Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - augustus 1970 (4)Suharto's officiële bezoek aan de residentie stond voor de deur. In Djakarta publiceerden de kami-studenten juist die dagen - zij hadden geen ongelukkiger moment kunnen kiezen - een lijst met gegevens over de persoonlijke vermogens van een hele reeks topgeneraals, waarbij ook een aantal van Suharto's naaste medewerkers werden genoemd. Bijvoorbeeld: gegevens over generaal-majoor Surjo, die vanuit Liechtenstein scheen te opereren. Of over de huidige ambassadeur in Den Haag, generaal-majoor Alam Sjah, een persoonlijke vriend van prins Bernhard. Alam Sjah stond in het kami-blad voor niet minder dan 6 miljoen guldens aan illegale fondsen genoteerd.Ga naar eindnoot1. Luitenant-generaal Alam Sjah Ratu Perwiranegara, van wie in Djakarta werd gezegd, toen hij als ambassadeur naar Nederland zou gaan, ‘God zij dank weer éen boef uit de omgeving van Suharto weg,’ was aanvankelijk door de nieuwe president aangetrokken om via zijn aanzienlijke contacten met rijke Chinese handelaren geld los te peuteren voor het financieren van de Super Semar van 11 maart 1966, waarbij Bung Karno Suharto de instructie gaf de orde en rust te herstellen. Het dagblad De Telegraaf informeerde haar lezers als volgt over de benoeming van een van Djakarta's bekendste - en dus door de | |
[pagina 452]
| |
kami-studenten aangewezen twijfelfiguren - tot lid van het corps diplomatique in het fijne Den Haag: ‘nieuwe ambassadeur van indonesië President Suharto van Indonesië heeft tot ambassadeur in Nederland benoemd generaal Hadji Alam Sjah, die deel uitmaakt van het Indonesisch kabinet. Generaal Alam Sjah, afkomstig uit Benkulen op Zuid-Sumatra, geldt als een van de intiemste medewerkers van de president. Hij zou degene geweest zijn die na de mislukte communistische staatsgreep van oktober '65 met geld achter generaal Suharto klaar stond om de tegenacties tegen de communisten vlot te kunnen doen verlopen. Sindsdien is hij een van de mensen achter de schermen gebleven die grote invloed op Suharto hebben. Vanuit die gezichtshoek bekeken kan men zijn benoeming zien als een bewijs dat de president Nederland als een zeer belangrijke partner beschouwt. Generaal Alam Sjah zal zich in Nederland in het bijzonder bezighouden met de opbouw van de economische betrekkingen tussen beide landen. Ook wordt zijn benoeming gezien als een belangrijke toeneming van militaire raadgevers van president Suharto op de Indonesische buitenlandse politiek. Het schijnt - zo hoor ik - dat Indonesië's verhouding tot Nederland en wellicht geheel Europa bepaald zal worden door generaal Surjo, generaal Humardani en generaal Ali Murtopo.’ Onbegrijpelijk trouwens, dat de Nederlandse ambassadeur, Hugo Scheltema, niet tégen deze benoeming bij het Nederlandse hof heeft geadviseerd. Scheltema is voor mij trouwens in meer dan éen opzicht een raadsel. Toen Sir Henry Wotton driehonderd jaar geleden verklaarde, ‘dat een ambassadeur een eerlijk man was die naar het buitenland werd gezonden om voor zijn land te liegen,’ werd hij door koning James i ontslagen. Scheltema verdraaide de zaken niet in Djakarta, maar hij kwam terug naar het vaderland om hier voor Indonesië propaganda te maken: ‘Ik heb op vrijwel alle terreinen vooruitgang kunnen constateren!’ verklaarde deze top Buitenlandse Zakenman en de kranten die zegden het hem na. Een meer absurde verdraaiing van de werkelijke toestand in Indonesië in 1973 is nauwelijks denkbaar. Leopold Quarles van Ufford is een andere diplomaat in dienst van Hr. Ms. ministerie, die als ambassadeur van Nederland in Brazilië overkwam om op een Haagse persconferentie propaganda te maken voor het cia regime waar hij namens het koninkrijk bij werd geaccrediteerd. Ik ben bereid aan te nemen dat aan generaalsregimes als in Indonesië of Brazilië positieve kanten zijn te lijmen, vooral wat betreft de zogenaamde elite en hun privé-belangen in zulke landen. Maar na enige dagen in Algiers te hebben doorgebracht met 44 Braziliaanse guerrillero's, die nadat in 1970 de Westduitse ambassadeur was ontvoerd, als gijzelaars uit gevangenissen werden vrijgelaten, om via Havana naar Algiers te reizen, verbleekten de praatjes van Quarles in Den Haag tot onzakelijke fairy-tales. Wanneer men de gedocumenteerde verslagen | |
[pagina 453]
| |
over martelingen en vervolgingen in Brazilië door de vanuit Washington getrainde en gefinancierde geheime Braziliaanse politie leest in bladen als Le Monde, de London Times en de New York Times of wanneer men naar de persoonlijke belevenissen luistert die bijvoorbeeld Ladislaw Dobor van de vpr (Vanguarda Popular Revolucionaria) of Carlos Eduardo Fleury van de aln (Accao Liberacao Nacional) mij hebben toevertrouwd, dan loopt wat Quarles in Den Haag kwam vertellen, synchroon aan de onzin van Scheltema over het ‘moderne Indonesië’, oftewel bullshitt van de onderste richel. Vrij onwezenlijk overigens dat dit soort campagnes van onze ambassadeurs uit den vreemde, door de belastingbetalers worden gefinancierd, zodat diezelfde burgers op eigen kosten foutief worden geïnformeerd. Maar Otto von Bismarck constateerde dan ook reeds in 1875 dat zelfs de meest boosaardige democraat er geen idee van had ‘hoeveel onbenulligheden en charlatanerie’ er aan het métier van diplomatie-bedrijven was verbonden. Het viel mij namelijk op hoe kritiekloos en computerachtig de pers uiteenzettingen als van de heren Scheltema en Quarles à bout portant in de bladen zette. De massamedia presenteren nog altijd de blote zogenaamde feiten, zonder dat bij het weergeven van officiële verklaringen voldoende wordt gewezen op waar dit soort establishment-propaganda in flagrante strijd is met de feiten en afwijkt van de werkelijkheid van een situatie, zoals bijvoorbeeld in het geval van twee beruchte cia-coup-regimes als in Indonesië of Brazilië. Suharto liet onder druk van de studenten commissies benoemen en beloofde ‘oprecht’ tegen de generaalscorruptie en malversaties te zullen optreden. Maar er gebeurde natuurlijk niets. De militairen zetten hun lieve leventje op nog grotere schaal dan voorheen voort. Ibnu vliegt voor weekends naar Hongkong in zijn privé-straalvliegtuig en gaat door de week 's middags in Singapore golfen. Dat zie ik naaste medewerkers van Mao al doen, om voor een weekeindje te gaan winkelen en nachtclubben in Hongkong, Manilla of Tokio, per privé twaalfpersoons jet. Amerika's beroemde psycholoog, B.F. Skinner, wees er mij dan ook op: ‘Ik geloof dat zonder meer vaststaat dat China éen van de grootste sociale revoluties in de geschiedenis doormaakt, misschien wel de allergrootste.’ In Indonesië daarentegen, is in miniatuur aan de gang, wat op de planeet over de hele linie overduidelijk op massale schaal valt te constateren; de rijken worden steeds rijker, en de armen blijven steeds meer achter. Ook De Volkskrant beklemtoonde: ‘De grote kloof tussen de bedelaars op straat en vele regeringsambtenaren en legerofficieren met hun luxueuze huizen en belastingvrije auto's is zeer reëel en zweept de hartstochten op over het uitblijven van harde maatregelen door Suharto.’Ga naar eindnoot2. Toen Suharto zijn anti-corruptiecommissie installeerde werd ook Bung Hatta, als de Indonesische Beel,Ga naar eindnoot3. even van stal gehaald, om als bijzonder adviseur het anti-corruptieteam zijn diensten te verlenen. De vlekkeloze reputatie op financieel gebied van de keurige Hatta moest | |
[pagina 454]
| |
Suharto's commissie en dus het grote publiek als doekje voor het bloeden geruststellen. Na verloop van tijd trok Hatta zich, misselijk van de gang van zaken geworden, terug en merkte tegenover meer dan éen vriend op: ‘Ik was het met Bung Karno niet eens, maar wat wij nu hebben is veel erger!’Ga naar eindnoot4. Laat ik hierbij aantekenen wat nog recentelijk in de New York Times werd vermeld over deze oliemeneer, Ibnu Sutowo. De Times, die doorgaans de Indonesische generaals in de watten legt, publiceerde op 16 april 1973 een reportage van Tilman Durdin, geschreven vanuit Pangkala Brandan, 90 kilometer buiten Medan op Sumatra. Hier bouwde Ibnu een nieuwe luxueuze oliestad. ‘Voor zichzelf,’ aldus de Times met enige nadruk, ‘is de generaal bezig hier een waar paleis neer te zetten.’ Het blad onderstreepte, dat dit het zoveelste droomhuis van de president-directeur van Pertamina was. Hoe hebben diezelfde generaals niet Bung Karno zwart gemaakt, dat hij ‘Wisma Jaso’ voor Dewi liet bouwen. Een villa, die bijna helemaal van schenkingen en giften, of toegewijde arbeid van artiesten en vrienden, werd bijeengeschraapt. Nu is ‘Wisma Jaso’ staatseigendom geworden. Men behoeft nauwelijks helderziende te zijn om te kunnen voorspellen wat er ná de Revolutie met de paleizen van Ibnu, de Indonesische olie-tsaar, zal gebeuren. Want hoe afgezaagd ook, de geschiedenis herhaalt zich nu eenmaal steeds weer. Ondanks Suharto's plechtige beloften aan land en volk van Indonesië in 1970, aan de vooravond van zijn officiële bezoek aan Nederland, bleef Ibnu genoeglijk op zijn post - de roerige kami-studenten of de kritiek van overzee ten spijt - en kon hij ongestoord, zoals uit het New York Times-artikel blijkt, zijn afwisselend vunzige spel en het theater van heilige Samaritaan blijven doorspelen. Dan te bedenken, dat deze man zeven jaar eerder op Schiphol antwoordde, toen ik hem op de man af over de corruptie bij Pertamina interpelleerde: ‘Ik kan niet ingaan op kletspraatjes die iemand aan de bar van Hotel Indonesia hoort,’ een uitspraak, die door Wibo van der Linde op film voor de nos werd vastgelegd. |
|