Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 437]
| |
Tokio - 22 juni 1970 (2)Toen Suharto in 1927 nog een jongetje wasGa naar eindnoot1. ontmoette Bung Karno in de omgeving van Bandung een kleine boer, Marhaen. De man liep met een patjulGa naar eindnoot2. op het land. Sukarno, zelf een jong ingenieur en afgestudeerd aan de Technische Hoge School in BandungGa naar eindnoot3. vroeg de onbekende boer: ‘Van wie is die patjul?’ ‘Van mij.’ ‘En die tjikar?’Ga naar eindnoot4. ‘Ook van mij.’ ‘Heb je land?’ Ja, de boer had een klein stukje grond. ‘Dan ben jij bezitter!’ riep Bapak uit. Bung Karno plaatste deze Westjavaanse boer, Marhaen, als centrale figuur in de Indonesische maatschappij, zoals hij die wilde opbouwen. Daar stamt Sukarno's term ‘marhaenisme’ van af, de symbolisering van de onderdrukte massa in een agrarisch land als Indonesië, toen dus nog Nederlands-Indië. Met zijn marhaenisme was Sukarno een voorloper en niet een volgeling van Mao Tse-tung, zoals Amerikaanse publikaties het hebben voorgesteld. Al in de twintiger jaren was Sukarno tot de conclusie gekomen, dat de proletariër, als onderdrukte arbeider in de Westeuropese industriële maatschappij, als de niet-bezitter van produktiemiddelen in een andere positie verkeerde dan de Aziatische boer of visser. De boer in Azië had een patjul, een tjikar en een klein stukje grond. Maar hij leefde en arbeidde onder de druk van de koloniale overheersing. Hij kon niet vooruitkomen. De grote cultuurondernemingen waren zijn almachtige concurrenten. Het marxistische ‘proletariërs aller landen verenigt u’ was niet blindelings van toepassing in Azië. Sukarno zocht een ander symbool, een Aziatisch symbool. Hij schiep het marhaenisme. Suharto, in wiens huis geen boek te vinden is en die helaas ongeletterd genoemd mag worden, begreep niet waar Bung Karno in 1965 mee bezig was. Voor Sukarno was de liberale, van Europa geïmiteerde en overerfde democratie, vastgelopen. Zoals hij zijn ministers en medewerkers in 1959 voorhield: ‘Heren, de Indonesische Revolutie is in haar sociaal-economische fase beland. Het volk, de boeren en de arbeiders, de werkende klasse eist terecht economische verbetering. Wij kunnen niet voortgaan op de oude weg van liberale democratie waarbij wij onze tijd verdoen met kibbelen en vechten onder elkaar. Wij moeten in Indonesië een werkdemocratie vestigen, een democratie die geleid is, waarbij men samen aan de werktafel zit en samen aan de eettafel zit. Wij behoren nu werkelijk éen familie te zijn.’ En tot het leger zei Bung Karno: ‘Waarom wantrouwen jullie de communisten? Waarom vechten jullie tegen de pki? Wij horen bij elkaar.’ En zoals Roeslan Abdulgani zich herinnert zei Bung Karno tegen de pki: ‘Waarom vechten jullie tegen de Islam? Hebben zij dan geen recht van overtuiging?’ Sukarno wilde Indonesië moderniseren op basis van de nog altijd in de desaGa naar eindnoot5. levende zeden en gewoonten. Hij wilde de levende democratie in desa-verband, met zijn gotong rojong en musjawarah, op nationaal niveau doortrekken en aan internationale maatstaven toetsen. Hij wees er in de zestiger jaren op, dat | |
[pagina 438]
| |
de bevolking van Indonesië van 75 tot 90 miljoen mensen was gestegen.Ga naar eindnoot6. Hij noemde dit een waarschuwing, een klop op de deur. Hij wilde transmigratie bevorderen, de bevolking van Java naar minder dichtbevolkte gebieden spreiden. Hij streefde naar de intensificatie van de landbouw. Hij kondigde in 1961 een progressieve landhervormingswet af. Hij wenste geen massale dollar- of roebelinjecties, die Indonesië alleen maar opnieuw van het buitenland afhankelijk zouden maken. Hij wilde geen schijn-welvaart, maar probeerde een bescheiden industrialisatie door te voeren. De politicus Sukarno streefde met hart en ziel naar een samenbundelen van alle nationale krachten, de nationalisten, de Islamieten, de Marxisten en de generaals! De coupleiders van 1965 konden en wilden Sukarno in zijn nasakom ideaal niet volgen. Zij staarden zich blind op bepaalde aspecten van de ontwikkeling in Indonesië, waarbij vooral de toenemende kracht en macht van de pki hen grote zorgen gaf. De stijgende invloed der communisten was niet Sukarno's wens. Noch zijn werk. Het was het onvermijdelijke gevolg van de incompetentie en lamlendigheid van de tegenkrachten, die een gemakkelijker uitweg uit de moeilijkheden zochten, door zich voor de voeten van het dollarkapitalisme te grabbel te gooien. Zoals een hooggeplaatste Indonesiër het onlangs noemde: ‘Als bedelaars trekken wij nu langs de hoofdsteden der rijke landen om steeds meer leningen en investeringen te zoeken, waarbij ons arme land zich dieper en dieper in de schulden heeft gestoken, waar wij nooit meer uit zullen kunnen komen.’ Sukarno die er door Westerse critici altijd weer van werd beschuldigd ondanks diens ingenieursdiploma, niet te kunnen optellen of aftrekken, had in twintig jaar regeringsbeleid en een staat van oorlog met Nederland over Irian-Barat, een totale schuld in buitenlandse valuta van 2,3 miljard dollars opgelopen. Suharto die aan de militaire confrontatiepolitiek met Maleisië onmiddellijk een einde liet maken en in plaats daarvan voor miljarden dollarleningen uit het Westen en Japan lospeuterde, vermeerderde de nationale schuld van Indonesië in zeven jaren regeringsbeleid van 2,3 miljard tot ruim 7 miljard dollars. Dit zonder een buitenlandse oorlogstoestand! Maar dit zijn aspecten van het Suharto regime waar men begrijpelijkerwijs voorlopig in de necolim pers nog wel weinig of niets over zal lezen. En, dan was er Amerika's super geheime divisie van 18 000 man, de cia, waarvan éen-derde van het personeel onder het Directorate of Plans zich dag in dag uit bezighoudt met het beramen van door Washington noodzakelijk geachte subversieve activiteiten in alle hoeken en gaten van de planeet, tot een poging in 1949 om de regering van Albanië omver te werpen toe. Hoe schadelijk dit soort uitwassen in een democratisch bestuurde samenleving kan zijn heeft het Watergate-proces bewezen, waarin tal van voormalige cia-personages hun diensten aan het Witte Huis hadden aangeboden ten einde een Democratische verkiezingsoverwinning te helpen onmogelijk te maken. Zelfs het lidmaatschap van de commissie uit het Congres die de activiteiten van de cia zogenaamd moet controleren is geheim. Het budget is geheim | |
[pagina 439]
| |
en wordt weggemoffeld in begrotingen van verscheidene departementen, welke methode zelfs in strijd is met Artikel I, Sectie 9, Clausule 7 van de Amerikaanse Grondwet, zoals Jeremy J. Stone, directeur van de Federatie van Amerikaanse Wetenschapsmensen onlangs nog heeft aangetoond. Stone schreef bijvoorbeeld: ‘Het belangrijkste is misschien wel, dat het Directorate of Plans van de cia is opgezet om dingen te doen, welke ons democratische regeringssysteem zeer waarschijnlijk niet zou goedkeuren als zij er over geïnformeerd zou zijn. De daden van dit Directorate of Plans kunnen daarom zelfs niet besproken worden omdat de regering zelf bang is en zich ervoor schaamt om deze zaken naar buiten bekend te maken.’ Dat was dan de club waar de subversieve generaals in Djakarta mee in zee gingen om de vader des vaderlands kwijt te raken. Intussen ging mijnheer Suharto vrolijk verder met Bernard Khrisher van Newsweek op de mouw te spelden dat Bung Karno naïef was geweest en niet goed had begrepen, wat hij precies aan het doen was bij het vestigen van zijn nasakom-bestuur in Indonesië! |
|