New York - 19 januari 1970
Vandaag filmde ik Theodore Sorensen1 in diens advocatenkantoor aan Park Avenue. De man had niet minder dan zeventien jaar nauw met beide Kennedy's samengewerkt. ‘Ik zou willen stellen,’ aldus Sorensen, ‘dat deze twee broers, zoals ook gedurende de regeringsperiode van John F. Kennedy ampel is gebleken, van mening waren dat de voornaamste belangen van de Verenigde Staten het beste waren gediend door een nauwe band met Europa en de grootst mogelijke samenwerking met de naties van Europa. Men zou kunnen stellen, dat zij een bepaalde voorkeur voor Nederland en Nederlanders hadden. Ik geloof, dat ik zelfs een persoonlijke observatie hieraan toe kan voegen...’
‘Zoals u deze zelf op het Witte Huis heeft opgemerkt?’
‘Precies. President Kennedy had bewondering voor uw minister van Buitenlandse Zaken, Luns.’
‘En Luns beweert, dat de Kennedy's tegen de belangen van Nederland handelden en zelfs anti-Nederlands waren?’
‘Het is moeilijk en ik zal niet proberen de motieven van minister Luns uit te leggen. Ik geloof echter dat hij het in dit geval bij het verkeerde eind heeft. Wat president Kennedy in het geval van Irian-Barat heeft gedaan, is een grote dienst aan Nederland bewijzen. Hij wist te voorkomen, dat uw land andermaal in een verschrikkelijk militair conflict met Indonesië verward zou raken, wat slechts uw jonge mensen, uw economie en uw positie in de wereld niet te herstellen offers en schade zou hebben toegebracht.’