Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdHilversum - 22 augustus 1971 (2)In een vijfkoloms kop publiceerde De Telegraaf het artikel: dr. roem ontkent bewering van luns. Frank de Jong, die voor het staatsbezoek van de Koningin toch in Indonesië was toonde zich andermaal een behendig en plooibaar journalist door onmiddellijk ‘de eminence grise’ van de Indonesische politiek, die in 1955-1956 namens zijn land had deelgenomen aan de palavers in Genève, om een reactie te vragen. Roem, aldus De Telegraaf, ontkende met grote nadruk, dat Genève op last van wijlen president Sukarno was mislukt, zoals Luns had beweerd. ‘Hoe komt Luns aan die kletspraat?’ was de verbaasde reactie van dr. Roem, een krasse, gepensioneerde zestiger, op bewering van mr. Luns, dat deze op de Geneefse conferentie zijn Indonesische tegenspelers in alles zou hebben toegegeven met inbegrip van hun wensen omtrent de overdracht van West-Irian aan de Indonesische Republiek. ‘Dat is absoluut niet waar. Wij wilden in Genève komen spreken over de overdracht van West-Irian. Dat was de hoofdmoot van de onderhandelingen; dat wist Luns tevoren. Hij wist heel goed dat het ging om de voorwaarden van overdracht van bestuur en binnen welk aantal jaren die overdracht moest plaatsvinden. Wij van onze kant hebben absoluut alles gedaan om de conferentie van Genève niet helemaal te laten mislukken. Maar we hebben ons hoofd gestoten aan de halsstarrige houding van Luns. Voordat het gesprek nog goed en wel begonnen was, zei hij ons: “De soevereiniteit van West-Irian staat boven alle discussie, daar | |
[pagina 468]
| |
wil ik niet over onderhandelen.” Dan ben je natuurlijk al gauw uitgepraat. Toen de conferentie dan ook na een dikke week was mislukt, besloot Indonesië de unie met Nederland te verbreken en werden de Nederlandse bezittingen in ons land twee jaar later genationaliseerd,’ aldus Roem in De Telegraaf. Vrijwel meteen kwam Luns' voornaamste partner in het komplot van verlakkerij, Romme, hem te hulp en verklaarde tegenover de parlementaire redactie van De Telegraaf, dat het ‘volstrekte onzin’ was dat Luns de zondebok zou moeten zijn. ‘Het verwondert me niets, dat het gegaan is zoals mr. Luns het geschetst heeft. Het ligt niet in zijn lijn om politiek halsstarrig te zijn. Dat is hij nooit geweest en hij is niet veranderd,’ aldus Romme. Prof. Romme geeft toe dat het parlement niet de precieze toedracht in Genève wist, ‘maar een aantal mensen was toch wel op de hoogte.’ Ook Willem Drees senior vertelde de telegraaf vlug dat Luns gelijk had en het blad drukte meteen een hoofdartikel af dat besloot met: Op het ogenblik is echter de vraag actueel of, nu deze legende is ontzenuwd (nota bene was niets ontzenuwd: de ellende moest nog beginnen) alle voornamelijk linkse critici van minister Luns in Nederland bereid zijn hun oordeel over zijn beleid in het openbaar te herzien. Telegraaf-kletskousen! Wordt op uw krant nu werkelijk geloofd dat men ‘links’ of ‘rechts’ moet zijn om te willen weten of Luns een telegram van Sukarno, dat hij liet onderscheppen, kan overleggen of niet? Zijn er werkelijk nog altijd mensen in dit land, die met De Telegraaf meegaan om de feiten en de waarheid over het geschiedkundige verleden bij de ondergang van onze vaderlandse belangen in Azië te willen weten aan ‘linkse’ of ‘rechtse’ politieke belangstelling willen ophangen? De commissie van de Amerikaanse Senaat die het gelieg en gedraai van Nixon en de zijnen namens het Congres uitzoekt bestond uit drie democratische en drie republikeinse senatoren. Niemand, letterlijk niemand, die in de V.S. nog bij zijn hoofd was, heeft dit onderzoek durven associëren met ‘linkse’ democraten en ‘rechtse’ republikeinen. De voorzitter van de commissie, senator Sam Ervin was in feite een zuidelijke, eerder ‘rechtse’ democraat. De Telegraaf blijft met haar rode en blauwe etiketjes plakken, éen der kwaadaardigste vervuilers van onze Nederlandse samenleving, en dateert haar redactionele beleid blijkbaar uit de tijd van vóor het McCarthyisme in de Verenigde Staten, eigenlijk zoals wij in ons geliefde volkslied nog over het eren van aartsvijand Spanje leuteren. Ik telefoneerde met mijn vriend Van Konijnenburg, die al evenzeer met ergernis van de nieuwe verdraaiingen des ministers had kennis genomen. Konijn maakte mij erop attent dat Anak Agung Gde Agung, tijdens de Geneefse conferentie minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië en dus de tegenspeler van Luns, momenteel Suharto's ambassadeur in Oostenrijk was. Het was een voortreffelijke tip. Ik telefoneerde met Anak Agung en hij stemde na enkele dagen in een interview toe. Aangezien de ambassadeur geen vriend van Sukarno was en ik bovendien geen zin had met een envoy van Suharto op televisie | |
[pagina 469]
| |
gezien te worden, stelde ik kro-Brandpunt voor, dat niet ik maar zij de opname zouden maken. Samen met Aad van den Heuvel, Piet Kaart en een geluidstechnicus vlogen wij naar Wenen. Anak Agung was van mening, dat men in 1955 in Den Haag bijzonder goed op de hoogte was van het feit dat de regering-Harahap zeer oprecht met Nederland tot een akkoord wenste te komen inzake Nieuw-Guinea. Anak Agung vervolgde, dat hij nauwelijks als een vriend van Sukarno te boek stond en niet minder dan vijf jaar tijdens diens bewind in afzondering had moeten doorbrengen. Het leek mij overigens een sterke zaak Sukarno tegen Luns door een vijand te laten verdedigen. Anak Agung onderstreepte verder dat hij ten tijde van de Geneefse conferentie, in de winter van 1955-1956, minister van Buitenlandse Zaken was geweest, dat Sukarno nooit een telegram als door Luns verzonnen aan de Indonesische delegatie had gezonden. Hij wees de Brandpunt-ploeg en mijzelf op het feit, dat Sukarno in 1955 nog constitutioneel president was geweest, en niet eens dergelijke instructies zou hebben kúnnen geven, als hij dat gewild zou hebben. Bovendien liet de regering-Harahap zich door de president allerminst de wet voorschrijven. Anak Agung sprak tegenover ons van ‘dat zuigt Luns uit zijn duim’, en, wat die man zegt zijn ‘verzinsels’. Anak Agung was inderdaad in het verleden een beroepsopponent van Bung Karno geweest. Tegen Willem Drees zou hij eens gezegd hebben: ‘Hebt u niet een of andere loslopende luitenant die Sukarno bij ons overhoop kan komen schieten?’ De uitspraak illustreert wel enige mate, waarom Bung Karno Anak Agung en enige van diens kornuiten in quarantaine in een afgelegen villa liet plaatsen, temeer daar tenslotte een vijftal pogingen tot doodslag op de president daadwerkelijk werden uitgevoerd. Misschien had Anak Agung inmiddels wel een loslopende Indonesische korporaal gevonden! Bij de kennismaking op de Indonesische ambassade in Wenen, in aanwezigheid van enkele stafleden, de ambassadeur, en het Brandpunt-team, zette ik uiteen dat ik als aanhanger van Sukarno's Orde Lama (Oude Orde) beter niet in beeld kon komen met een exponent van de Orde Baru (Nieuwe Orde), prins Anak Agung. De gezichten betrokken even, maar Aad van den Heuvel nam met zijn bekende verve de zaken over en leidde een voortreffelijk interview van twintig minuten dat vrijdag 27 augustus, precies vijf dagen na het gezwets van Luns werd uitgezonden. De ambassadeur bleek buiten beeld eens te meer gebelgd over Luns' persoonlijke optreden in Genève, precies in overeenstemming met wat mevrouw Beb Vuyk had gesteld. Hij vertelde ons Brandpunt-team hoe hij op een gegeven moment een Indonesische ontwerp-resolutie indiende, die door Luns in ontvangst werd genomen Luns hield het voorstel in de hoogte met de woorden: ‘Meneer Anak Agung, dit lijkt wel een w.c.-papiertje!’ Dit is dan wat de televisiekijker niet weet en niet te zien krijgt over het optreden van de man die zich negentien jaren lang minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden kon noemen! Anak Agung vervolgde: ‘Onze delegatie | |
[pagina 470]
| |
met zulke gematigde mensen als Johannes Leimena, Mohammed Roem en professor Sumitro was geschokt door het uitermate grove optreden van deze meneer. Professor Sumitro wilde zelfs uit protest de vergadering verlaten, maar dat heb ik kunnen sussen,’ aldus Anak Agung. ‘Al wordt die man honderdmaal secretaris-generaal van de navo, het is een persoon, die ik nooit meer wens te ontmoeten.’ Multatuli schreef al in de Max Havelaar dat men de regent van Lebak slechts hoefde aan te zien, om te weten dat het merendeel der Europeanen, die met hem in contact kwamen, meer van hem dan deze van hen te leren had. Ambassadeur Anak Agung, de oudste zoon van de Balinese vorst van Gianjar werd 24 juli 1921 geboren. Hij behaalde zijn doctoraat in de rechtswetenschappen aan de Universiteit van Indonesië. In 1948 nam hij deel aan de onderhandelingen bij de Ronde-tafelconferentie. Hij zei onder meer het volgende in Brandpunt: Van den Heuvel: Afgelopen zondag zei de heer Luns destijds inlichtingen te hebben gehad dat uw delegatie door Sukarno was geïnstrueerd de conferentie in ieder geval te laten mislukken. Anak Agung: Uit welke bronnen de heer Luns deze informaties heeft verworven weet ik natuurlijk niet, maar ik moet toch wel zeggen dat in mijn hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken en ook als leider van de delegatie ik geenszins op de hoogte ben geweest - van welke zijde ook wisten wij niet dat er iets van dien aard aan de gang was geweest. Zoals u weet: ik ben geen vriend van de heer Sukarno en ben bijna vijf jaren door de heer Sukarno uit politieke overwegingen in de gevangenis gestopt. Maar ter wille van de objectiviteit moet ik daarbij aantekenen: zulke instructies hebben wij van de heer Sukarno nooit gekregen. Positief nooit. Van den Heuvel: Zouden die instructies mogelijk zijn geweest in 1955, 1956? Anak Agung: Ik zou zeggen, logischerwijze gesproken was dat niet mogelijk. In 1956 hadden wij in Indonesië nog een democratisch-parlementaire regering. De president was in die tijd een constitutioneel president, geen uitvoerend president. Legaal gesproken zou het nog mogelijk geweest zijn dat wijlen de heer Sukarno instructies kon geven aan het kabinet. Maar zoals u weet: het kabinet van Burahudin Harahap stond zeker niet op zo'n vriendschappelijke voet met de heer Sukarno, dat dit kabinet zulke instructies zou willen ontvangen van de heer Sukarno. Van den Heuvel: Hebt u enig idee waar de heer Luns deze informaties vandaan zou kunnen hebben? Anak Agung: Ja, dat is natuurlijk niet op mijn weg om daarop te antwoorden, maar ik kan u wel éen ding zeggen: positief moet ik zeggen dat zulke instructies mij althans nooit hebben bereikt, of het kabinet nooit hebben bereikt. Van den Heuvel: Een andere zaak, die de heer Luns op de televisie heeft aangesneden, was de agenda. Hij heeft verklaard, dat de kwestie West-Irian niet op de agenda stond. Anak Agung: Dat bevreemdt mij wel erg, want zoals u weet is die | |
[pagina 471]
| |
kwestie van West-Irian een heel belangrijke kwestie geweest. Zoals u weet, voordat de regering-Harahap een delegatie naar Genève stuurde voor onderhandelingen, was er reeds een Sunarjo-delegatie die met de heer Luns onderhandelde. Deze heeft op 10 augustus 1952 een protocol getekend, maar dat was onaanvaardbaar voor het parlement. Dat protocol is nooit ter ratificatie aan het parlement aangeboden om het simpele feit, omdat West-Irian niet genoemd was. Dit kabinet-Harahap, dat op zijn program als eerste had staan alle pogingen aan te wenden om het West-Irian-conflict door onderhandelingen met Nederland op te lossen, zou het onmogelijk geweest zijn om onderhandelingen met de Nederlandse regering over de relatie tussen Nederland en Indonesië te voeren zonder het punt West-Irian in de agenda op te nemen. Nou ik kan u zeggen: zoals u weet hebben we voordat wij tot officiële onderhandelingen met de Nederlandse regering kwamen, de zaak zeer grondig voorbereid. De regering had een speciale ambassadeur, wijlen Utojo Ramelan, op 19 november naar Holland gestuurd als gevolmachtigd ambassadeur, juist om te spreken met de Nederlandse regering over een gedetailleerde agenda over de toekomstige ontwikkelingen. Van den Heuvel: En West-Irian - welk punt was dat? Anak Agung: West-Irian was erbij. Er waren vier punten. Het eerste punt was het vervangen van het zogenaamde protocol van augustus 1954; ten tweede: bespreking van de financieel-economische vraagstukken, welke thans opnieuw moesten worden besproken omdat deze vraagstukken welke besproken waren geweest gedurende de Rondetafelconferentie niet meer in overeenstemming waren met de ontwikkeling van de tijd, en als derde punt stond daar West-Irian. Ik zal quoten, er staat duidelijk in punt drie: ‘besprekingen aangaande zekere problemen over West-Irian met dien verstande dat alle partijen haar gezichtspunt ten aanzien van de soevereiniteit handhaven.’ Duidelijker kan het niet zijn. En het vierde punt, dat was over enkele problemen die de partijen de moeite waard achtten om te bespreken, alsnog zouden kunnen worden besproken. Maar het kardinale punt: West-Irian, is met zoveel woorden genoemd in paragraaf 3 van de bereikte overeenkomst van wijlen ambassadeur Utojo Ramelan en de Nederlandse regering. Van den Heuvel: De heer Luns heeft gezegd, letterlijk: er is over West-Irian niet gesproken, alleen in de gangen is erover gepraat. Anak Agung: Wel, dat is natuurlijk een beetje, ja - verre van de feiten, zou ik zeggen, want in Genève hadden wij een hele grote delegatie, dus daar hadden wij het program zo ingedeeld dat deze besprekingen simultaan plaatsvonden.
luns gaf onjuiste informaties, aldus later een kop in de nrc. strakke houding van luns oorzaak van mislukken gesprek, aldus Het Vrije Volk. betoog luns ontkracht, schreef De Volkskrant, geen instructies van sukarno in geneefs gesprek, aldus Trouw. | |
[pagina 472]
| |
Zo herinner ik mij zelf een andere dikhuidige onbeschoftheid van Luns bij de ondertekening van een cultureel akkoord op 7 september 1966 op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het slachtoffer was de Sultan van Djokjakarta. Men was aan een lange tafel gezeten. De documenten lagen in een donkerblauwe plastic map gereed. Toen het moment van ondertekening was aangebroken, nam Luns de papieren eruit, hield de lege map eerst links van zijn stoel boven de grond, toen rechts, keek ostentatief of er een prullenmand stond, zag er geen en deponeerde het lege mapje toen tot grote hilariteit van de aanwezigen vóor de sultan op de tafel, met de woorden, zeer overdreven uitgesproken: ‘Hoogheid, mag ik u dit mapje als souvenir aanbieden.’ Ik keek op dat moment recht in de ogen van de chef-protocol, Gevers, die als een pilaar achter Luns stond en geen spier van zijn gezicht vertrok. Geen wonder dat wellevende Indonesische diplomaten aanzienlijke minachting voor deze poeha-meneer koesteren. Wat de heer Gevers ondanks zijn poker-face dacht laat zich raden. Zelf geneerde ik mij als Nederlander in niet geringe mate voor de uitzonderlijke lompheid van ‘onze’ minister, de man die de leeuw weer eens had laten brullen! Het zou overigens een misvatting zijn te veronderstellen dat Luns zich uitsluitend jegens Indonesiërs of buitenlanders onbeschoft en leugenachtig opstelde. In de Kamer moest Luns immers het psp-lid H.J. Lankhorst zijn verontschuldigingen aanbieden, omdat hij hem tijdens debatten mompelend voor lamstraal had uitgemaakt. Bovendien deed Luns of hem de naam van Lankhorst maar niet te binnen wilde schieten en zei iets in de richting van ‘de heer Lamkan’. ‘Ik hoorde aan mijn rechterzijde iets anders fluisteren. Mompelend heb ik dat woord toen herhaald en eraan toegevoegd: neen, dat is het niet. Ten onrechte is toen ook het eerste woord dat ik mompelde buiten de regeringstafel gehoord.’Ga naar eindnoot1. En zodoende had Luns zich weer zwierig uit een delicate kwestie gered aan de hand van zogenaamd lollige kwinkslagen. ‘Ik denk zelf weleens: wat zeg ik eigenlijk weinig,’ merkte Luns in een gesprek met Het Parool bij een understatement van de eeuw op, ‘maar dat kan nu eenmaal vaak niet anders...’ Rienk H. Kramer belichtte in Panorama hoe honds-onbeschoft Luns, als hij een glaasje te veel op had, tegen zijn eigen ambtenaren van Buitenlandse Zaken kon optreden. Kramer omschreef de reactie van de 1275 bz-Nederlanders in den vreemde en de 1150 man bz-personeel in Den Haag bij het afscheid van de minister in 1971, toen men de verzuchting slaakte: ‘Fijn, dan krijgen we eindelijk eens wat werk te doen en zal er met meer ernst naar ons worden geluisterd.’ Kramer herinnerde zich ook een incident uit de bar van hotel Kons in Luxemburg, toen indertijd in het groothertogdom een navo-ministerraad bijeen was. De rede van Luns voor de volgende dag was door het departement opgesteld. Luns, die kennelijk iets te veel sherry had gedronken - een zeldzaamheid overigens - ging in een luidruchtige bui met een erg grove borstel door de tekst. Gedwee en met steeds roder wordende hoof- | |
[pagina 473]
| |
den zaten Luns' topadviseurs - directeur-generaal de heer De Ranitz, baron Van Boetzelaer en navo-ambassadeur Boon - zwijgend en zich zeer ergerend toe te kijken, hoe Luns met in de linkerhand een croque monsieur, af en toe grote happen nemend, met de rechterhand grote strepen door de tekst haalde. Daarbij maakte hij opmerkingen als: ‘Hoe komen jullie erbij?’ ‘Wat een nonsens.’ ‘Wie denkt toch al die onzin uit, jij toch niet?’ Dit laatste tegen De Ranitz. Of Luns' razendsnelle, gevatte onbeschoftheid jegens mevrouw Klompé. Deze respectabele dame zat twee weken in een nieuw kabinet toen de Suez-crisis midden in de nacht uitbrak. Onmiddellijk belde zij Luns in diens slaap in de ministeriële residentie aan Plein 1813 op. ‘Wat doet de regering?’ was haar vraag. De minister antwoordde: ‘De regering slaapt,’ en hing op. |
|