Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdSanta Monica, Californië - 17 januari 1970Ik begon bij de historicus professor Arthur M. Schlesinger jr., een voormalige naaste medewerker van president Kennedy op het Witte Huis. In A Thousand Days, zijn memoires over het Kennedy-bewind, had hij immers opgemerkt, dat jfk eens tegen Luns had gezegd: ‘Geeft u ons maar de schuld, wanneer het Nieuw-Guinea-probleem maar wordt opgelost.’ Schlesinger sprak van Luns' kruisvaart en persoonlijke belang bij Nieuw-Guinea en hoe de Nederlandse minister zodanig geagiteerd raakte tijdens een bezoek aan Kennedy, dat hij een wijsvinger in diens gezicht wapperde. Zoiets vindt De Telegraaf dan prachtig. Ieder normaal mens zou zich generen voor een dergelijk gedrag van zijn minister van Buitenlandse Zaken. De professor schreef, dat Kennedy de onbeschoftheid van Luns hoffelijk negeerde.Ga naar eindnoot1. Schlesinger raadde mij aan eerst met ambassadeur Robert Komer te spreken, die door president Kennedy op het Witte Huis was belast met | |
[pagina 373]
| |
de Nieuw-Guinea-zaak. Ik belde Komer op in Santa Monica, Californië, waar hij als oud cia functionaris aan de spionage-denkfabriek van Rand is verbonden. Hij stemde ogenblikkelijk in een nos-televisie-interview toe. Ik vertrok naar de Amerikaanse westkust. Op 17 januari filmde ik Komer. Ongevraagd kwam professor Guy Pauker, een andere Rand Corporation-adviseur, die ik in Indonesië indertijd had ontmoet mee. Ik filmde beide heren aan het zwembad bij de ambassadeur thuis. Robert Komer vertelde hoe Walt W. Rostov op 5 april 1961 direct ná mijn bezoek op het Witte Huis zijn bureau was binnengekomen en mijn memorandum over Nieuw-Guinea en de groep-Rijkens had laten lezen. Rostov: ‘Er zijn blijkbaar zeer invloedrijke Hollanders, die het met Luns grondig oneens zijn.’ De beide heren hadden besloten samen met dit memo naar president Kennedy te gaan. ‘Kennedy was een snelle lezer. Hij wist onmiddellijk de kwintessens van problemen te vatten. Hij nam snel besluiten,’ aldus ambassadeur Komer. ‘Ik wees president Kennedy erop, dat ook prins Bernhard het met de gevolgde politiek van de Nederlandse regering oneens was.’ Luns zou later de groep-Rijkens afdoen als ‘een stel zakenlieden, die zich door Sukarno alles lieten wijsmaken.’ Hij durfde! De man had de Indonesische president toen de groep-Rijkens opereerde, door zijn eigen botheid zelfs nooit ontmoet. Er was niets nieuws onder de zon. Men leze er de Max Havelaar maar op na! Luns was totaal verkeerd geïnformeerd over Sukarno. Wat hij over deze man dacht te weten, had niets met de werkelijkheid te maken. Luns had wel naar Ujeng Suwargana, en via de heer Van Houten, naar generaal Nasution (in het geheim) geluisterd, en had gehoord (in 1961) dat Sukarno spoedig door generaals zou worden afgezet. Hij duimde dat dit spoedig zou gebeuren, want dan zouden Sukarno's opvolgers de kwestie Nieuw-Guinea even vreedzaam hebben opgelost, als zij later met Maleisië zouden doen. Han Hansen: ‘Heeft de groep-Rijkens grote invloed gehad op de afloop van de zaak Nieuw-Guinea?’ Luns: ‘Ik kan moeilijk beoordelen hoe groot die invloed in feite was, maar ik geloof wel, dat een deel van de pers door deze lieden is beïnvloed.’Ga naar eindnoot2. Komer stelde, dat men in Washington Luns op zijn best beschouwde in verband met de navo en het Atlantisch bondgenootschap. ‘Jammer, dat die man een hang-up over Nieuw-Guinea had, waar hij niet af kon komen.’ Komer: ‘Ik heb daarop president Kennedy een memorandum geschreven, dat het van het grootste belang zou zijn de confrontatie over Nieuw-Guinea te voorkomen en te zorgen dat er geen oorlog op grote schaal tussen Nederland en Indonesië zou uitbreken.’ Komer wees erop dat de politiek van Luns er voortdurend op was gericht, te proberen de Verenigde Staten te betrekken in de verdediging van Nieuw-Guinea. ‘Den Haag wees er tegelijkertijd op, dat indien Sukarno Nieuw-Guinea zou aanvallen, Nederland weinig anders zou kunnen doen dan een eerste aanval afslaan. Daarna zouden de Verenigde Staten tussenbeide moeten komen. Wat Luns in feite bedoelde was, dat wij, de Amerikanen, hem uit de puree zouden moeten halen wanneer Sukarno eenmaal zou toeslaan.’ | |
[pagina 374]
| |
‘Maar is het u bekend, dat Luns blijft verkondigen dat de Kennedy's anti-Nederlands waren?’ vroeg ik. ‘Op de basis van mijn ervaring als naaste medewerker op het Witte Huis in de kwestie Irian-Barat vind ik een dergelijke verklaring moeilijk om te begrijpen. Eigenlijk vind ik het ongeloofwaardig dat iemand een dergelijke suggestie zou durven doen, dat óf president Kennedy, óf zijn broer Robert anti-Nederlandse gevoelens zouden hebben gekoesterd. Ik geloof trouwens niet dat iemand die goed bij zijn hoofd is de Amerikaanse politiek inzake Irian-Barat in de jaren 1961-1963 als anti-Nederlands zou kunnen afschilderen. Wij waren van mening op het Witte Huis, dat wij eigenlijk een nuttige taak vervulden, vooral ten voordele van de Nederlandse regering zelf, door Nederland behulpzaam te zijn zonder te veel kleerscheuren van zijn laatste overblijfsel van de Nederlands-Indische koloniën af te komen.’ |
|