Parijs - 17 juni 1970
Vandaag bereikte Dewi het bericht dat de toestand van Bung Karno zeer kritiek was geworden. Generaal Ali Murtopo, een zeer dubieuze machtsfiguur uit de onmiddellijke omgeving van Suharto en nauw gelieerd met de cia, zou in Djakarta hebben gezegd, dat Bapak om Dewi en zijn dochtertje Kartika zou hebben gevraagd. ‘Zij kan komen, als zij dat wil,’ zou Ali Murtopo volgens in Parijs ontvangen persberichten hebben gezegd.
Dewi verkeerde in ernstige verwarring.
De avond van de 19de juni wist zij mij in het Amsterdamse American hotel op te sporen, waar ik met mijn vriend Peter van de Wouw dineerde. Zij vroeg mij onmiddellijk nog die avond naar Parijs te komen om haar de volgende dag naar Djakarta te begeleiden. De Indonesische ambassade in Parijs had haar twee visa toegezegd. Een voor de Japanse gouvernante van Kartika, mevrouw Azuma. Het andere visum was voor mij, maar dat wist de ambassade nog niet. Dewi en Kartika zouden op Indonesische paspoorten reizen.
Ik vertrok éen uur later met de auto naar Parijs maar bedacht mij toen ik al in Antwerpen was, dat ik in vliegende haast een schoudertas met kostuums was vergeten. Ik keerde naar Amsterdam terug en nam de volgende ochtend het eerste vliegtuig van de klm naar Le Bourget.
Een taxi bracht mij pijlsnel naar de Indonesische ambassade, waar Dewi mij opwachtte. Toen de chargé d'affaires mij zijn kantoor zag binnenkomen schrok hij. De ambassadeur bevond zich in Kopenhagen en er diende eerst met hem getelefoneerd te worden. Zelf wilde hij de verantwoordelijkheid voor mijn visum niet dragen. Nadat de verbinding tot stand was gekomen bleek dat mijn reisdocument in Djakarta diende te worden gefiatteerd. Ik zou dus vertrekken en onderweg, bijvoorbeeld in Bangkok, alsnog een visum kunnen ontvangen.
Met een Mercedes van Japan Airlines reden Dewi, Kartika, de gouvernante en ik naar Orly, alwaar op de valreep bij de gezondheidsdienst van de Air France vaccinaties voor de tropen dienden te worden gehaald.
Toen wij eindelijk bij de vertrekhal arriveerden, wachtte de Japan-Airlines-manager voor Frankrijk Dewi op. Hij begeleidde ons naar een vip-room van Orly. Het toestel, een dc-8, had men allereerst met enige vertraging uit New York laten vertrekken en het had al twee uur staan wachten om Dewi en Kartika aan boord te nemen. De directeur vertelde mij, dat zo'n vertraging een honderd man grondpersoneel op de been hield, maar dat men Dewi onder deze omstandigheden een hoogst belangrijke passagier vond en haar als Japanse gaarne van dienst wilde zijn. Ik verwonderde mij over de nationale verbondenheid van Japanners onder elkaar. Probeer maar een bij de klm een faciliteit te krijgen. De manager zei ook: ‘Japan Airlines werd pas twaalf jaar geleden opgericht. Onlangs zijn wij de klm voorbij gestevend en staan thans als op vier na grootste luchtvaartmaatschappij ter wereld op de lijst.’ Ik kreeg de indruk dat men het in Japan erop aan stuurde naar de eerste plaats te dingen en de Pan American Airways te verstoten.
Na aanzienlijke vertraging vertrokken wij tenslotte via Rome, Caïro,