New York - 21 januari 1970
Michael Forrestal was in 1970 werkzaam op het bureau van de familie Rockefeller in Wall Street, het financiële centrum van Amerika. Hij was op het Witte Huis onder de Kennedy's ambassadeur Robert Komer opgevolgd en hij had Robert F. Kennedy op een reis naar Indonesië begeleid. Hij benadrukte, dat de interventie van de Kennedy's in de kwestie Nieuw-Guinea maar éen doel had gehad: te voorkomen dat bondgenoot Nederland opnieuw in Zuidoost-Azië in een oorlog verwikkeld zou raken. Daar stuurde de Nederlandse regering het zijns inzien, vooral door de onverzettelijke houding van Luns, regelrecht op aan. Washington weigerde voor Nederland de kastanjes uit het vuur te moeten halen, te meer daar men reeds met een onaangename situatie in Vietnam en Laos was geconfronteerd. ‘Wij beoogden slechts na te gaan wat de Verenigde Staten zouden kunnen doen om Nederland te helpen in de uiterst moeilijke positie waar het in was geraakt. Zoals Den Haag op dat moment bezig was zou het in een bloedige en onplezierige moeilijkheid terecht zijn gekomen.’ Ik vroeg: ‘Bedoelt u dat er een kans was op een volledige oorlog tussen Indonesië en Nederland?’ ‘Inderdaad,’ aldus Forrestal. ‘Ik ben er zeker van dat het president Kennedy's bezorgdheid was wat Holland daar zou kunnen overkomen, die hem deed interveniëren. Hij wilde uw land juist helpen om tegen te gaan dat ú dezelfde fout zou gaan maken, die wij momenteel in Vietnam maken.’ Dat zijn geheel andere feiten en waarheden, dan de schoonpraterij van de heer Luns voor radio en televisie.