Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - 16 mei 1970VandaagGa naar eindnoot1. arriveerde onze eerste rooms-katholieke minister van Buitenlandse Zaken Luns in een handig geprepareerde nos-studio. Terwijl mijn film hem werd getoond - hij had tot dusverre dus slechts de tekst ervan gelezen - lieten de technici een ampex meedraaien, die alle reacties des ministers nauwkeurig op film vastlegde, inbegrepen peuteren in de neus en gevloek om Kennedy-medewerkers. Hierna interviewde Joop van Os de bewindsman. Van Os: Minister Luns, u hebt zoëven gezien, wat de Amerikaanse heren over dit brok geschiedenis hebben gezegd. Een ding drijft een beetje bovenaan, dat is de rol, die Bobby Kennedy heeft gespeeld in deze hele Nieuw-Guinea-affaire. Ik zou u willen vragen, wat wás nu eigenlijk die rol van Bobby Kennedy in uw ogen. Luns: Ik zou die rol als bijzonder belangrijk willen schetsen. Het is juist, wat oude medewerkers van president Kennedy hebben gezegd, dat de verantwoordelijkheid van de president in laatste instantie de doorslag gaf. Het is bekend, dat president Kennedy zeer onder de invloed stond van zijn hardwerkende en ambitieuze broeder, de minister van Justitie. En ik heb zelf de Attorney General direct na zijn bezoek aan Indonesië in Den Haag gezien, dus ik kan hier verklaren dat de heer Kennedy, Robert Kennedy, terugkwam met het idee dat wat er ook gebeurde, Nieuw-Guinea terug moest gaan naar Indonesië. En hij zei dat op een vrij blunte wijze. Ik kan u een voorbeeld geven. Hij vroeg aan een collega en aan mijzelf: hoeveel inwoners heeft Nederland. Waarop wij zeiden: 12 miljoen. Waarop hij zei: Indonesië heeft meer dan 80 miljoen, dús Indonesië heeft gelijk. Een wat summiere wijze van redeneren. En nadat de broer van de president terug was, heb ik in de houding van de president t.o.v. dit probleem een verandering geconstateerd. Een verandering ten slechte in zoverre, dat Amerika vanaf dat moment alles heeft gedaan via Bunker ook om een aanvaardbare formule te vinden voor overdracht van Nieuw-Guinea. Dus ook op dit gebied was Robert Kennedy van grote invloed op zijn broer. Ik heb aan de president gezegd, kijk eens meneer de president, uw broer was 5 dagen in Indonesië. Wij Nederlanders, wij zijn er ongeveer 400 jaar geweest; driehonderdvijftig jaar. Welnu, 5 dagen is niet genoeg naar mijn opvatting om een expert te worden op alle vragen, die Indonesië betreffen. Acht dagen is het minimum. Zo heb ik het gezegd. Dat was wel duidelijk. Van Os: Mag ik constateren uit wat u zegt, dat u toch de mening blijft toegedaan, dat Robert Kennedy in dit geval van Nieuw-Guinea een anti-Nederlands sentiment had? Luns: Ja, anti-Nederlands, wat is anti-Nederlands? Hij was van oordeel | |
[pagina 382]
| |
dat Nederland moest toegeven. En anti-Nederlands heb ik steeds bedoeld in de zin, dat hij de Nederlandse politiek gericht op het handhaven van het recht tot zelfbeschikking, u heeft trouwens zojuist gezien, dat het recht ook werd erkend door de Amerikanen die zijn geïnterviewd, hij was van oordeel dat Nederland daar niet op moest blijven staan, in dat opzicht was hij anti-Nederlands. Van Os: Ja. Dat brengt mij even op de belangrijkste, d.w.z. voor dit gesprek geloof ik belangrijkste ontwikkeling in dit gesprek, dat gaat over het al of niet bestaan van die geheime overeenkomst, die er zou zijn. Gentleman's agreement wordt dat hier genoemd. Wat is uw commentaar daarop? De heren ontkenden het dus. Luns: Nou, u zult hebben gezien, dat zij het ontkenden in de zin van: wij hebben daar geen weet van en: het lijkt ons zeer onwaarschijnlijk. Ten eerste dateerde die technische afspraak, die, ik heb het ook steeds gezegd, tenslotte afhankelijk zou zijn van de beslissing van de president, op het moment dat die in werking moest treden. Ten eerste was die technische afspraak gemaakt lang voordat president Kennedy in functie was. Ik heb hem zelf herinnerd aan deze technische afspraak en hij heeft gezegd: wij zullen alles honoreren wat de vorige presidenten hebben gezegd. Na de inspraak van zijn broer is dat veranderd. Nu wil ik hier toch wel duidelijk zeggen, dat ik nooit heb gesteld, ook niet in mijn contacten met de kamercommissie, of in mijn uiteenzettingen aan mijn kabinetscollega's, dat de Verenigde Staten verplicht waren om ons te helpen. Zelfs een plechtig gesloten verdrag heeft dikwijls clausules waardoor men het niet hoeft te honoreren, in dit geval was het een technische afspraak maar die de indice gaf, die ik steeds heb gezien, van uiteindelijke Amerikaanse steun. Maar als men mij vroeg: denkt u dat die belofte gehouden zal worden, dan heb ik altijd gezegd: daar heb ik grote twijfels over. Mocht die niet gehouden worden, dan zal Nederland daar zijn consequenties uit trekken, want dit is juist, want ik heb ook steeds die mening gehad, dat van Nederland niet verwacht kon worden, dat er te veel geëist zou worden, dat wij voor het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's een oorlog met Indonesië zouden aangaan. En ik het woord gebruikte à l'impossible nul n'est tenu. En het is een feit dat na het bezoek van Robert Kennedy aan Sukarno en na die illusies gewekt door de verklaring van Sukarno bij de Attorney General nl. dat Indonesië geheel pro-Amerikaans en pro-westers zou worden, indien dit struikelblok maar uit de weg was weggewerkt. Het zijn illusies gebleven, u kent de rest van de geschiedenis tot de val van Sukarno zelf, dat daarna impliciete wel was en dat heb ik ook het kabinet gezegd, dat we niet konden rekenen op militaire hulp en daar hebben we de consequenties uit getrokken. Van Os: Acht u het mogelijk dat in 1960 de regering-Kennedy misschien niet helemaal goed ingelicht was over toezeggingen van hun voorgangers. Luns: Dat is in zoverre niet onmogelijk, omdat in Amerika een merkwaardig regeringssysteem is. Men heeft de regering en de minister van Buitenlandse Zaken, i.c. was dat Dean Rusk, een man voor wie ik groot respect en grote vriendschap koester, en daarnaast heeft men de president met zijn raadgevers, die een hele curieuze positie heeft. Zo wordt op het | |
[pagina 383]
| |
ogenblik wel het verwijt gemaakt aan president Nixon dat hij te veel zou drijven op die raadgevers, hetzelfde verwijt werd gemaakt aan president Kennedy en een van die raadgevers is de man, waarmee ik steeds in aanraking ben geweest, dat was de heer Rostow, die aanwezig was bij de gesprekken over het Nieuw-Guinea-probleem. Gesprekken die 8 maal hebben plaatsgevonden zowel met de heer Dean Rusk erbij of in aanwezigheid van de president persoonlijk. Maar ik acht het niet onmogelijk. Er bestaan bij regeringen, zoals de Amerikaanse regering in kwesties die aan de grenzen van hun directe belangen liggen zoveel afspraken die niet onmiddellijk onder Buitenlandse Zaken vallen, maar bijvoorbeeld onder Defensie ressorteren dat ik zeker de goede trouw van de heren die dit in uw film zeggen niet in twijfel zou willen trekken. Het grensde aan het belachelijke, om Luns de avond van de uitzending, 24 mei 1970, in het programma Panoramiek van de nos, zonder blikken of blozen te horen zeggen: ‘Ik heb nooit gesteld dat de Verenigde Staten verplicht waren om ons te helpen’ en ‘Als men mij vroeg, denkt u dat de Amerikaanse belofte gehouden zal worden, dan heb ik altijd gezegd, daar heb ik grote twijfels over.’ God beter het! De hele Nieuw-Guinea-politiek van Luns zou door de jaren gebaseerd zijn geweest op een belofte, die Van Roijen zei, dat nooit was gedaan (alleen Luns had er een concrete afspraak, gentleman's agreement etcetera in beluisterd), terwijl hij, Luns, zelf er grote twijfels over had gehad. Waarom wachtte Den Haag met Nieuw-Guinea te evacueren tot er geschoten werd en tot alle Nederlandse belangen in Indonesië in de periode 1949-1962 met de grond gelijk waren gemaakt? De incompetentie bij het voeren van een dergelijk beleid op leugens en verdraaiingen gebaseerd is dermate manifest, dat men zich in gemoede zal moeten afvragen of deze anders-horen-de-dan-de-feiten-fantaseerder op het hoofdkwartier van de navo thuishoort zonder dat ook die belangrijke organisatie vroeg of laat belachelijk gemaakt zal worden, zoals hij heel Den Haag, de Kamercommissies, het parlement, Drees senior en de Heer zal weten wie nog meer al die jaren met briljant succes in de boot heeft genomen. Ik betreurde het dat nos collega Van Os, voor wie ik anderzijds alle mogelijke waardering heb, toch door Luns geïntimideerd scheen. Want toen de minister nu ‘technische afspraken’, als variant op eerdere ‘concrete afspraken’ te berde bracht, haakte Van Os niet onmiddellijk aan om nadere informaties in te winnen over waar die afspraken vastgelegd waren en wie hiervan, anders dan Luns zelf, op de hoogte zouden moeten zijn. Had de minister aan president Kennedy een afschrift van deze ‘technische afspraak’ overhandigd? En als er geen memorandum over bestond, had hij Kennedy mondeling de tekst ervan overgebracht? Kennedy's chef-staf op het Witte Huis had immers zojuist verklaard dat een dergelijke schriftelijke, of mondelinge, laat staan publieke of geheime afspraak niet bestond! Met andere woorden: Luns continueerde zijn onwaarheden. Hij verschoof de zaak simpelweg naar nog meer mensen, die inmiddels waren overleden. Met menig landgenoot koester ik, naast alle genoemde en felle kritiek inzake Indonesië en Sukarno, een beleefd respect voor Willem Drees als | |
[pagina 384]
| |
Nederlands staatsman en promotor van historisch belangrijke sociale wetgeving. Wie zou hem deze onuitwisbare diensten het vaderland bewezen willen afnemen, of proberen deze onvergetelijke daden thans te bagatelliseren! Om de heer Drees hangt een Churchilliaans aura. Een reden te meer, dat ik nauwelijks kan aannemen, dat Drees senior voor altijd de geheugenstoornissen des ministers als ‘te goeder trouw’ zal willen blijven registreren. Bedenkt u wel, heer Drees, de enige keer dat uw minister Luns en John Foster Dulles samen hun handtekening zetten tijdens een diner in Washington was: op een menu! Dit bewuste document werd in Luns' privé-archief bewaard! Het lijkt mij een geruststellende gedachte, dat ook oud-premier Drees nu niets liever wil, dan dat de Nieuw-Guinea-affaire en de rol van de regering hierin, tot de draad toe aan de hand van alle beschikbare stukken zal worden uitgezocht. Drees stelde op schrift dat hij hier een enthousiast voorstander van was. Onmiddellijk ná de Luns-show schreef ik Howard P. Jones, indertijd onderminister voor zuidoost-Azië van John Foster Dulles. Hij antwoordde mij per kerende post, dat de mededelingen van Luns in het commentaar op de nos-film gedaan kant noch wal raakten. Hij, Jones, had als onderminister van John Foster Dulles van dergelijke afspraken (technisch of concreet) nooit gehoord. Een nog in leven zijnde naaste Dulles-functionaris wist van niets. Intussen schreef een andere naaste Kennedy-medewerker en onderminister van Buitenlandse Zaken in 1963, Roger Hilsman, dat Luns, lange tijd minister van Buitenlandse Zaken van Nederland, over Nieuw-Guinea ‘het koppigst was van iedereen.’ Hilsman voegde eraan toe: ‘En hij, Luns, zag kans de hele Nederlandse regering naar zijn pijpen te laten dansen.’Ga naar eindnoot2. Ik blijf de kernvraag stellen aan al die Nederlanders, die in het Nieuw-Guinea-conflict om Luns heen opereerden: ‘Hoe is mogelijk geweest, dat deze ene man, u allen zo grandioos heeft weten te verlakken?’ Alle Kennedy-functionarissen wisten van niets. De Nederlandse ambassadeur in Washington D.C. wist van niets. Maar Luns alléen wist dat hij technische-concrete afspraken in de Amerikaanse hoofdstad had gemaakt, die de hoeksteen vormden voor diens desastreuze Nieuw-Guinea-beleid, dat zou eindigen in een derde militaire confrontatie tussen Nederland en Indonesië in 1962, waarbij niet alléen een aantal Nederlandse, maar ook opnieuw enkele honderden Indonesische militairen het leven zouden laten. In het kort somt deze situatie de briljante carrière van afsprakenvervalser Luns op. Voor de zoveelste keer viel het doek. Althans voorlopig. | |
[pagina *1]
| |
Bapak spreekt, bewoners van Ternate luisteren toe.
(foto Willem Oltmans) ‘Als ik spreek,’ zei Sukarno eens, ‘dan probeer ik onder woorden te brengen wat onder het volk leeft.’
(foto Willem Oltmans) | |
[pagina *2]
| |
Sukarno stelt de auteur aan de mensen in Samarinda op het eiland Kalimantan voor (1957).
(foto Indonesische leger) Sukarno: ‘Ini, wartawan baik, Willem Oltmans’.
(foto Indonesische leger) | |
[pagina *3]
| |
Bung Karno toegejuicht in Bandung.
(foto Kempen) Sukarno omringd door studenten in Djokjakarta.
(foto Willem Oltmans) | |
[pagina *4]
| |
Sukarno bezocht Mao Tse-tung voor de eerste maal in 1956. De eerste Amerikaanse President die naar Peking reisde, was Richard M. Nixon, in 1972.
(foto Rochman) | |
[pagina *5]
| |
‘Kom maar met de familie,’ zei de President op zijn verjaardag, 6 juni 1957, hier gefotografeerd met de staf op de trappen van het Merdeka paleis. De auteur midden op de achterste bovenste trede.
(foto Iphos) | |
[pagina *6]
| |
Premier Chou En-Lai van de Volks Republiek China gefotografeerd tijdens een bezoek aan het Merdeka paleis samen met President Sukarno en Madame Dewi.
Het staatshoofd van Cambodja, Prins Norodom Sihanouk en diens echtgenote, Prinses Monique, bezoeken het Istana Merdeka paleis in Djakarta.
| |
[pagina *7]
| |
Kartika Sari Sukarno-Putri
Bung Karno, Madame Hartini en Emile van Konijnenburg op paleis Bogor 15 October 1966.
(foto A. Basri) Generaal Suharto geeft Willem Oltmans in 1966 op uitdrukkelijk verzoek van President Sukarno zijn eerste televisie interview voor de nos. Rechts, de toenmalige privé secretaris van Suharto, kolonel Sutikno Luktodisastro, een persoonlijke vriend van de auteur.
(foto Jan Romijn) | |
[pagina *8]
| |
In 1966 ontmoette de auteur de Indonesische President voor de laatste maal, hier op het Merdeka paleis gefotografeerd, en filmde een interview voor de nos televisie.
(foto Loet Hentze) |
|