Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Hilversum - 24 mei 1970John Foster Dulles en Joseph Luns waren in Azië eigenlijk twee westerse amateurs van hetzelfde laken een pak. Eén van Dulles' meest beruchte politieke en diplomatieke successen is de oprichting van de seato (South East Asian Treaty Organisation) geweest. Een gordel van aan de Verenigde Staten gebonden landen rond de periferie van China, zou het Mao-communisme binnen de Chinese muur moeten houden.Ga naar eindnoot1. Dulles wilde maar niet begrijpen dat ideeën vleugels hebben, zodat bijvoorbeeld Jean Paul Sartre in Parijs een Maoistische krant leidt, ondanks de seato en de Zevende vloot. De gebroeders Alsop wezen erop, dat de seato vondst ‘heel Azië aan het lachen maakte, terwijl iedere weldenkende Amerikaan, die in Azië werkzaam of woonachtig was, het liefst onder de tafel kroop van schaamte bij het aankondigen van deze verdragsorganisatie.’Ga naar eindnoot2. ‘seato mag indrukwekkend hebben geleken voor een kind met een aardrijkskundeboek,’ schreef C.L. Sulzberger. Toch geloofden Dulles en kameraad Luns heilig in dit soort uitwassen van een stervend imperialisme in Azië. Beiden waren zij van mening, met de Bilderberg-jongens dat, alhoewel Indonesië onder Bung Karno vooralsnog buiten deze ‘veiligheidsgordel’ was gebleven, alles in het werk diende te worden gesteld om de archipel er vroeg of laat bij te slepen. Intussen zou Luns de Papoea's met hart en ziel omhelzen, om ook een anachronistische dominee Wawelaarduit in Dulles' seato-zak te werpen. Dulles, door de Amerikaanse diplomaat Thayer eens omschreven als ‘Dull, Duller, Dulles,’Ga naar eindnoot3. is overigens in dit verband slechts vermeldenswaard, omdat hij tot Luns' overleden kroongetuigen behoort! Misschien heeft Dulles werkelijk onder vier ogen Luns voor zijn seato-denkbeelden of kruistocht tegen het communisme in de wereld weten te porren, maar dan had Luns bij diens overlijden in 1958, toen Dulles opgevolgd werd door Christian Herter (die met Luns nooit over Nieuw-Guinea heeft gesproken), of onder de Kennedy's, of in ieder geval toch zeer lang vóor Robert F. Kennedy's bezoek 22 februari 1962 aan Den Haag, kunnen berekenen, dat wat Dulles in 1958 onder de tafel mogelijk had toegezegd, in de zestiger jaren beslist geen politiek opgeld meer zou doen. Luns' tête-à-têtes met geestesverwant Dulles hadden toch zeker na de Kennedy-troonbestijging generlei militair-strategische waarde meer. Bovendien bestaat er een vertrouwelijke brief van oud-minister Dirk U. Stikker, waarin deze onomwonden stelt de minister van Buitenlandse Zaken van president Kennedy, Dean Rusk, recht voor zijn raap de vraag te hebben gesteld of er op Amerikaanse steun inzake Nieuw-Guinea gerekend mocht worden. Het antwoord was zeer beslist ontkennend. Van Roijen had dus gelijk! Of wil meneer Luns thans beweren, dat ook Rusk loog? Of liegt Stikker? Neen, iedereen spreekt onwaarheid, behalve Joseph c.s. De lezer moet zich terdege bewust zijn, dat zeer veel loyale vaderlanders, niet alleen politici, maar vooral ook schrijvers, journalisten, tegelslichters, of ik zelf over dozijnen en nog eens dozijnen vertrouwelijke correspondentie en stukken beschikken, die in een mum van tijd, wan- | |
[pagina 386]
| |
neer eenmaal boven water gekomen, zouden aantonen, wat hier moeizaam aan de hand van slimme zinswendingen en het herhaaldelijk raadplegen van het Wetboek van Strafrecht wordt betoogd, namelijk, dat onze veel bewonderde en toegezongen oud-minister Luns, koningin en vaderland gewoon belazerd heeft. En niet eenmaal, of tweemaal, of een jaar, of twee jaren, maar jaar na jaar, keer op keer. Opmerkelijk is bijvoorbeeld een hoogst vertrouwelijke brief door oud-premier De Quay op 4 juli 1973 geschreven aan een jongeman van 21 jaar in Amsterdam, waarin een staatsgeheim werd vastgelegd, waar iedere geïnteresseerde Nederlander recht op heeft kennis van te nemen. Wat bevestigt Jan de Quay namelijk? Dat inderdaad ambassadeur Van Roijen sedert 1960 bij herhaling en voortdurend aan minister-president en kabinet in telegrammen rapporteerde, dat de Amerikaanse regering er niet over dacht Nederland militair te steunen bij een militaire confrontatie met Bung Karno over Irian Barat. Maar, aldus De Quay, hier stond tegenover dat minister Luns keer op keer uit Washington terugkeerde (in 1961 en 1962) en hij minister-president en kabinet verslag deed, dat hem bij voortduring op het hoogste niveau in Washington werd verzekerd, dat de Verenigde Staten Nederland wel te hulp zouden komen in een oorlog met Indonesië. Had Luns met de cia gekonkeld? Wie gaf Luns anders deze hoogst gezaghebbende verzekeringen, wanneer het niet het Witte Huis, het ministerie van Buitenlandse Zaken (Dean Rusk), of de Nederlandse ambassade (Van Roijen) waren geweest? Want, zo schreef De Quay op 4 juli 1973, begrijpelijkerwijs tilde hij als minister-president zwaar aan de informaties die hem via Luns bereikten. De Quay begon voor het eerst te twijfelen aan die ‘concrete beloften’ toen Washington moeilijkheden begon te maken met het vervoer van militairen naar Biak via een luchtbrug langs Amerikaanse vliegvelden. Daar zou tegenover hebben gestaan, dat Washington niet reageerde op een verklaring destijds door minister Visser van Defensie in de Tweede Kamer afgelegd, waarin werd gesteld dat Nederland nooit alléen een oorlog in de Stille Oceaan zou kunnen voeren. Hij (Visser) drukte op het feit, ‘dat Nederland slechts een eerste klap zou kunnen opvangen, waarna krachtige hulp van bondgenoten onontbeerlijk zou zijn.’ De Quay: ‘Voor het kabinet en mij persoonlijk waren de mededelingen van minister Luns echter van zeer grote betekenis.’ Pas definitief zou De Quay om gaan na het bezoek van Robert F. Kennedy aan Den Haag op 22 februari 1962, zoals ook Schmelzer in zijn memoires heeft vermeld. De Quay bevestigt nu schriftelijk dat zijn politieke chaperon, Schmelzer, veel eerder dan hij zelf ervan overtuigd was, dat Luns de bedoelingen van de Amerikanen verkeerd interpreteerde. Volgens De Quay heeft Schmelzer dit Luns indertijd meer dan eens kenbaar gemaakt. En De Quay besloot: Hadden wij de werkelijke bedoelingen van de regering-Kennedy eerder gekend, dan zou hetzelfde resultaat op Nieuw-Guinea in een eerder stadium zijn bereikt.’ Met andere woorden, had Luns ons niet bedonderd dan zou het Nieuw-Guinea akkoord éen jaar eerder gesloten zijn en zou men honderden levens hebben gespaard. Vooral dit laatste, daar gaat de goegemeente ook maar | |
[pagina 387]
| |
al te gemakkelijk aan voorbij. Dat Dulles een enigma was wist iedereen, die enige mate ingevoerd was in Washington die dagen. Van Roijen moet het geweten hebben. Luns moet het geweten hebben. Professor Arthur Schlesinger jr. waarschuwde, ‘dat journalisten al lang niet meer wisten of zij de minister van Buitenlandse Zaken, Dulles, konden geloven wanneer hij een uitspraak deed, of dat zij voor de zoveelste maal werden gebruikt als instrumenten voor psychologische oorlogvoering.’ Wie weet, heeft deze levensgevaarlijke man onze eigen Luns wel op die wijze voor zijn anti-communistische komplotten smedende karretje gespannen! De journalist James Reston beschreef Dulles als een ‘advocaat en moralist’. ‘Alles in zijn opleiding tot advocaat en programmering deed hem ertoe neigen te denken in termen van goed en kwaad, overwinning en nederlaag, precedenten en oordelen.’Ga naar eindnoot4. Reston onderstreepte, dat Dulles klinkklare diplomatieke formules, die wellicht in Europa van toepassing waren zonder nuancering in Azië in praktijk bracht, en daarbij geen enkele rekening hield met geheel andere sociale antropologische of culturele factoren. Daar wist de man, evenals Luns, ook niets van. Noch getroostte hij zich, evenals Luns, enige moeite er meer van te weten te komen. In de dagen van programmering van Dulles en Luns, de beide reuzen in de Nieuw-Guinea-affaire, bestond er nog geen Vredescorps. Dit soort antieke heren dacht dat men er met een dosis Harvardse of Leidse kak alléen wel zou komen om de lakens uit te kunnen delen in de wereld. Hierbij werd op een Sukarno of een dappere Sihanouk,Ga naar eindnoot5. van een klein Aziatisch land met 7 miljoen mensen, niet gerekend! Zo heeft de Amerikaanse winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede (1963), de Internationale Lenin-vredesprijs, en de Mahatma Gandhi-vredesprijs, en de Grotius-medaille voor bijdragen op het gebied van het internationale recht, Linus Pauling, in een interview met mij John Foster Dulles als een ‘misdadig element’ in de samenleving omschreven.Ga naar eindnoot6. Pauling bracht Dulles in verband met diens opvattingen aangaande atoomproeven, waarbij hij mensen als proefkonijnen zag. De Papoea's waren in ieder geval Luns' witte muizen. Ook Arnold Wolfers, mijn voormalige professor aan Yale University en Dean van Pierson College, waar ik woonde in New-Haven (1948-1950) heeft de Amerikaanse houding vis à vis Irian-Barat nog eens nauwkeurig opgesomd. ‘In de kwestie West-Irian is onze (Amerikaanse) houding er een van stille neutraliteit geweest.’ De discussies over het vraagstuk in de Verenigde Naties verdeelden zich als gewoonlijk in ‘koloniale en anti-koloniale’ blokken. Indonesië werd straf ondersteund door India, Burma en Ceylon, waarbij Nieuw-Guinea als een ontoelaatbaar overblijfsel van westers kolonialisme in Azië werd genoemd. België, Frankrijk, Engeland en Australië stonden achter Nederland. ‘De Verenigde Staten namen op geen enkele wijze deel aan de debatten. Duidelijker nog,’ aldus professor Wolfers, ‘wij onthielden ons bij alle stemmingen inzake substantiële resoluties met betrekking tot dit probleem.’Ga naar eindnoot7. Wolfers herinnerde er voorts aan dat John Foster Dulles op 9 december 1957 reeds op een persconferentie verklaarde: ‘De argumenten vóor of tégen een overdracht van | |
[pagina 388]
| |
Nieuw-Guinea liggen dicht bij elkaar. Wij zien eigenlijk geen overtuigend argument voor iedere partij afzonderlijk in dit conflict, waardoor wij het gevoel zouden hebben dat wij een positief standpunt zouden moeten innemen voor éen van beide partijen.’Ga naar eindnoot8. Hier ligt voor ons een uitspraak van een professor in political science in een Amerikaans geschiedenisboek gedaan, die John Foster Dulles citeert uit 1957! Waar haalde Luns in Jezusnaam zijn ‘concrete afspraken’, ‘concrete toezeggingen’ en ‘duidelijke afspraken’ met John Foster Dulles vandaan, welke tot het ‘verraad’ van de Kennedy's zouden leiden? |
|