Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 18 januari 1972Mijn klacht bij Langemeyer werd maandag 17 januari aan de pers vrijgegeven. Vandaag meldde De Telegraaf: aanklacht tegen luns wordt niet serieus genomen. ‘Volgens de Rijksvoorlichtingsdienst zou de regering niet van plan zijn aan het verzoek van de Amsterdamse freelance journalist Willem L. Oltmans te voldoen.’ Volgens De Telegraaf was de reactie van Luns geweest: ‘Gezien de persoonlijkheid van de heer Oltmans wil ik geen commentaar geven.’ Het dagblad Trouw schreef echter: ‘Een aantal leden van de oppositie in de Tweede Kamer breekt zich op het ogenblik het hoofd over de procedure, die zal moeten worden gevolgd om de aanklacht van de Amsterdamse journalist Willem L. Oltmans van de grond te krijgen.’Ga naar eindnoot1. Allicht, voor waarheidsvervalsers als De Telegraaf en Luns was zelfs het opperen van een gerechtelijk onderzoek naar de feiten anathema. Trouw vermeldde, ook enkele personen die ik in mijn klacht bij de heer Langemeyer had genoemd, als getuigen die mijns inziens absoluut dienden te worden gehoord. Hieronder waren ook de heren Drees en Van Roijen. Drees antwoordde aan De Telegraaf: ‘Ik kan mij moeilijk voorstellen dat Oltmans van mij een getuigenis verwacht. Bij geen van beide conferenties ben ik aanwezig geweest en ik kan er geen oordeel over geven.’Ga naar eindnoot2. Drees scheen gemakshalve vergeten, dat hij minister-president was tijdens de Geneefse Conferentie van 1955-1956 en hij er door Luns voortdurend werd bijgesleept, ook tijdens televisiegesprekken wanneer het over het verloop van die conferentie ging. Maar iemand die zich bij Luns op zo grove wijze bij de neus heeft laten nemen wringt zich uiteraard in alle mogelijke bochten om een nader onderzoek naar die affaire te helpen voorkomen. Trouw publiceerde een hoofdartikel, historici gevraagd, waarin het blad het een logische zaak noemde om een rijkscommissie voor vaderlandse geschiedenis de zaak van Genève voor eens en voor al te laten uitzoeken.Ga naar eindnoot3. Vrij Nederland stelde het aldus: ‘Waarom dient Oltmans een aanklacht in en stelt hij geen vragen? Omdat belangrijke sleutelpersonen, als dr. Van Roijen en Drees senior en andere hoge ambtenaren die betrokken waren bij de Geneefse en Washingtonse affaires eenvoudig geweigerd hebben in het openbaar hun meningen en kennis van zaken te spuien... Daarom zwijgt iedereen en daarom is Oltmans terecht verontwaardigd... En degenen die het kunnen weten, omdat zij erbij betrokken waren, spreken veel binnenskamers maar weinig tot het volk. Een democratisch denkend mens kan daar kwaad om worden.’Ga naar eindnoot4. Onthullend voor de betrouwbaarheid van diens oordeel was de reactie van senator Van Riel (vvd) op de koffertjes-affaire. | |
[pagina 516]
| |
‘Waarom geloven mensen op hoge posten en met zoveel levenservaring als Biesheuvel en Schmelzer direct wat hun aan kwade geruchten over een vroegere collega en een vooraanstaand Nederlander ter ore komt?’ zo vroeg Van Riel zich af. Wel, heer Van Riel, misschien waren Biesheuvel en Schmelzer overtuigd, ook vóor de paperassen in de residentie des ministers werden gevonden, dat Luns vroeg of laat ontmanteld en ontluisterd zou worden, en dat wellicht hier de gelegenheid geboden was om voor eens en voor altijd klaarheid in duistere zaken te scheppen! Van Riel wilde natuurlijk weten of ‘kletsmeierige ambtenaren’ disciplinair zouden worden aangepakt. Hij vervolgde, dat als er inderdaad met inschakeling van de procureur-generaal bij de Hoge Raad gedreigd zou zijn, ‘dit niet minder dan zot zou zijn geweest.’ ‘Deze kan onder bepaalde omstandigheden geroepen worden ambtsmisdrijven te vervolgen, zoals hoogverraad, valsheid in officiële stukken enzovoorts. Maar “normale” misdrijven als belastingontduiking horen bij de officier van justitie thuis. Bovendien, voordat men een dergelijk dreigement tegen een ex-collega uitspreekt moet men de stukken en omstandigheden heel precies kennen,’ aldus mr. Van Riel. Ook vond Van Riel, ‘dat als de naam van de procureur-generaal is gebruikt, diepgaand uit de doeken moet worden gedaan op welke grond Biesheuvel en Schmelzer zich daartoe gerechtigd achtten.’ Daarnaast wierp hij de vraag op, hoe de indruk kon worden gewekt, dat beide bewindslieden zo weinig menselijke egards in acht hebben genomen. Het is alsof zij weinig op de hoogte lijken van de ‘omvangsvormen die gelden in het milieu waarin beiden thans verkeren.’ Want volgens de liberale senator gaat men in dergelijke verhoudingen met een vervelende boodschap naar iemand toe of stuurt men een wellevend briefje. Hij vindt een uitvoerig gedetailleerd en chronologisch verslag aan het parlement, met afschriften van brieven, gespreksnotities en tijdstippen van (telefonische) besprekingen noodzakelijk. Uit deze hele zaak is, aldus mr. Van Riel, een aantal lessen te trekken: belangrijke stukken, zo als correspondentie met leden van het Koninklijk Huis, moeten meteen na een aftreden in het Algemeen Rijksarchief worden gedeponeerd; Biesheuvel en Schmelzer dienen meer rekening te houden met de ‘lust tot gewichtigdoenerij, kwaadsprekerij en overdrijving’ en Luns zelf tenslotte zal z.i. rekening moeten houden met ‘vijandigheid, valsheid en domheid.’ Een onthullende zaak, vvd'er Van Riels' reactie op de koffertjes-affaire. Zijn partijgenoot Berkhouwer stelde schriftelijke vragen in de Tweede Kamer, waarin opening van zaken werd verzocht. Uiteraard verdween de zaak, met koffertjes en al in de Lunsiaanse doofpot. Intussen meende ook Hans Wiegel (vvd) dat de snuffelaars in Luns' papieren er niet met een berisping af zouden mogen komen maar dienden te worden gestraft. ‘Nu Luns uit Nederland weg is,’ aldus Wiegel op een partijvergadering in Rotterdam, ‘schijnt tegen hem kritiek los te komen, die op een hetze lijkt.’ Wiegel's wens om huisschilders, stukadoors en enkele lagere ambtenaren te straffen lag in de lijn der verwachtingen. | |
[pagina 517]
| |
Liever dát dan navo-potentaat Luns met zijn papierwinkel voor een commissie van onderzoek laten verschijnen om hem te laten aantonen, dat hij koningin en vaderland niet zou hebben geflest! Bovendien nodigde ik Luns telegrafisch tot een debat in Den Haag uit, desnoods ‘live’ op televisie. Toen de wachtende pers hem vroeg of hij de uitdaging aannam, antwoordde de minister op Schiphol: ‘Ik verspil mijn tijd niet aan zo'n belangrijke zaak als de agitatie van ene meneer Oltmans. Mijn secretaresse in Brussel zal zijn telegrafische uitnodiging wel naar de prullebak hebben verwezen. Die heeft me niet bereikt.’ Verder: ‘Bij Oltmans’ agitatie zitten zekere politieke kantjes, maar verder wil ik mij niet aan speculaties wagen. Wie de persoon van Oltmans en zijn achtergrond kent, weet dat ieder woord aan hem gewijd, eigenlijk pure tijdverspilling is.’Ga naar eindnoot5. |
|