New York - 27 januari 1970
Vanmorgen filmde ik professor Schlesinger in zijn kantoor aan de New York University. Deze Amerikaanse historicus zei: ‘Ik ben bijzonder blij, dat u dit doet. Het zou zeer onjuist zijn als dit soort verhalen de ronde bleven doen.’ Ik vroeg hem allereerst of hij van mening was, dat de Kennedy's oprecht waren geweest in hun bemiddelingsrol inzake Irian-Barat, vooral jegens Nederland.
‘Dat is in sterke mate het geval geweest. Ik weet, dat president Kennedy zeer bezorgd was over het uitbreken van een oorlog om Irian-Barat. Hij was bovendien van mening, dat indien dit zou gebeuren, Nederland zich middels de “diplomatieke” lijn van Luns in een onhoudbare positie had gemanoeuvreerd. Wat hij dacht en hoopte was, dat door zijn goede diensten aan te bieden men de situatie zou kunnen verbeteren en een vreedzame regeling gevonden zou worden. Tenslotte is dit ook gebeurd.’ Schlesinger volgde niet het voorbeeld van zijn Witte Huis-collega's om naast scherpe kritiek op de heer Luns, hem bijvoorbeeld voor diens Europese beleid tegelijkertijd een veer in diens achterste te prikken. Hij stak zijn minachting voor de man niet onder stoelen of banken. Schlesinger, als geschiedkundige, bleek minder te lijden te hebben gehad van denkver-