Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdCaïro - 20 juni 1970Tijdens de tussenlanding in Caïro wandelden wij op het terras voor transitpassagiers en zagen toevallig hoe president Nasser zijn vriend koning Hoessein van Jordanië kwam afhalen. Ná de gebruikelijke omhelzing liepen zij arm in arm naar een wachtende automobiel. Dewi herinnerde zich haar eigen bezoek met Bung Karno aan Nasser. Drie maanden later zou de Egyptische leider door een hartaanval worden getroffen. De spanningen tussen de Palestijnen en Jordanië waren hoog opgelopen. Nasser had zich zozeer ingespannen om een verzoening tussen koning Hoessein en Yasar Arafat, leider der Palestijnse guerrilla's te bewerkstelligen, dat zijn levenskracht was vervlogen. Interessant is wat premier Chou En-lai over het plotselinge einde van deze Afro-Aziatische leider, had op te merken. Hij vroeg een Egyptische delegatie, die in 1971 Peking bezocht: ‘Kunt u mij op een vraag antwoorden, die mij reeds lang heeft beziggehouden. Waarom stierf Nasser?’ Chou wilde weten hoe het mogelijk was geweest dat een man van 52 jaar zo plotseling was overleden. De delegatie mompelde iets van dat het Gods wil was geweest. ‘Laten wij niet God de schuld geven voor wat wij mensen doen,’ aldus Chou. De Chinese premier gaf tenslotte zijn eigen uitleg voor Nasser's dood. ‘Hij is gestorven aan een gebroken hart.’Ga naar eindnoot1. Bij het lezen van deze belangwekkende passage in de memoires van Nasser's intiemste vriend, Mohammed Heikal, hoofdredacteur van het regeringsblad al ahram, vroeg ik mij af of niet in sommige opzichten hetzelfde voor Bung Karno gold. President Sukarno zou in Indonesië sterven, schijnbaar verlaten en vergeten door zijn volk, met wie hij de love-affair van zijn leven had gehad. Maar laat iedereen het weten. Lichamelijk was Bung Karno uitgeput en geestelijk was hij ontroostbaar over wat er met Indonesië was gebeurd. Maar tezelfder tijd ging hij heen met een onwrikbaar vertrouwen, dat de essentie van zijn beleid en leiderschap voor Indonesië de enige juiste was geweest en dat hij eens in het gelijk gesteld zou worden. Hij nam afscheid van het leven in de geest van | |
[pagina 425]
| |
wat Plato in zijn Apologieën stelde: ‘Ik zal nooit anders handelen, zelfs al zou ik er vele malen voor moeten sterven.’ |
|