Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - 14 januari 1972Rond het privé-archief van mr. Luns ontstond in de residentie enige deining omdat rijksambtenaren bij het ontruimen van de voormalige ambtswoning van de minister van Buitenlandse Zaken1 documenten en stukken uit het privé-archief van deze meneer hadden gevonden en gelezen. De meest wilde geruchten deden hieromtrent de ronde. De zaak had in september-oktober 1971 gespeeld. Zij werd door premier Biesheuvel en minister Schmelzer van zodanig belang geacht, dat zij er secretaris-generaal Luns uit Brussel voor over hadden laten komen om te overleggen wat er moest gebeuren. Een kamer van de voormalige ambtswoning was toen voor Luns' privé-archief beschikbaar gesteld. ‘Personeel van de Rijksgebouwendienst, dat onderhoudswerk aan de ambtswoning verrichtte, stuitte in september op de afgesloten kamer. Toen deze eenmaal was geopend, hebben schilders en timmerlieden die het onderhoudswerk uitvoerden, in hun lunchpauze een aantal dagen achtereen, onbevoegd de correspondentie van Luns doorgelezen, zo wordt in ambtelijke kringen gezegd. Zij stuitten daar onder andere op brieven van Luns aan het Koninklijk Huis, op correspondentie over een al geruime tijd geleden geopende bankrekening in New York en op brieven gericht aan een in Portugal vertoevende vriend van mr. Luns, de diplomaat mr. Diderik van Thiel Coovels, sous-chef directie kabinet en protocol van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De laatste geadresseerde werd aanvankelijk verward met de Tweede-Kamervoorzitter Van Thiel, waardoor de vriendschappelijke inhoud verbazing wekte. Op de bankrekening in New York stond een bedrag van enkele duizenden dollars. Omdat kort na de vondst van de - zakelijke en privé - correspondentie van Luns geruchten ontstonden, heeft minister Schmelzer overleg gepleegd met minister-president Biesheuvel. Volgens de officiële verklaring van Schmelzer heeft hij, samen met de premier, oud-minister Luns eind oktober vorig jaar uitgenodigd voor een gesprek over zijn archief. Een week later, dus begin november, werd het gesprek gevoerd over de manier waarop het archief kon worden “veiliggesteld”, en over de manier waarop de “ongefundeerd” genoemde geruchten de kop konden worden ingedrukt. Over de bankrekening deed bijvoorbeeld de vraag de ronde of die wellicht buiten de belasting om tot stand zou zijn gekomen. Tijdens het gesprek begin november bleek dat Luns vanwege zijn internationale bezigheden, die veel bezoeken aan New York vereisten, daar een bankrekening had geopend. Hij deed dat na overleg met | |
[pagina 507]
| |
de belastingdienst en met advies van de toenmalige staatssecretaris van Financiën Grapperhaus. Naar het oordeel van mr. Luns bevatten zijn brieven aan het koninklijke huis “beslist geen kabinetsgeheimen”. De ambtelijke correspondentie van mr. Luns is nu opgeslagen in een kluis van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn persoonlijke brieven heeft Luns meegenomen naar zijn nieuwe huis in Brussel. In politieke kringen wordt gezegd dat premier Biesheuvel nog heeft gedreigd de procureur-generaal bij de Hoge Raad (belast met de vervolging van ministers en Kamerleden bij eventuele ambtsmisdrijven) in de arm te nemen, wanneer mr. Luns zou weigeren naar Nederland te komen om een toelichting te geven op zijn gevonden archief. Woordvoerders van de Rijksvoorlichtingsdienst en van het ministerie van Buitenlandse Zaken, ontkennen dat echter ten stelligste. Het gesprek tussen mr. Luns, premier Biesheuvel en minister Schmelzer werd gevoerd tijdens een verblijf in Den Haag dat Luns al tevoren op zijn programma had. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, waartoe ook de Rijksgebouwendienst behoort, ontkent met klem dat de onbevoegden die de correspondentie van oud-minister Luns hebben ingezien tot het personeel van de Rijksgebouwendienst behoren. “Een onderzoek in die richting heeft gisteren aangetoond dat onze ambtenaren geen enkel feit hebben gepleegd dat grond geeft aan deze gedachte. Wat er is gebeurd met de archiefstukken bij overbrenging naar het ministerie van Buitenlandse Zaken onttrekt zich volledig aan de activiteiten van de Rijksgebouwendienst,” zo deelde de heer W. Dam van de afdeling voorlichting mee.’ Tot zover een reportage in het Algemeen Dagblad van 14 januari 1972. Schmelzer, de opvolger van Luns, liet een verklaring uitgeven.Ga naar eindnoot2. ‘Enige maanden geleden is de minister van Buitenlandse Zaken gebleken, dat onbevoegden inzage hadden genomen in het privé-archief van mr. Luns met als gevolg enige volstrekt ongefundeerde geruchten. De minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken hebben daarop mr. Luns eind oktober uitgenodigd voor een gesprek om hem over een en ander in te lichten en met hem te overleggen over de veiligstelling van zijn archief en over de wijze waarop deze ongefundeerde geruchten de kop konden worden ingedrukt. Dit gesprek had omstreeks een week later plaats.’ Volgens Haagse ingewijden moest Luns bij de confrontatie met Biesheuvel en Schmelzer razend zijn geweest. Joseph is bij zulke zaken zeker niet voor de poes. Hij zou in staat geweest zijn, een x aantal tegenklachten jegens beboterde hoofden van zijn aanklagers bij de Hoge Raad te deponeren. Men eindigde dus in schaakmat. Iedereen ging weer naar huis en aan het werk. Tot de heer Luns of diens aanhang, de bvd?, de tijd gekomen achtte de zaak langs bevriende kanalenGa naar eindnoot3. naar De Telegraaf te laten uitlekken. Toen brak een politiek pandemonium uit. | |
[pagina 508]
| |
Volgens het dagblad Trouw behoefde Luns niet al te verrast te zijn geweest over het raadplegen door onbevoegden van zijn persoonlijke archief, want in zijn memoires waarschuwde hij al: ‘Er is voorts ook nog het feit, dat de publieke moraal zozeer gezonken is, dat mij enkele malen is gebleken, dat linkse ambtenaren er geen been in zien anti-gouvernementele leden van het parlement in te lichten over vertrouwelijke stukken, in de hoop daardoor kritische vragen aan de bewindsman vanwege het parlement te kunnen ontlokken. Ik heb dan ook verschillende malen vrij belangrijke dingen geheim moeten houden voor het ministerie met uitzondering van enkele hoge ambtenaren.’ Toen Van Roijen dus stelde, dat zijn telegrammen over het nietbestaan van Amerikaanse toezeggingen te hulp te komen op Nieuw-Guinea, ‘door Luns niet aan het kabinet werden doorgegeven’, zou de oud-minister hier tegenover plaatsen, dat hij dit slechts had nagelaten om te voorkomen - en men lette op het etiketje ‘links’ - dat linkse politieke figuren er verraad mee zouden plegen. Indien de heer Luns hierbij bijvoorbeeld het Bilderberg-incident in Stockholm in 1961Ga naar eindnoot4. in gedachten zou hebben, stelt hij in wezen dat de prins op zijn conclaves ‘linkse landverraders’ bijeen zou hebben geroepen. Een andere passage uit Luns' memoires is hier eveneens relevant. Hij vermeldt namelijk een 1 500 geschreven memoranda zowel in de safe van het ministerie als in zijn eigen safe thuis te hebben laten verdwijnen. Hier sluipt een te verwaarlozen onjuistheid in het boek van Luns. Ik heb bij toeval in zijn voormalige villa kunnen constateren dat zich niet alleen in de werkkamer des ministers maar ook in diens slaapkamer een kolossale brandkast bevond, zoals men die in bijkantoren van banken aantreft. Hij had het meervoud, safes, moeten bezigen. Tenzij natuurlijk op de slaapkamer een kluis van twee bij drie inderdaad nodig was geweest om de onafscheidelijke das-parel des ministers, de vele onderscheidingen of de juwelenschat van Lia en Corrie te herbergen. Verder schreef Luns: ‘Na mijn aftreden heb ik mijn privé-dossiers nagekeken. Honderden stukken heb ik vernietigd, niet alleen brieven, maar ook een aantal stukken, die in retrospectie niet belangrijk leken. Alles echter wat ik van belang achtte heb ik bewaard: van mijn eigen memoranda heb ik er nog geen een vernietigd.’Ga naar eindnoot5. Daar heeft het nage- slacht wat aan! Memo's van Luns aan Luns! Hoe is het mogelijk dat zo'n man maar op zijn eigen houtje bepaalde welke stukken voor het vaderland van belang zouden zijn, en de rest - die hem mogelijk in het ongelijk zou kunnen stellen of van geniepige manipulaties beschuldigen - eenvoudigweg verbrandde. Geen wonder dat Schmelzer in een vlaag van gemoedsverbijstering sprak over de ongecontroleerde, oncontroleerbare solist Luns!' Opnieuw dringt zich een parallel met het Amerikaanse Watergateschandaal op. Presidentsadviseur John W. Dean in hevelde bepaalde bezwarende en incriminerende Witte Huis-documenten aan de tijdelijk directeur van de fbi (Federal Bureau of Investigation) L. Patrick Gray iii over, die de stukken mee naar huis nam en in een kast tussen zijn | |
[pagina 509]
| |
overhemden stopte. Later, rond Kerstmis 1972, heeft hij de geheime documenten toen maar verbrand, omdat hij meende dat het Witte Huis dit prefereerde. Art Buchwald, de Amerikaanse humorist, raadpleegde over deze zaak zijn persoonlijke vriend, professor Heinrich Applebaum, die de stoel van rechtsgeleerdheid beheerde aan het Watergate Technische Instituut voor Meineed. Volgens professor Applebaum had Nixon wel degelijk het recht in te breken bij de psychiater van Daniel Elsberg van de Pentagon Papers. De vergissing die Nixon echter beging was, dat hij de inbraak zelf had moeten plegen en niet door ondergeschikten had moeten laten uitvoeren. Was hij zelf bij de psychiater gaan snuffelen, of had hij zelf papieren verbrand of ingebroken in het Watergate Hotel zou dit volmaakt wettig geweest zijn. Volgens jurist Applebaum zou Luns dus ongetwijfeld in zijn rechten worden bevestigd bij het vernietigen en verbranden van papieren, die hij in zijn functie van Minister van Buitenlandse Zaken van het koninkrijk had ontvangen en hem namens het volk waren toevertrouwd. Waarschijnlijk zal Buchwald's imaginaire jurist Applebaum wel de enige expert blijven die Luns bij deze handelingen à la Watergate in het gelijk stelt. De humor terzijde geschoven, zoals prins Bernhard tenslotte tonnen voor zijn Wildlife-fonds bijeengaart, allereerst omdat hij de echtgenoot van het Nederlandse staatshoofd is, zo kon Luns zich collectioneur noemen van 1 500 overtollige staatspapieren bij de gratie van het Nederlandse volk! Voor mij was wat Luns deed, als beroepsuitwisser van sporen, een onrechtmatige daad. Het zou waarschijnlijk vele jaren van studie van geleerde koppen en experts in jurisprudentie vergen om na te vorsen of ik gelijk heb. Ook wanneer men dit precedent van het ongecontroleerde vernietigen van staatspapieren door een minister in functie niet tot overtreding van de wet zou kunnen terugleiden zegt mijn boerenverstand mij, wet of geen wet, dat Luns een onoorbare handeling verrichtte. Hoe wil de jeugd van morgen zich ooit over ‘geschiedkundige waarheden’ oriënteren wanneer de hoofdspelers uit de vaderlandse geschiedenis hun stukken en memoranda ad libitum kunnen verbranden of wegmaken of wanneer er op een zolder eindelijk authentieke stukken gevonden worden, men elkaar over en weer met de procureur-generaal dreigt om de zaak snel de kop in te kunnen drukken. In plaats dat de volksvertegenwoordiging de affaire tot de bodem toe liet uitzoeken, boog men zich maar liever weer over de bezwarende dossiers inzake het piratenschip Veronica. Als de donder maakte vice-premier Nelissen bekend dat het incident rond Luns als gesloten werd beschouwd. Hij gaf Buitenlandse Zaken de schuld van het gesnuffel in de papieren van Luns. Maar Luns stelde zelf juist in zijn memoires dat hij uitsluitend staatsgeheimen met ambtenaren van zijn departement durfde delen uit vrees voor verraad. Waarom ontstond er dan een rel? Nelissen: ‘Alleen ambtenaren van Buitenlandse Zaken (dus van Schmelzer) hadden toegang tot het pand, nadat besloten was de ambtswoning een andere bestemming te | |
[pagina 510]
| |
geven.’ Nelissen werd toen de vraag gesteld, welke ambtenaren binnen waren geweest en wie de papieren van Luns had gelezen. ‘Dan moet je eerst weten welke mensen binnen zijn geweest,’ aldus de vice-premier. De Volkskrant schreef toen: ‘De onbekendheid met deze schuldigen is er waarschijnlijk de oorzaak van, dat men van standjes of vervolging heeft afgezien. De zaak werd ondanks de hoge ernst ervan tot een notoir Haags lachertje. Van geforceerd toegang verschaffen tot de ambtswoning was geen sprake, aldus minister Nelissen, omdat het privé-archief van Luns ‘links en rechts’ door de woning verspreid lag. De oud-minister van Buitenlandse Zaken is meegedeeld dat men niet tot vervolging van de schilders zal overgaan. “De heer Luns heeft zich daarbij neergelegd,” zei de heer Nelissen. Hij legde er de nadruk op, dat mr. Luns schriftelijk heeft laten weten aan premier Biesheuvel en minister Schmelzer van Buitenlandse Zaken, dat zij de kwestie volkomen correct hebben behandeld.’ Zelfs onder elkaar proberen onze Haagse advocaten-makelaars in geschiedkundige onwaarheden zich bij voorbaat te dekken door alles wat los en vast zit op papier vast te laten leggen. O wee, als er later een geschiedvervalser zou opstaan, die tussen de mazen door zou kunnen glippen omdat er niet van tevoren een rechtsgeldige verklaring voor zou zijn opgesteld. Waarmee ik niet het beroep van advocaat as such zou willen discrimineren, zoals Shakespeare en Dickens hebben gedaan. Wel blijft voor mij onbegrijpelijk en een onderzoek waardig, het symptoom, dat de zogenaamde volksvertegenwoordigers, en het zijn er tenslotte een paar honderd, zich deze oneerlijke maskerades van het recht lieten aanleunen, en in de pas meeliepen, toen een man als Nelissen domweg stelde, dat ‘de schuldige ambtenaren niet alleen onbekend maar ook onvindbaar waren.’ Dan moet men de veel verguisde Amerikanen nageven, dat zij tenminste een serieuze poging ondernemen om zelfs de persoonlijke medewerkers van de president onder ede voor een Senaatscommissie te slepen teneinde na te gaan op welke wijze met de belangen van Amerika door de hoogsten in het land werd omgesprongen. Hoe zei J.B. Priestley het ook weer? ‘Wij zouden ons jegens het vaderland moeten gedragen zoals vrouwen tegenover de man die zij liefhebben doen. Een liefhebbende echtgenote doet alles voor haar man, behalve dat zij zou ophouden hem te bekritiseren en voortdurend te blijven proberen hem te verbeteren. Dat is de juiste houding van iedere burger. Wij zouden met eenzelfde liefhebbende maar scherpe blik naar ons land moeten kijken. Wij moeten de natie natuurlijk liefhebben, maar tegelijkertijd er op staan ze haar fouten mee te delen.’ Mijns inziens geldt dit voor volksvertegenwoordigers of journalisten in een land op de allereerste plaats. De Telegraaf haastte zich natuurlijk een hoofdartikel den haag op zijn smalst te publiceren, waar men het in sommige opzichten zelfs mee eens zou kunnen zijn. ‘Rijksinstanties blijken zich toegang te hebben verschaft tot een ka- | |
[pagina 511]
| |
mer in de ambtswoning van de minister van Buitenlandse Zaken, waar oud-minister mr. J.M.A.H. Luns bescheiden bewaarde, voor welke bewaring hij zijn opvolger om toestemming had verzocht. Deze bescheiden, waaronder zich ook privé-correspondentie bevond, zijn vervolgens onderzocht, waaruit bleek dat mr. Luns over een bankrekening van overigens vrij beperkte omvang in New York beschikte. Op het vermoeden, dat de oud-minister deze rekening zonder toestemming van deviezenautoriteiten of buiten medeweten van de fiscus had geopend, werd hij op een zondag telefonisch ontboden door minister-president mr. B.W. Biesheuvel. Bij het daaropvolgende gesprek op maandag met premier en minister van Buitenlandse Zaken drs. W.K.N. Schmelzer, kon de oud-minister de beschuldiging volledig ontzenuwen. Het lijkt een verhaal uit een onderontwikkeld land met corrupte, elkaar naar het (politieke) leven staande ministers, maar het heeft zich in Nederland, in politiek Den Haag afgespeeld. Er rijzen vele vragen. Wie heeft opdracht gegeven een afgesloten kamer open te breken en de daar aanwezige privé- en andere bescheiden van oud-minister Luns te onderzoeken? Oud-minister Luns blijkt reeds door een advocaat te hebben laten onderzoeken in hoeverre er sprake is van huisvredebreuk, smaad of belediging, maar zal er wel van hebben afgezien een klacht in te dienen, hetgeen echter aan de ernst van de gepleegde feiten niets afdoet. En welke verantwoordelijke minister heeft voor dit gesnuffel in andermans papieren opdracht gegeven? Of genieten ambtenaren een zodanige vrijheid, dat zij deze daden zonder ministeriële toestemming kunnen verrichten? Ook achter het optreden van premier Biesheuvel en minister Schmelzer, die een oud-collega op een zondag telefonisch naar Nederland hebben ontboden, kunnen tal van vraagtekens worden geplaatst. Een dergelijke ontbieding suggereert, dat het vermoeden van onregelmatigheden werd gekoesterd en gaat zelfs zeer ruime perken te buiten. Zelfs indien de ministers onkundig zouden zijn geweest van de voorgeschiedenis, hetgeen zou inhouden dat er in Den Haag onaanvaardbare toestanden heersen, dan nog was het correct en noodzakelijk geweest, bij de huidige NAVo-secretaris in Brussel inlichtingen te vragen. Het mag als bekend worden verondersteld, dat mr. Luns gedurende zijn langdurig ministerschap op niet al te goede voet met de partijpolitiek leefde. Maar tijdens zijn bewind kon men er, ondanks vele pogingen, niet in slagen de oud-minister op een zijspoor te rangeren. Het begint erop te lijken, dat partijpolitieke ambtenaren en/of politici hun nederlagen maar moeilijk kunnen verkroppen en thans van de afwezigheid van oud-minister Luns gebruik trachten te maken om wraak te nemen. Het laatste woord over dit gedoe zal nog wel niet zijn gesproken.’ Had De Telegraaf de journalistieke standing van een New York Times gehad, dan zou zij, zoals de Times in de affaires van de Pentagon papieren en het Watergate schandaal ook daadwerkelijk heeft gedaan, in haar editorials de onvermijdelijke aanbeveling hebben doen | |
[pagina 512]
| |
luiden - zoals De Volkskrant dus deed - dat de burger van Nederland er recht op had, dat de zaak van de koffertjes van Luns tot op de draad zou worden uitgezocht. Inbegrepen waar de bedoelde 30 000 gulden van Luns op diens rekening in Amerika vandaan kwamen. Maar zover zijn wij in het goede vaderland nog niet. Men mag aannemen, dat drs. Schmelzer, als superieur van de ambtenaren-‘inbrekers’ de gevonden documenten op zijn minst heeft gezien en bestudeerd. In zijn beruchte memoires door Robbert Ammerlaan opgetekend vind men gemakshalve over de hele affaire geen letter terug. Walgelijk! De boys van de regering onder elkaar! |
|