Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdParijs - april 1970 (2)De informatie die ik 24 maart 1970 van madame Dewi in Parijs ontving liep strak parallel aan wat madame Hartini en Rachmawati zelf later zouden schrijven in De Telegraaf en Vrij Nederland. Sukarno was bezig in eigen land dood te gaan als gevolg van de treiterijen van de Suharto-bewakers, en de beledigingen en vernederingen die hij van de slechtste elementen uit zijn eigen volk moest ondergaan op strikte orders van Suharto zelf. Sukarno, die immers leefde van gezelschap, van de aanwezigheid van zijn kinderen en naasten, van vrienden, van mensen om zich heen, mocht de laatste jaren zelfs niet meer buiten de muur, die Wisma Jaso omringde, komen. Hij zag niemand meer. Hij stierf van pure verlatenheid en eenzaamheid. Dat was de dank van een volk waaraan hij in de letterlijke zin des woords zijn leven had gewijd. ‘Ach,’ zei Van Konijnenburg mij steeds, ‘dat is een onafscheidelijk deel van het vak. India's heilige en vrijheidsstrijder, Mahatma Gandhi werd vermoord door een Hindu fanaticus uit zijn eigen volk. Charles de Gaulle, nationaal symbool in de strijd tegen de nazi's, eindigde zijn leven verlaten en vergeten in Colomby-les-Deux-Eglises. Nikita Khrushchev leefde zeven jaren geisoleerd op zijn dacha. John F. Kennedy werd uit de straten van Dallas, Texas geschoten. En Winston S. Churchill werd ná de oorlog te hebben gewonnen weggestemd. Zelfs Simon Bolivar eindigde zijn leven driehoog achter,’ aldus Konijn. ‘Pas veel later zou men op ieder plein in Latijns-Amerika een standbeeld voor hem oprichten. Dat is het lot van een Vader des vaderlands. De verafgoding van Sukarno, die komt nog!’ Rachmawati schreef hier in Vrij Nederland in vertaling van Ernst Utrecht het volgende over:
Na het vertrek van de bedienden liep de huishouding in het honderd. Het huis werd niet schoongehouden, overal was er vuil, de badkamer zag er buitengewoon vies uit, het begon te wemelen van de muizen en ander ongedierte. Uitgebrande lampen werden niet door nieuwe vervangen en de airconditioning, die stuk was gegaan, werd niet gerepareerd. Verscheidene kamers werden gebruikt om er goederen in op te slaan. De tuin werd éen woestenij. Steeds zieker wordend moest vader dit alles aanzien. Ik besloot toen iets aan de totaal verwaarloosde huishouding te doen. Ik stuurde twee keer per dag eten. De 50 000 rupia's (500 gulden) die vader van de re- | |
[pagina 394]
| |
gering kreeg waren verre van voldoende om de huishouding draaiende te houden. Toen vader pas zijn intrek in Wisma Jaso had genomen lag het in de bedoeling dat hij grondig medisch onderzocht zou worden. Alle kinderen mochten hem geregeld bezoeken. Er werd een team van artsen benoemd. Dit team bestond slechts drie maanden. Vader werd tenslotte hoe langer hoe wreder behandeld. Dokter Surojo gaf vader het advies om lange wandelingen te maken. Die wandelingen zouden hem niet alleen de zo gewenste lichaamsbeweging geven maar vader, die ten gevolge van de langdurige afzondering ook geestelijk er erg aan toe was, had ook wat verandering van omgeving nodig. Maar de Militaire Politie, die tot taak had gekregen om vader te bewaken, was zo achterdochtig dat zij weigerde om vader toestemming te geven om ook maar voor éen momentje een stap buiten Wisma Jaso te zetten. Tenslotte diende vader het verzoek in om toch te mogen wandelen. Hij was ervan overtuigd dat zo'n verzoek in overweging zou worden genomen. Op het verzoek kwam geen antwoord. Toen heb ik een verzoek ingediend om vader toestemming te geven om te wandelen. Niet alleen dat mijn verzoek niet in overweging werd genomen, maar ik verkreeg ook geen toegang tot president Suharto. Als reden werd opgegeven dat een rechtstreeks contact met Suharto in strijd zou zijn met de militaire hiërarchie. Ik kwam toen tot het besef dat Suharto geen president voor het volk is, maar slechts president voor de strijdkrachten. Ook nu weer pleegde Suharto, die verantwoordelijk was voor vaders persoonlijke veiligheid, verraad tegenover hem. Ook nu weer dat onsmakelijke samenspel tussen Suharto en zijn ondergeschikten. Wanneer ik aan éen van die ondergeschikten een gunst vroeg ten behoeve van vader dan werd mij altijd gezegd dat alleen hogere regionen daarover een beslissing konden nemen. Vroeg ik van Suharto een gunst voor vader dan gaf de generaal steeds zijn toestemming, maar het betreffende besluit werd door zijn ondergeschikten gesaboteerd. Wilde ik bij Suharto hieromtrent mijn beklag doen dan werd mij verweten dat ik in strijd handelde met de militaire hiërarchie. Bovendien had vader zelf bij Suharto tegen de gang van zaken geprotesteerd. Op 3 november 1968 stuurde hij naar de nieuwe president het volgende briefje:
Meneer de President van Indonesië, Generaal Suharto, De lucht van Djakarta heeft me goed gedaan, mijn reumatiek is minder geworden. Maar er zijn enkele zaken die voor mij het verblijf in Djakarta minder plezierig maken. a. Mevrouw Sugijo, die al zes jaar lang voor mij de huishouding heeft gedaan, heeft geen toestemming gekregen om haar taak ook hier in Slipi voort te zetten, zodat ik gedwongen zal worden om zelf de huishouding te doen (inclusief het kopen van rijst, suiker, koffie, etc.). b. er is nog een andere zaak die mij zeer ter harte gaat: moeder Hadi, de verzorgster van mijn dochter Rachmawati, heeft ook geen toestemming gekregen om in mijn woning in Slipi te komen. Zij kent al mijn bijzonderheden, maar zij krijgt geen toestemming om mij te ontmoeten. Ter | |
[pagina 395]
| |
wille van een spoedige genezing verzoek ik uw hulp om boven vermelde zaken die mijn denken erg storen uit de weg te ruimen. Ik verzoek u ook mij toestemming te geven om het graf van mijn vader te bezoeken, ik zou ook graag bezoeken afleggen bij familieleden en kennissen. Dit wordt mij nog steeds niet toegestaan. Aldus, Meneer de President. Bij voorbaat betuig ik u mijn dank. Ondertekend,
Sukarno
Ikzelf had intussen ook een brief naar Suharto gestuurd met hetzelfde verzoek. Zoals gewoonlijk beloofde Suharto ons steun te zullen verlenen, zowel morele als materiële. Maar ook de andere gewoonte getrouw kwam hij de gemaakte beloften niet na. Suharto hield nimmer z'n woord en wij wisten niet bij wie wij ons beklag moesten doen. Het was alsof er in het contact tussen Suharto en zijn ondergeschikten opzettelijk kortsluiting was gemaakt met de bedoeling om voor vader het leven nog ondragelijker te maken. In vaders brief worden de woorden ‘geen toestemming’ en ‘nog niet toegestaan’ gebruikt. De vraag rijst nu, wie was werkelijk bevoegd om een beslissing te nemen? Wij werden van het kastje naar de muur gestuurd. Vroegen wij de ondergeschikten waarom zij vader dit of dat hadden verboden of dit of dat niet wilden toestaan, dan gaven zij als antwoord dat het een bevel van hogerhand was of dat alleen hun meerderen over een ingediend verzoek konden beslissen. En wie was de hoogste meerdere onder wiens bevel die ondergeschikten stonden? Er is geen ander antwoord mogelijk dan: Suharto! Maar op al onze verzoeken zei Suharto steeds: ja. Steeds toonde hij zijn bereidwilligheid om ons te helpen. Ik heb daarom ook de indruk dat hij eigenlijk de handen van anderen, zijn ondergeschikten, gebruikte om vader te slaan. Het was deze schandelijke behandeling die vader tot aan zijn dood kreeg van de regering Suharto gedurende zijn ‘gevangenschap’. Vader had geen andere bezigheid dan het lezen van boeken en kranten. En wanneer zijn kinderen kwamen nodigde hij hen uit voor een spelletje kaarten. Ondanks deze onschuldige bezigheden werd vader toch heel streng bewaakt. Ook wanneer ik met vader aan het praten was bleef een der wachthoudende militairen op een afstand toekijken. Soms gelukte het me om fluisterend vader een belangrijke mededeling te doen. En juist gedurende deze fluisterend gevoerde gesprekken liet vader zien dat hij nog grote interesse had in het politieke gebeuren. Ook wist ik toen pas hoe vader de belangrijke politieke gebeurtenissen uit het verleden had gezien. Bijvoorbeeld: Op mijn vraag waarom vader destijds de opzettelijk anti-Sukarno gemaakte mprs niet terstond ontbonden had antwoordde hij: ‘Neen Rachma, ik zou daarmee immers de Geleide Democratie, die ik met de grootste moeite door de meerderheid van het volk aanvaard had gekregen, de grond in hebben geboord.’ Omtrent de nasakom, de samenwerking tussen nationalisten, religieuze groeperingen en communisten, vertelde vader met grote nadruk dat het in zijn bedoeling had gelegen om van de pki (Indonesische communisti- | |
[pagina 396]
| |
sche partij) een echte Indonesische politieke partij te maken die afstand zou hebben genomen van zowel de Sowjet Unie als de Chinese Volksrepubliek. De pki moest een politieke partij worden die het nationalisme boven alles zou stellen. ‘Ik gaf Aidit, de voorzitter van de pki, de gelegenheid om goede relaties te onderhouden met Idham Chalid, de voorzitter van de nu (partij van orthodoxe en reactionaire moslims, vooral islamitische wetgeleerden), zodat beiden iets van elkaars ideologieën konden leren. Het was duidelijk dat de communisten radicale veranderingen wilden. Zij waren dus nuttig en het zou zinloos zijn om vijandig tegenover hen te staan. Maar dit laatste kan ik nu niet hardop zeggen,’ fluisterde vader. Vader sprak goed over de studenten die hadden meegewerkt aan zijn val. ‘Zij wisten niet precies waarom zij tegen mij moesten ageren, zij beseften niet dat zij door anderen misbruikt werden. En degenen die hen hebben misbruikt zijn verantwoordelijk voor hun misdragingen.’ Vader hield van de tijdens de mislukte staatsgreep van 1 oktober 1965 vermoorde legercommandant, luitenant-generaal Yani. ‘Hij was een goed generaal en gehoorzaam aan zijn opperste bevelhebber. Het is niet waar dat ik hem heb laten vermoorden.’ Over generaal Suharto zei vader: ‘Hij is slechts een militair die zijn soldaten op het oorlogsveld aanvoert, he can't do much more.’ Over het gebeurde in Cambodja had vader de volgende mening: ‘Het is het werk van de imperialisten en koloniale machten, Rachma, dat moet je weten. De gebeurtenissen in Cambodja vormen een voortzetting van hetgeen in Indonesië is gebeurd. Mijn sympathie gaat naar Sihanouk uit,’ zei vader grimmig. Toen vader nog leefde en nog niet in het bezit was van de titel Proclamator, zei hij het volgende: ‘Rachma, ik zal niet trots zijn op de titel Proclamator, want een Proclamator leest alleen de tekst van de proclamatie op, en dat kan ieder willekeurig persoon. In die dagen had het net zo goed Sukarno, Adam Malik, Diah of wie dan ook kunnen zijn. Ik zal op dat proclamatorschap niet trots kunnen zijn. Ik ben trots op het feit dat ik tientallen jaren voor mijn volk heb gevochten tegen koloniale onderdrukking en dat die strijd om de vrijheid resultaat heeft opgeleverd.’ En zo ben ik, Rachmawati Sukarno, trots op het feit dat ik de dochter ben van een strijder voor de Indonesische vrijheid. Elk vrij ogenblik gebruikte ik om vader gezelschap te houden. Ik paste op vader wanneer hij sliep. Ik zat dan naast hem en herinnerde mij de ogenblikken uit het verleden dat ik samen met vader mocht zijn. Ik herinnerde mij een heel verdrietige gebeurtenis die zich in ditzelfde Wisma Jaso afspeelde in 1967. Het was reeds laat in de middag. Vader was net terug van een inspectietocht langs de grote monumenten die hij tezamen met de commandanten van de vier strijdkrachten had ondernomen. Vader praatte wat met de generaals en liep toen met een vrij bedrukt gezicht het huis binnen. Even later kwam hij weer buiten met in éen van zijn handen onze heilige Rood-Witte vlag, de eerste officiële vlag, die na het lezen van de 17 augustus 1945 Proclamatie gehesen werd tijdens een plechtig ceremonieel. Het was duidelijk dat vader de heilige vlag | |
[pagina 397]
| |
niet uit vrije wil aan de generaals overdroeg. Heel begrijpelijk, want vader was gehecht aan deze eerste nationale vlag, die vader overal gevolgd was waar hij permanent verblijf hield. Na het vertrek van de generaals zag ik vader met een bedroefd gezicht weer het huis binnengaan. Hij ging, alsof hij uitgeput was, op een bank zitten. Ik zag tranen in vaders ogen. Niet lang daarna verhuisde vader naar Bogor. Op de duur kwamen er beperkingen op het aantal keren dat vader bezoek mocht ontvangen en ook het aantal personen dat hem mocht bezoeken werd verminderd. Slechts zijn echtgenotes en zijn kinderen kregen vergunning om hem te bezoeken. Zijn schoonzoons en schoondochter kregen een dergelijke vergunning niet meer. Vader kreeg in het vervolg ook bewakers wier commandanten wrede en hardvochtige personen waren. Bijvoorbeeld luitenant Sukotjo, majoor Sardjono, luitenantkolonel Kartojo en andere ondergeschikten van generaal Nasution, vaders vijand. Zij traden grof en wreed op. Wanneer er voor vader lectuur was ontvangen, werden de toegezonden boeken en kranten aan een willekeurige censuur onderworpen. Het eten dat ik thuis kookte en vader toezond werd door de bewakers grondig onderzocht; de rijst werd met een lepel omgewoeld en de verschillende gerechten werden vaak in een pan op een hoop gegooid. Een gemene behandeling kreeg vader ook tijdens zijn aanwezigheid bij het huwelijk van mijn jongere zuster Sukmawati. Vader mocht weliswaar de huwelijksplechtigheid bijwonen, maar kreeg toch een strenge bewaking en werd zoveel mogelijk van de andere gasten geïsoleerd. Hij mocht geen enkel contact hebben met zijn vrienden en het volk dat hem bij deze gelegenheid wilde zien. Vader die graag naast mijn moeder wilde zitten moest gedogen dat een ander opzettelijk op de voor hem gereserveerde plaats was gaan zitten zodat vader elders een stoel toegewezen kreeg. Toen er iemand een foto van vader wilde maken draaide éen van de bewakers vaders hoofd in een andere richting. Toen vader bij het weggaan een groet wilde brengen aan het voor het huis samengestroomde volk, werd zijn reeds opgeheven hand ruw weggeslagen en de auto met een snelle ruk in beweging gebracht zodat vader op de achterbank van de auto achterover viel. Een dergelijk onheuse behandeling kreeg vader bij het huwelijk van mijn broer Guntur. Suharto had toestemming gegeven dat vader om 10 uur 's ochtends op de plaats waar de huwelijksplechtigheid zou worden gehouden mocht arriveren. Maar de Militaire Politie wilde vader niet laten gaan omdat, zoals zij zeiden, van hogerhand nog geen instructies waren ontvangen. Nadat ik de zaak met veel moeite geregeld had kon ik tenslotte toch vader om 2 uur in de middag afhalen. Op de plaats waar Guntur trouwde traden vaders bewakers zeer grof tegen me op. Toen ik me even buiten het huis wilde begeven, werd mij dat verboden. Maar ik zette door en ging toch naar buiten. Maar toen ik weer het huis wilde binnenlopen werd mij de toegang ontzegd. Dit alles gebeurde zonder opgaaf van redenen. Het was louter pesterij. De bewakers traden niet alleen tegen vader en mij ruw op, maar ook tegen alle andere leden van vaders gezin en bedienden, die er | |
[pagina 398]
| |
dan nog waren. Een heel grove behandeling kreeg vader gedurende de tijd dat hij werd verhoord omtrent hetgeen zich tijdens en voor de mislukte staatsgreep van 1 oktober 1965 had afgespeeld,' tot zover Rachmawati Sukarno.
Bung Karno's derde dochter uit zijn eerste huwelijk, de charmante Sukmawati, was op haar huwelijksreis met Deddy SuhartoGa naar eindnoot1. naar Europa en Amerika in Parijs langsgekomen. Huilende had Sukma aan Dewi verteld hoe haar vader door het Suharto-regime tot het uiterste werd vernederd. Tijdens haar eigen huwelijksplechtigheid wilde Bung Karno opstaan om zijn dochter een felicitatiekus te geven. Een lid van Suharto's militaire bewakers verhinderde dit door de president met een smak terug op de bank, waar hij zat, te duwen. Ook Dewi vertelde mij dit incident met ongelovige en verdrietige ogen. Was het dan zover in Indonesië gekomen? ‘Wat kan ik doen om ervoor te zorgen dat ondergeschikten met hun handen van Bapak afblijven?’ vroeg Dewi mij. De Amerikaanse journalist, James Reston, heeft terecht geschreven: ‘Wij zijn gewend de overwinnaars in de bloemetjes te zetten en het lot van de verliezers aan de overwinnaars over te laten.’ Voor mij was Bung Karno een vriend in nood. De meeste vroegere buitenlandse vrienden, die maar al te vaak van hun contacten met de president materieel geprofiteerd hadden - iets waar ik mij altijd strikt verre van heb gehouden - waren nu niet meer thuis.Ga naar eindnoot2. Ik wilde proberen iets voor ‘verliezer’ Sukarno te doen, ter beantwoording aan een jarenlange vriendschap en een genoten persoonlijk vertrouwen. Ik deed madame Dewi twee voorstellen. Wij zouden samen een Open Brief opstellen, gericht aan Suharto, met het oogmerk de aandacht van de internationale gemeenschap op de hondse behandeling van Bung Karno door het generaalsregime te vestigen. Ten tweede zouden wij, parallel lopend aan dit te publiceren artikel, een televisie-interview opnemen en ongeveer tegelijkertijd uitzenden, zodat optimale aandacht van het publiek verzekerd zou zijn. 16 april 1970, vier weken nadat de Telegraaf-primeur mijn aandacht had getrokken, verschenen in Vrij Nederland twee pagina's, pagina 1 en 3, met een Open Brief van Dewi Sukarno aan generaal Suharto.
Excellentie, president Suharto Het is allerminst mijn bedoeling u te herinneren aan zaken, die u juist schijnt te willen vergeten. Maar omdat ik de gebeurtenissen in Indonesië van nabij heb meegemaakt, beschouw ik het als mijn plicht mij thans uit te spreken. Misschien zou het zelfs verstandiger zijn geweest als een sfinx te blijven zwijgen. De verantwoordelijkheid om een taboe te doorbreken weegt meestal zwaar en daarom verwacht ik dan ook te zullen worden verafschuwd. Misschien zelfs meer dan ik verwacht. Zowel in de wereld als in Indonesië doen langzamerhand zoveel vervalste verhalen de | |
[pagina 399]
| |
ronde, dat het de hoogste tijd wordt, dat ik mijn kant van de zaken blootleg. Ik heb besloten deze brief tot u te richten als staatsburger van Indonesië. Bovendien wens ik er geen twijfel over te laten bestaan, dat mijn besluit een open brief tot u te richten, evenals de inhoud ervan, volkomen onder mijn eigen verantwoordelijkheid is geschied en niets te maken heeft met Sukarno, de voormalige president van Indonesië. Het is nu te laat om nog eens terug te komen op die officieren, die reeds als ‘contra-revolutionairen’ of als ‘samenzweerders tegen de staat’ werden geëxecuteerd. Ik heb altijd afwijzend gestaan, ook in de dagen van Sukarno's bewind, tegenover de stelling, dat ‘power can do no wrong.’ Evenmin heb ik gemeend dat een staatshoofd zich zou moeten omringen met ja-broers. Nog altijd ben ik van mening dat zich ook rond u teveel personen hebben verzameld, die nooit hun mond open doen, u schijnheilig naar de mond praten en gehoorzamen, teneinde meer macht voor zichzelf te verkrijgen. Ik veroordeel in de allereerste plaats de zogenaamde processen, waarbij personen werden ter dood veroordeeld voor ‘misdaden jegens de staat gepleegd’, zonder dat normale normen van rechtspraak in acht werden genomen. Deze processen vonden plaats in een sfeer van geweld en terreur. Zij, die weinig te zeggen hadden onder het bewind van Sukarno, lieten zich daarna op volkomen onverantwoorde wijze gaan en moordden en terroriseerden vanuit hun pas verworven machtsposities. Wanneer eens uw plaats vrij zal komen voor anderen, zou het heel goed kunnen gebeuren, dat zij die prominent waren in uw regime, waaronder begrepen u zelf en een aantal uwer militaire medewerkers, zullen worden ter dood veroordeeld wegens verraad aan de staat, en andere misdaden, zoals bijvoorbeeld de wijd en zijd om zich heengrijpende corruptie. Waarom geeft u een jong land als Indonesië zo'n slecht voorbeeld? En hier verwijs ik niet slechts naar uw politieke processen. Hierbij denk ik aan al die mensen, die werden vermoord bij de zogenaamde ‘rode zuivering’ die volgde op de 30 september-affaire van 1965. Hoeveel van deze mensen waren slechts volgelingen van Sukarno? Er is over gesproken dat niet minder dan 800 000 Indonesiërs, waaronder vrouwen en kinderen, werden vermoord omdat zij aanhangers van de pki (Partai Kommunis Indonesia) zijn geweest. De London Times schreef in januari '66: ‘Sedert de gebeurtenissen in Indonesië, drie maanden geleden werden honderdduizend “communisten” vermoord, welk cijfer volgens westerse diplomaten wellicht aan de lage kant genoemd mag worden.’ Dit verslag vervolgde, ‘Europese zakenlieden en toeristen, die uit Indonesië komen meldden dat zij een rivier hebben gezien waarin lijken dreven met afgeslagen hoofden, terwijl kinderen in dorpen voetbalden met hoofden van slachtoffers.’ De drie maanden na de 30 September-affaire waren een nachtmerrie van onbeschrijflijke verschrikkingen gekleurd in bloed - zonder weerga in de Indonesische geschiedenis. Een correspondent van de Washington Post schreef vanuit Djakarta, dat in Oost-Java alleen al 250 000 personen werden vermoord volgens Islamitische woordvoerders. Het blad berichtte, dat | |
[pagina 400]
| |
‘de slachting haar hoogtepunt bereikte in november. Hoofden werden als decoratie voor een brug gebruikt. Elders zag men onthoofde lichamen in lange rijen op rivierboten liggen.’ Wat hier gebeurd is, tart iedere beschrijving. Het moet een hel zijn geweest. “De lieflijke Solo-rivier moet een zo groot aantal lijken hebben geteld, dat men er soms het water zelf niet door kon zien. Sommige waarnemers spraken over rivierbeddingen roodgekleurd door bloed,” aldus de Post. Het Britse blad Economist schatte het aantal slachtoffers van de massamoord op éen miljoen. Waarom heeft dit gigantische bloedvergieten van onschuldige mensen plaats gehad? En waarom zweeg de wereldgemeenschap in alle talen? Wanneer éen persoon het leven laat langs de Berlijnse muur is de ganse westerse wereld in rep en roer. Maar wanneer een 800 000 Aziaten in zogenaamde vredestijd in koelen bloede worden afgemaakt blijft het doodstil in het westen. Zeker, er zullen communisten onder de vermoorde personen zijn. Maar wat blijft er over van de vrijheid van het individu wanneer men op zulk een wijze te werk gaat om beperkende maatregelen te nemen tegen een ondergrondse beweging, die de regering niet zint? Het zou iets aannemelijker geweest zijn wanneer bepaalde maatregelen genomen zouden zijn nadat men de pki grondwettelijk zou hebben verboden. Maar juist omdat individuele vrijheden uit humaan oogpunt behoren te worden gerespecteerd gaat het niet aan om een slachting te houden onder rebellen’. Los van de kwestie van ideologie: wat is geschied is een nationale misdaad.
Mijnheer Suharto, Hoe u zich ook wendt of keert om deze misdaad te rechtvaardigen, een misdaad waarbij weerloze en hulpeloze mensen werden uitgemoord en anderen zogenaamd bevrijd, ik kan u eerlijk zeggen, dat ik afkeur wat is gebeurd. Is het niet een feit, dat de nieuwe regering onder de vlag van Orde Baru (de Nieuwe Orde) de slogan hanteert van ‘uitroeiing van de pki?’ Was u zo bang dat Sukarno's macht zou terugkeren en zijn volgelingen weer op zouden duiken, omdat u zeer goed weet dat aanzienlijk meer dan de helft van alle Indonesiërs trouw aan hem waren? Dit bent u nu toch niet vergeten, is het wel? Misschien stelt u zich zelfs op het standpunt dat de 30 Septemberaffaire nu tot het verleden behoort. Wat mij betreft is dit niet het geval omdat teveel vragen onduidelijk en verborgen zijn gebleven. Ik ben dankbaar, dat ik van nabij heb meegemaakt en de lering heb getrokken, dat feitelijke gebeurtenissen uit de geschiedenis altijd worden geherinterpreteerd door hen, die de macht in handen hebben, teneinde deze dienstbaar te maken aan hun eigen politieke doelstellingen. Ik ben ook doordrongen van de enorme invloed van de publiciteitsmedia. Hoe gemakkelijk is het voor politieke leiders om zich te laten verleiden de propaganda te aanvaarden, die hun doelstellingen dient. Laat ons stilstaan bij de 30 September-affaire, of in feite, bij de vroege ochtend van 1 oktober 1965. De kwintessens van dit incident was de conclusie, verstrekt door de Revolutionaire aad, die geleid werd door een lid van Sukarno's lijfwacht, lt. ko- | |
[pagina 401]
| |
lonel Untung. ‘Een bepaalde groep van generaals heeft plannen beraamd om de regering omver te werpen en president Sukarno te vermoorden. Zij hebben een “dewan djendral” (Raad van Generaals) gevormd met het doel een militair bewind te stichten. Bovendien zou deze coup d'état plaatsvinden op de Militaire Dag, te houden op 5 oktober.’ Teneinde te voorkomen dat dit zou gebeuren, zouden zes generaals, onder wie de minister voor het leger, generaal Yani, zijn vermoord, aldus de Revolutionaire Raad. U heeft de mensheid doen geloven, dat de samenzweerders van de 30 September-affaire tot de pki zouden hebben behoord. Is het echter niet zo, dat de werkelijke moordenaars van de zes generaals officieren van het leger, de marine, de luchtmacht en de nationale politie waren? Ik betwijfel of de moordenaars uitsluitend communisten zijn geweest. En wie was dan de man, die het Indonesische volk tot gevoelens van wraakneming aanspoorde en het vuur ontstak door te verklaren: ‘Het was een communistische samenzwering?’ En dit geschiedde zelfs voordat enige bewijsvoering van een communistische samenzwering werd ontdekt. De minister van Defensie, generaal Nasution, die ook door de ‘dewan djendral’ vermoord moest worden hield een roerende lijkrede bij de begrafenis van de zes generaals op Legerdag, 5 oktober 1965. Hij zei: ‘Tot vandaag was onze legerdag steeds een gezegende gebeurtenis, die straalde van triomf. Vandaag is deze dag echter bevlekt door verraad en foltering... Ondanks de laster van verraders, geloven wij in onze harten dat u tot onze helden behoort en dat uiteindelijk de waarheid zal overwinnen... Wij worden belasterd, maar wij zullen het onze vijanden nooit aanrekenen.’ In de rede van Nasution viel niet de geringste suggestie te bespeuren, dat de moord op de zes generaals door de communisten gesteund zou zijn. Integendeel, alles uit zijn woorden wijst erop, dat de affaire een geschil binnen de gewapende strijdkrachten zelf was geweest. En mag ik vragen wat generaal Nasution bedoelde met ‘laster van verraders’ en ‘wij zullen het onze vijanden nooit aanrekenen?’ Het voornaamste doel van vijftig mannen in ‘uniformen van Sukarno's lijfwacht’ en de zwaargewapende moordenaars van de pki die naar de officiële woning van generaal Nasution oprukten was om hem, als bekende anti-communist, te vermoorden. Of niet soms? In plaats daarvan zagen zij de aide-de-camp van de generaal, luitenant Tendian voor Nasution aan. Ik ben ervan overtuigd, dat ieder lid van Sukarno's lijfwacht ogenblikkelijk generaal Nasution herkend zou hebben. De theorie, dat leden van de pki, die zogenaamd de belangrijke opdracht gekregen zouden hebben de generaal te vermoorden, zijn gezicht niet zouden hebben gekend, klinkt al even weinig overtuigend. Geeft u zich er rekenschap van, dat men in Indonesië er over spreekt, dat het een verdachte zaak is, dat u als enig lid van de staf aan de top van de gewapende strijdkrachten tijdens die noodlottige nacht niet werd aangevallen, omdat de moordenaars op weg naar uw woning het adres niet zouden hebben kunnen vinden? Sterker nog. U nam in de vroege ochtenduren van 1 oktober 1965 het bevel van het leger in handen en u wist met bijkans bovenmenselijke behendigheid de uitgeroepen Revolutionaire Raad tot zwijgen te brengen. | |
[pagina 402]
| |
Nadat Sukarno zijn minister voor het leger, generaal Yani had verloren, benoemde hij u, toentertijd een generaal-majoor, tot minister voor het leger en tegelijk als opperste bevelvoerder van het leger. Dit was op 14 oktober 1965. Sukarno zei bij die gelegenheid het volgende: ‘Het is onvermijdelijk dat orde en rust hersteld worden ten einde een vreedzame sfeer te scheppen, waarbij de emoties zowel van linkse als van rechtse zijde zullen kunnen kalmeren... en om tot een politieke oplossing van de 30 September-affaire te kunnen komen, is het noodzakelijk om de algemene en veelomvattende feiten van de zaak te leren kennen. Deze feiten zullen mij niet verontrusten, met welke politieke kleur zij ook mogen zijn bedekt, zij het rood, of groen, of geel.’ Volgens zijn instructies gelastte president Sukarno u dus de ‘feiten’ te verzamelen en aan hem persoonlijk te melden. U had dus onmiddellijk een onderzoek moeten beginnen. Maar u gaf aan Sukarno's bevel uw eigen interpretatie en hebt zelfs gezegd: ‘Ik heb thans het vertrouwen van de president gewonnen. Ik zal nu doorgaan de nog resterende krachten van het incident weg te vagen.’ Dit alles heeft een betekenis. President Sukarno wenste en verwachtte van u dat u trouw en loyaal zijn order zou uitvoeren. Hij had zich voorgenomen om tot een rechtvaardige bestraffing te komen van de schuldigen aan de opstand, wie het ook mochten zijn, de pki of militairen. U hebt niet de feiten aan hem voorgelegd, noch had u de goedkeuring van de president om het leger in actie te brengen, met generaals als Sarwo Edhie. En daarop ving dan de slachting van onschuldigen aan, de zogenaamde communisten. Het is een overbekend feit, dat het Indonesische leger door het gehele land en op uw uitdrukkelijke bevelen een begin maakte met martelen, brandstichten, plunderen en verkrachten. Het leger voerde een door u gedekte terreur. Vreedzame burgers werden door het wijd en zijd publiceren van de moord op de generaals tot razernij gebracht. Men ging de pki voor deze gruwelen haten en veelal werd China als de aanstoker van de affaire gezien. De grote massa van het Indonesische volk kon niet geloven dat er een ‘Dewan Djendral’ had bestaan. Vervolgens werd Sukarno gedwongen de pki buiten de wet te stellen en de partij verantwoordelijk te stellen voor de 30 September-affaire. Gedurende een heel jaar demonstreerden ontevreden studenten en andere groeperingen door middel van gewelddaden tegen Sukarno, juist omdat hij weigerde de pki tot illegale partij te verklaren zonder dat er sluitende bewijsstukken zouden zijn geleverd dat de pki en alléen de pki schuldig was aan het incident. De leiders van deze demonstratie waren zogenaamde ‘studenten’, aanzienlijk veel ouder dan 30 jaar, die hun volgelingen bovendien mooie parachutistenuitrustingen verstrekten van twijfelachtige herkomst. En waar kwamen de aanzienlijke sommen gelds vandaan, die de acties van de demonstrerende studenten duidelijk financierden? Waarom bekleden dezelfde ‘leiders’ van deze onruststokers thans belangrijke posten in uw regering? Deze kunstmatig aangewakkerde onrust heeft ongeveer éen jaar geduurd. Intussen werd een propaganda-offensief geopend tegen de pki, die werd voorgesteld als de enige aanstichtster van alle voorgevallen moeilijkheden. Hoeveel gemene en kwaadaardige daden, zou ik u willen vragen, werden in de | |
[pagina 403]
| |
naam van de pki uitgevoerd? En dit gaat allemaal nog steeds door, nu, vier jaar na de 30 September-beweging. Het is begrijpelijk en een feit van politieke realiteit, dat vriendelijke burgers, die in voortdurende angst en een gevoel van onveiligheid leven, hen, die de macht hebben, te vriend moeten houden. Maar Sukarno heeft u op 2 januari 1966 tijdens een kabinetszitting in Bogor gewaarschuwd: ‘Deze onzekere toestand moet beeindigd worden tussen broeders en zusters van éen volk zonder dat men elkaar uitmoordt. Wanneer de massamoord van medeburgers blijft aanhouden zal dit ongunstige tegenkrachten opwerpen.’ Maar op ‘bewonderenswaardige’ wijze hebt u op een geheel eigen manier deze onrustige situatie opgelost. Ik keur allerminst de actie van 30 september 1965 goed. Ik beschuldig niemand, en oordeel niet. Laat staan dat ik communiste zou zijn. Ik wens mij zelfs niet voor te doen als een ‘pki-sympathisante’, dat wat mij persoonlijk interesseert is wat er werkelijk is gebeurd. Wanneer het zou blijken waar te zijn dat de aanstichters van de 30 Septemberbeweging tot de pki behoorden, dan kan men zich slechts afvragen waarom deze strak georganiseerde machtige partij dergelijke onhandige en nutteloze stappen heeft ondernomen en met welk doel? Waarom negeerde het leger de grote brand in het pki-hoofdkwartier, die door oproerkraaiers werd aangestoken? Zou het niet zo hebben kunnen zijn, dat u in dat hoofdkwartier voor het leger onplezierige en duidelijk compromitterende bewijsstukken zou hebben kunnen aantreffen? Wanneer de aanstichters van de 30 September-beweging werkelijk tot de pki behoorden, zou het gepast zijn geweest wanneer de schuldigen in het openbaar voor het forum van het ganse Indonesische volk zouden zijn berecht. Maar waarom bracht het leger de voorzitter van de pki, D.N. Aidit in het geheim om het leven? (U hebt zelfs pas maanden later deze moord aan president Sukarno gemeld). En waarom heeft men de eerste en tweede vice-voorzitters van de pki, Njoto en Lukman, op eenzelfde wijze vermoord? Men heeft gezegd, dat de Nachdatul Ulama-partij 6 000 000 leden telde. Waarom was men in deze kring dan zo bang voor de pki die 3 000 000 leden had? Er zijn teveel zaken onverklaard gebleven. Het communisme, waar u zo bevreesd voor bent, zal vanzelf verdwijnen, wanneer men de armoede overwonnen zal hebben. De teneur van de pki-ideologie onder het leiderschap van Aidit (de voorzitter van het partijcongres) was gebaseerd op de Pantjasila (Sukarnoïsme). De pki speelde een belangrijke rol bij de geboorte van de natie en zij streed voor Indonesisch socialisme. Nasution, de voorzitter van het voorlopige Volkscongres, heeft de pki ervan beschuldigd voor het land nadelige acties te hebben uitgevoerd, vooral op het terrein van de economie. De voornaamste oorzaak van de huidige inflatie is echter de schuld aan het buitenland van 2,5 miljard dollar. Hieronder bevinden zich schulden aan de Sowjet-Unie voor de invoer van wapens ter waarde van éen miljard dollar. De man die deze contracten tekende, was generaal Nasution zelf, die voor dit doel tot tweemaal toe naar Moskou reisde. Kan hij thans zeggen dat er op hem geen verantwoordelijkheid rust? | |
[pagina 404]
| |
Mijnheer Suharto Ik wil een aantal van de feiten, die u zelf hebt aangewend als bewijsstukken om te komen tot een beschuldiging van de pki nader onder ogen zien. Waarom heropent u niet het onderzoek naar de gebeurtenissen van 30 september 1965 door werkelijke feiten te verzamelen, en geen eenzijdige getuigenissen en bewijsstukken? Het ganse land heeft hier recht op. Ook dat u dan uw bevindingen bekend maakt. Er wordt zelfs verteld, dat de pki niet alleen heeft gehandeld, maar dat Sukarno zelf ervan wordt verdacht met de Revolutionaire Raad te hebben samengespannen voordat hij werd uitgeroepen. Er is eveneens gezegd, dat verscheidene duizenden leden van de pki ter voorbereiding van de 30 September-beweging een militaire opleiding zouden hebben gekregen op een terrein nabij het militaire vliegveld van Halim, waar Sukarno de ochtend van het incident in veiligheid werd gebracht. Men kan zich slechts afvragen, hoe het mogelijk is geweest, dat duizenden personen in het geheim een militaire opleiding kregen zonder dat dit door iemand zou zijn opgemerkt. En waarom zou Sukarno bescherming hebben gezocht op een plaats waar hij onmiddellijk gecompromitteerd zou worden? De inlichtingen, die wij die dag op Halim ontvingen konden worden samengevat als: ‘Er is een conflict binnen het leger uitgebroken. De persoon van de president moet niet in gevaar worden gebracht door een onverwacht ongeluk.’ Ik ben zelf in het geheim naar Halim gegaan om in dit uur van ongerustheid en angst bij mijn man te zijn. Ik trof grote verwarring aan. Niemand wist precies wat er was gebeurd en gebeurde. Wij waren ons niet bewust, dat generaal Yani al was vermoord. Wij bezaten geen zekerheid of u zelf tot de vrienden of de vijanden gerekend moest worden. Maar ik denk nog altijd, dat wanneer generaal Yani het incident zou hebben overleefd, de toestand nu in Indonesië totaal anders zou zijn geweest. Sukarno maakte zich grote zorgen over de verblijfplaats van Yani.
Mijnheer Suharto Voor het nu volgende vraag ik uw bijzondere aandacht. Het bestaan van een ‘Dewan Djendral’, dat u met klem ontkent, was bekend aan generaal Yani (afgezien van het feit dat er is gezegd, dat deze Raad zou zijn georganiseerd door de vermoorde generaals). Slechts twee weken voor het incident vroeg de president hem om nadere inlichtingen hieromtrent. Yani antwoordde: ‘Laat u mij verantwoordelijk zijn voor mijn ondergeschikten. Maakt u zich hieromtrent verder geen zorgen.’ Voor mij blijft het ongelofelijk, dat ook generaal Yani die noodlottige dag om het leven werd gebracht. Indien u, die belast was met het onderzoek naar de 30 September-beweging, geen eenzijdig onderzoek zou hebben ingesteld, zou u ook moeten weten, dat Sukarno in feite niet bij de affaire was betrokken.
Mijnheer Suharto Mag ik u het volgende vragen: Welk antwoord hebt u te geven aan die Indonesiërs die menen, dat de behendige wijze waarop u orde wist te scheppen uit een zeer verwarde situatie (zo onmiddellijk na het incident | |
[pagina 405]
| |
zelf) doet vermoeden dat u zelf de gewraakte plannen van de ‘Dewan Djendral’ hebt uitgevoerd? Op dit moment van volmaakte chaos in Indonesië maakte een rechtsgeoriënteerd leger, hand in hand met studenten, op hun beurt aangespoord door Islamitische leiders en rechtse politici, zich op om de pki te onderdrukken. Hierbij werd een duidelijk schema van uitmoorden en bloedvergieten gevolgd. Is het mogelijk dat het ware gezicht van dit leger dichter bij het Pentagon, het Amerikaanse Ministerie van Defensie, en dus het militaire centrum van militaristische samenzweringen in de wereld ligt, dan men heeft vermoed? Wenste men in deze hoek niet dat de pki verpletterd zou worden en de betrekkingen met China verbroken? Sukarno heeft bij herhaling gewaarschuwd dat het in strijd met de waarheid was de pki te beschuldigen. Hij zei: ‘Men moet niet alle verantwoordelijkheid op de pki afwentelen. De waarheid ligt elders.’ Ik zal een eeuwig respect voor Sukarno bewaren, die zich aan zijn huidige lot heeft onderworpen. Die geweigerd heeft te buigen voor druk van het leger, dat alles in het werk heeft gesteld hem de pki onwettig te doen verklaren. Hij wankelde niet in zijn geloof en idealen onder de zwaarste druk. Sukarno zou zich momenteel in een geheel andere positie bevonden hebben, als hij zou hebben toegegeven en een compromis zou hebben bereikt. Maar Sukarno belichaamde de rechtvaardigheid. Minister van Buitenlandse Zaken Adam Malik sprak in 1966 Indonesische studenten in Tokio toe in een ongelofelijk domme redevoering. Hij verklaarde Sukarno verantwoordelijk voor de massamoord op ‘communisten’, die volgens hem nooit zou zijn voorgevallen indien Sukarno maar tijdig de pki zou hebben veroordeeld. Men kan slechts huiveren bij de gedachte wat er werkelijk gebeurd zou zijn in Indonesië als ook Sukarno zich nog in het openbaar had uitgesproken tegen de pki. Het zou betekend hebben, dat de president de begonnen vervolgingen van ‘communisten’ legaliseerde, wat geleid zou hebben tot oneindig ergere slachtingen. De Latijnse uitspraak zegt ‘cui bono?’, (wie komt het ten goede?) Bij het onderzoek naar de werkelijke feiten gaat het er niet zozeer om wat er is voorgevallen. Belangrijk is wie er het voornaamste profijt heeft getrokken. Hebben de Verenigde Staten niet de duidelijkste overwinning geboekt met de 30 September-affaire? Het huidige Djakarta is overstroomd met Amerikaanse ‘investeerders’. Hier zou uiteraard geen bezwaar tegen bestaan, wanneer dit zou betekenen, dat deze economische activiteiten in de eerste plaats de welvaart van Indonesië en het Indonesische volk ten goede zouden komen. Sukarno heeft bij zijn leven altijd geweigerd, een standbeeld voor zich te laten oprichten. Na 22 jaar leiding te hebben gegeven aan de Indonesische revolutie stemde hij met tegenzin er in toe, dat er een autobiografie werd gepubliceerd. Maar u, mijnheer Suharto, nauwelijks had u de macht tot zich getrokken, of u liet een boek uitkomen, dat de Glimlachende Generaal heette. Het is bovendien bekend geworden, dat u het voornemen koesterde uw portret op het bankpapier te laten afdrukken, waar uw adviseurs u van hebben weten af te houden. In het algemeen worden in ambassades in het buitenland portretten opgehangen van grote figuren uit de geschiedenis van naties. Sukarno is de vader van Indonesië. Hoe | |
[pagina 406]
| |
komt het dan dat men nergens in het buitenland zelfs geen klein portretje van Sukarno meer in Indonesische ambassades vindt? U, met uw kritiek op Sukarno's dictatuur, had plechtig beloofd Indonesië terug te leiden naar de democratie, welke de stemmen en de harten van het volk zou moeten vertegenwoordigen. Intussen hebt u zich nog grotere bevoegdheden toegeëigend dan Sukarno. De eerste stap naar meer democratie, de presidentsverkiezing, is steeds opnieuw uitgesteld. U staat zelfs toe, dat men belachelijke discussies voert of de naam van Sukarno wel in de geschiedenisboeken van het land dient te worden opgenomen. Terwijl u publiekelijk verklaart Sukarno in bescherming te hebben genomen heeft u hem juist totaal van de buitenwereld geïsoleerd. Deze onrechtvaardige afzondering onder het voorwendsel dat hij ziek zou zijn zal hem juist ziek maken. Wanneer hij medische verzorging nodig heeft, ontzegt u hem deze. Onbruikbare medische apparatuur decoreert zijn vertrekken. Tandheelkundige hulp, die hij nodig schijnt te hebben, wordt hem niet gegeven. Men heeft hem reeds aangeraden zich geen injecties meer te laten toedienen, omdat men er niet meer zeker van is, dat hij de juiste medicamenten ontvangt. Ik kan slechts hopen, dat het voedsel, dat de kinderen voor hem bereiden, hem ook daadwerkelijk bereikt. Sukarno leidt thans een uiterst moeilijk leven. Zelfs de minimum menselijke rechten worden hem niet verleend. De enige keren dat hij zijn isolement kan verlaten is om een huwelijksplechtigheid van zijn kinderen bij te wonen. Zijn auto wordt dan begeleid door gepantserde voertuigen en een ieder wordt verhinderd hem werkelijk te benaderen. Toen Sukarno bij zo'n gelegenheid opstond om de bruid, zijn dochter, een kus te geven, werd hij ruw door de hem begeleidende militaire politie teruggeduwd op een sofa, terwijl zijn ogen werden bedekt, opdat geen foto's gemaakt zouden worden. Wanneer mij een dergelijke behandeling te beurt zou zijn gevallen, zou ik reeds lang geleden vernietigd zijn. Maar juist, omdat Sukarno uitzonderlijke geestelijke kracht bezit en zijn wil sterk is, schijnt hij deze marteling nog steeds te hebben kunnen doorstaan. Ik kan slechts uitzonderlijk bezorgd zijn; wanneer men hem in het openbaar al zo behandelt, hoe zal men dan tegen hem optreden wanneer hij alleen is? U kunt een lichaam vernietigen, maar het zal u nooit gelukken om Sukarno's geest weg te vagen. In dit opzicht is hij onsterfelijk. Sukarno heeft Indonesië van 350 jaar Nederlandse overheersing bevrijd. Hij is de vader van de natie. Na dertien jaren te hebben geleden in verbanning en opsluiting door de Nederlanders, na de onafhankelijkheidsstrijd van 1945-1949, wist hij de vrijheid voor Indonesië te verkrijgen. Zonder Sukarno's leiderschap zou u zich op dit moment niet op uw post bevinden. Sukarno ontwierp een democratische grondwet, en stichtte een lingua franca voor Indonesië. Hij werd een promotor van de Indonesische cultuur en kunst. De man die zijn leven gaf voor de opbouw van de natie, zou niet aldus mogen worden behandeld. Hem komt het respect toe, dat hij verdient. Sukarno zou nimmer hebben toegestaan dat verraad werd gepleegd, of dat een grootscheepse broedermoord op touw werd gezet. Ik kan niet blijven zwijgen, terwijl mijn echtgenoot is blootgesteld aan gewelddaden. | |
[pagina 407]
| |
Voor mij is hij het hoogste goed: heilig. Het is mijn diepe overtuiging, dat de laagste daad die een man jegens zijn medemens kan begaan, het langzaam dood treiteren van zijn slachtoffer is. Wij kennen een Japans spreekwoord: ‘iemand met een zijden kous verstikken’. U, mijnheer Suharto, u staat het toe, dat Sukarno lichamelijk en geestelijk gemarteld wordt. Nooit heb ik mijn stem laten horen, niet direct en niet indirect, mede, omdat ik mij zeer goed bewust ben welke onmetelijke problemen u hebt te overwinnen. Maar ik spreek thans in het openbaar in de eerste plaats ter wille van Sukarno's veiligheid. Toen hij u zijn bevoegdheden overdroeg en op 7 maart 1967 als plaatsvervangend president benoemde, deed hij dit onder drie voorwaarden. Eén ervan was, dat u hem en zijn gezin zou beschermen. U hebt deze belofte niet gehonoreerd. U sprak tijdens een interview met de Japanse pers over corruptie in het huidige Indonesië, als volgt: ‘Wat het vraagstuk van de corruptie betreft, wordt er gezegd, dat deze nog altijd bestaat. Dit is echter een gevolg van de overblijfselen van het Sukarno-regime. Het zal voorlopig wel zo blijven, omdat het zo in het verleden is geweest.’ Wanneer u dit werkelijk hebt gemeend, klinken uw woorden wel zeer als een verontschuldiging. Het is laf en onwaardig zich voor de corruptie van heden te verschuilen achter Sukarno. Toen u dit deed, verloor ik dan ook mijn laatste respect voor u. Zolang de mens bestaat is het natuurlijk zo geweest, dat degenen die winnen automatisch het recht aan hun kant hebben, terwijl zij die verliezen nagenoeg van alles wat men maar wil beschuldigd kunnen worden. Wanneer u echter oprecht een onderzoek naar corruptie zou willen instellen, ben ik volledig bereid, als Indonesisch staatsburger u bij deze taak te assisteren. Ik ben bereid een open rechtszitting bij te wonen, temeer daar ik als getuige voor de aanklager zou kunnen optreden. Maar dit proces zou volgens bestaande wetten en normen moeten worden geleid en niet achter gesloten deuren in een sfeer van angst, geweld en machtsmisbruik. Dit zou wel mijn voorwaarde moeten zijn. Sukarno werd de held van de Indonesische revolutie. Het is echter mijn bescheiden mening, dat dit niet bij voorbaat behoefde te betekenen dat diezelfde man een even goede nationale leider in vredestijd zou zijn. Ik geloof, dat wanneer Sukarno zijn jeugd of studententijd in het buitenland zou hebben doorgebracht, hij wellicht er beter in zou zijn geslaagd een gevoel voor economie in te passen in zijn voortreffelijke leiderschapscapaciteiten. Het leek mij bijvoorbeeld een vergissing, dat hij de produktiemiddelen liet nationaliseren. Bovendien heeft Sukarno nooit in de positieve zin van het woord een werkelijk ‘home’ gekend. Had hij een gezinsleven geleid in de morele en ethische zin, zoals de meerderheid van de mensheid dit opvat, dan zou hij misschien een nog betere president van een socialistisch geleide staat zijn geweest. De omstandigheden veranderden hem echter in een keizersfiguur. En zo zou hij het slachtoffer worden van zijn eigen ontzagwekkende macht. Ik heb Sukarno altijd als een groot man bewonderd en gerespecteerd, maar zoals u ook goed hebt geweten, mijnheer Suharto, deelde ik niet altijd zijn opvattingen. Ik stond bijvoorbeeld op het standpunt, dat | |
[pagina 408]
| |
de Pantjasila, Sukarno's schepping, (religie, humanisme, democratie, nationalisme en sociale rechtvaardigheid) een vorm van puur idealisme inhield. Hoewel idealisme misschien wenselijk is, valt het niet altijd in praktijk te brengen in de twintigste eeuw. Indonesië is zeker niet rijp voor westerse vormen van democratie. Om die reden stond Sukarno ‘geleide democratie’ voor, vooral ook omdat een meerderheid van de bevolking nog geen zelfde opvoedkundig en sociaal niveau had bereikt. Ik ben het hier met hem eens. Maar anderzijds richtte Sukarno zijn politiek naar een te hoog gesteld ideaal. Het was onvermijdelijk dat hij scherpe kritiek kreeg te verduren, vooral op het punt van het verbeteren van het lot van de massa in haar geheel. Sukarno had realistischer moeten zijn. In een tijd, dat hij de alleenheerser was kon hij er natuurlijk op aandringen dat men zijn ideaal zou navolgen. Maar de meerderheid van de bevolking was meer geïnteresseerd in het verbeteren van het dagelijkse leven, dan in idealisme. Men hunkerde naar materialistische geneugten en men kreeg steeds minder belangstelling voor redevoeringen, die hun magen niet vulden. Sukarno was van mening dat de wereld overheerst werd door twee machtsblokken. Hij heeft getracht een derde kracht in het leven te roepen die de balans zou moeten herstellen. In dit gevecht beïnvloedde Indonesië de Derde Wereld; Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Tegelijkertijd betekende dit diplomatieke spel, dat Indonesië geleidelijk aan steeds meer alleen kwam te staan. Dit was allerminst zijn bedoeling geweest. Hij meende dat wereldvrede slechts dan zou kunnen worden verzekerd, wanneer volledige vrijheid voor ieder ras en iedere natie zou kunnen worden verkregen. Maar de voortdurende isolatie van het land leidde tot terugtrekking uit de Verenigde Naties, de Wereldbank en bijvoorbeeld het niet deelnemen aan de Olympische Spelen in Tokio. Indonesië verliet de volkerenorganisatie na de conflicten om de bevrijding van West-Irian en de confrontatie met Maleisië. Sukarno was van mening dat de Verenigde Naties niet gelijkelijk optraden tegen iedere lidstaat. Aangezien Indonesië nimmer een lening van de Wereldbank had kunnen krijgen zonder zich te moeten onderwerpen aan bepaalde voorwaarden en politieke druk, verloor Indonesië belangstelling voor deze wijze van hulpverlening. Reeds voordat de Olympische Spelen in Tokio plaatshadden, werd Indonesië er van beschuldigd bij de Aziatische Spelen in Djakarta zich te hebben laten beïnvloeden door politieke overwegingen op het terrein van de sport. Indonesië mocht dus niet deelnemen. Sukarno voerde hier tegen aan, dat de Olympiades zelf niet geheel van politiek gespeend waren, omdat bijvoorbeeld bepaalde communistische landen niet mochten deelnemen.
Mijnheer Suharto Wanneer ook u in die dagen ernstig nadacht over de toekomst van het land zal ook u wellicht andere opvattingen hebben gekoesterd dan de idealen van Sukarno, die tenslotte dikwijls het effect hadden van een wervelwind. Ikzelf, althans, keek met een kloppend hart toe bij het steeds verder naar links afglijden der Indonesische diplomatie. Geen mens is volmaakt. Hierop vormt Sukarno geen uitzondering. Des- | |
[pagina 409]
| |
alniettemin ben ik van mening dat Sukarno nimmer iets heeft ondernomen om er zelf beter van te worden, maar steeds oprecht gehandeld heeft in de volledige overtuiging het belang van Indonesië, zijn enige liefde, te dienen. Zijn ganse leven heeft hij zoveel mogelijk voorkomen dat landgenoten elkaar zouden uitmoorden. Vergeleken bij Sukarno hebt u, en een aantal van uw medewerkers, het land geregeerd aan de hand van opruiing en bloedvergieten. U en de uwen zullen moeten worden beoordeeld op de verdenking van het doen uitmoorden van ontelbare aantallen onschuldigen in de naam van een heksenjacht op de pki. Wie kan anders nog in een God geloven? In dit opzicht behoort Indonesië geen president te bezitten wiens handen worden gekleurd door bloed.
Mijnheer Suharto Sukarno hield echt van het land en de mensen. Zelfs zij, die hem hadden willen vermoorden, kon hij met mildheid benaderen wanneer hem vergiffenis werd gevraagd. Vergeleken met hem verbergt u een wreed hart onder uw glimlach. U hebt honderdduizenden mensen laten afslachten. Mag ik u andermaal vragen: ‘Bent u niet in staat uw positie en macht te beschermen anders dan door slimmigheden en bloedvergieten?’ Misschien is het wel uw grootste vergissing geweest, dat u in 1965 Sukarno niet meteen hebt laten vermoorden. U zou gemakkelijk de communisten van deze daad hebben kunnen beschuldigen. Indien u had gewild, had u op die wijze kunnen voorkomen dat er een massaslachting onder het volk zou worden gehouden. Tegelijkertijd zou u miljoenen bewonderaars van Sukarno hun innerlijke vrede kunnen hebben laten behouden. Bewonderaars die thans in stilte machteloos moeten toezien welk lot hun leider moet ondergaan. Het zou bovendien dan overbodig geweest zijn uw gevoelens van minderwaardigheid jegens Sukarno op deze wijze bot te vieren. Het zou een eervoller dood geweest zijn voor de grote leider van de revolutie, dan om zoals nu dood te moeten worden getreiterd. Het is een nationale schande voor Indonesië dat Sukarno geen milde behandeling in zijn lot kan worden toegekend - wat hij zo ruimschoots zou verdienen na zijn gehele leven aan het land te hebben gewijd. Laat ik deze brief aan u besluiten met opnieuw uiting te geven aan mijn innige gehechtheid voor onze Bapak. HIDUP BUNGKARNO!
Ratna Sari Dewi Sukarno, Parijs, april 1970 |
|