelpark-paviljoen om 20.00 uur. Ik verzette de avond dus naar 19 januari, en ontmoette wat moeilijkheden omdat bepaalde collega's - bijvoorbeeld in televisiekringen - vrijdag wel en dinsdag niet beschikbaar waren. Collega H.J.A. Hofland was beide avonden vrij om te komen. Hij was toen nog geen televisie resencent. De eerste gasten arriveerden tegen acht uur, waaronder de Sowjet-diplomaten Wladimir N. Kouznetsov, eerste secretaris N.N. Izwekov en persattaché Wladimir Opalev. Op dat moment telefoneerde Hofland, of hij een lifter mee mocht nemen, die vanuit Den Haag zou zijn meegereden.Ga naar eindnoot1. Ik zei hem, dat dit een ongeschikt verzoek was, vanwege het semi-officiële karakter van de bijeenkomst, waarop hij zijn verhaal wijzigde en zei, dat zijn onbekende gast een ‘goede vriend’ van hem was. Het zal de lezer duidelijk zijn, dat ik Hofland kende sedert de eerste da- | |
[pagina 518]
| |
gen van Nijenrode (in 1946) en dus niet verwachtte door hem in een hoogst penibele situatie gebracht te zullen worden. Tegen 20.30 uur arriveerde Hofland met een vrouw en een vriend: Marianne en Peter. Ik besteedde er nauwelijks aandacht aan en vervolgde mijn plichten als gastheer van de avond. Na ongeveer éen uur kwam collega Rob Kopuit mij in de keuken vragen of ik wist dat er een Telegraaf-man in mijn huis was. Ik vroeg: ‘Wie?’ Kopuit: ‘Ik ken ook zijn naam niet, maar ik weet dat hij fotograaf is bij De Telegraaf.’ Dit soort situaties los ik snel op. Ik ging naar mijn werkkamer en vroeg wie Peter was. ‘Ik ben Peter Zonneveld van De Telegraaf.’ ‘Wil je foto's maken?’ ‘Ja, als je er geen bezwaar tegen heb.’ ‘Geen kwestie van,’ zei ik in het Engels, zodat het ook voor de Russen verstaanbaar was, ‘er worden onder geen beding foto's gemaakt.’ Kopuit zegde toe, evenals Milo Anstadt, vara-regisseur, om bij mijn frequente afwezigheid uit de kamer, een oogje in het zeil te zullen houden. Niemand heeft opgemerkt, dat Zonneveld toch foto's nam. Ik heb inderdaad kort over de op dat moment in de publiciteit staande Luns-affaire gesproken, maar de Russen gaven noch enig commentaar, noch gingen zij überhaupt op de kwestie in, zodat Hofland diezelfde dag nog op pagina éen van de nrc-HandelsbladGa naar eindnoot2. kon melden, dat hij bij de bijeenkomst met de Russen in mijn huis aanwezig was geweest en dat ‘niet gesproken was over het conflict Luns-Oltmans.’ Tegen 21.45 uur kwam Henk Hofland naar mij toe en zei, dat Peter Zonneveld een beetje ziek was geworden en eigenlijk naar huis wilde. Of ik daar geen bezwaar tegen had. Ik was blij dat Hofland en zijn vrienden vertrokken, want Hofland had de Sowjets zitten provoceren over schrijvers in Russische gevangenissen, à la meneer K. van het Reve. Ik had er geen behoefte aan de stemming van de avond vruchteloos te laten beïnvloeden. Nauwelijks was Hofland vertrokken of Kopuit maakte de opmerking: ‘Nu kunnen zij nog de krant van morgen halen.’ Ik was stomverbaasd. Zou men mij in mijn eigen huis hebben bespioneerd in verband met mijn aanval op Luns in een gemeen en obscuur, bij De Telegraaf betekent dat een scharlakenrood, licht te kunnen stellen? Had Hofland zich tot die praktijken geleend? Ik telefoneerde onmiddellijk met André Spoor, Hofland's mede-hoofdredacteur bij de nrc-Handelsblad-combinatie. Ook Spoor achtte Hofland tot een dergelijke streek niet in staat. Ik was weer gerustgesteld. Tegen middernacht belde Hofland zelf, enigszins aangeschoten, uit de Kring, een sociëteit voor tegendraadse denkers, literatoren en artiesten in Amsterdam en zei: ‘Maak je nergens zorgen om. Ik heb Zonneveld onder druk gezet. Er komt geen letter in De Telegraaf.’ |
|