Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWashington D.C. - 29 oktober 1968De Amerikaanse presidentsverkiezing van 1968 verliep uitermate verrassend. Eugene McCarthy won in New Hampshire. Robert F. Kennedy stelde zich kandidaat. Lyndon B. Johnson trok zich terug. Bobby werd 6 juni vermoord en Nixon won. Eén week vóor de verkiezingsdag publiceerde ik mijn gesprek met Nixon. De compagnon en voorganger van de veelbesproken collega, | |
[pagina 359]
| |
Jack Anderson, een soort Amerikaanse Van Blankenstein, Drew Pearson, stelde zich die dagen uitermate kritisch op tegenover Nixon. Na zijn beslissende nederlaag voor het Republikeinse gouverneurschap van de staat Californië in 1962 had Nixon zich immers geheel uit de politiek teruggetrokken? Hij vestigde zich als advocaat in New York en werd ondermeer een super-salesman voor Pepsi Cola. Toen bijvoorbeeld op Formosa geen vergunning loskwam reisde Nixon naar Chiang Kai-shek, die hij als vice-president van de Verenigde Staten had ontmoet. De zaak werd geregeld. Nixon was goud waard. Het was opvallend, dat na de Nixon-Breshnev-topconferentie in Moskou in 1972, ook in de Sowjet-Unie bekend werd gemaakt dat Pepsi Cola zich in dat land zou gaan vestigen. ‘Niets bijzonders,’ zei mij een Hongaarse diplomaat met wie ik onlangs in de Verenigde Naties lunchte. ‘Toen Nixon als particulier advocaat in 1966 Boedapest bezocht werd spoedig bekend, dat Hongarije een Pepsi Cola-bedrijf zou krijgen.’ Nixon laat een Pepsi-spoor achter waar hij reist, als advocaat of als president. Dat is wat Pearson aan de kaak stelde. Ik reisde naar Washington in oktober 1968 en had een ontmoeting met Drew Pearson. In detail reconstrueerde ik het gesprek met Nixon in New Hampshire. Pearson was het er mee eens dat Nixon gevaarlijke dingen zei. Op 29 oktober 1968 publiceerde de beroemdste van de Amerikaanse kroniekschrijvers een artikel, ‘The Dutch and Us’, in zijn vele honderden aangesloten kranten.Ga naar eindnoot1. Verbatim ging Pearson op mijn ontmoeting met Nixon in. Ook de Indonesische ambassadeur in Amerika, Sudjatmoko, scheen belangstelling te tonen voor Nixon's uitspraak, dat Amerikaanse mariniers Sukarno hadden moeten helpen verslaan. De Indonesiërs herinnerden zich namelijk Nixon's woorden toen Sukarno voor diens eerste staatsbezoek aan de Verenigde Staten in mei 1956 in Washington landde en hij als de toenmalige Amerikaanse vice-president Sukarno vergeleek met George Washington, de stichter van Amerika. Zelf had ik deze uitspraak van Nixon als lichtend voorbeeld in Newsweek gezet.Ga naar eindnoot2. Nixon's hartelijke reizen naar Mao en Chou blijf ik in waarde dan ook tegen deze persoonlijke ervaring met de man afwegen. Het zou natuurlijk ook kunnen zijn, dat hij maar wat had gezegd om zich populair te maken bij een Nederlands journalist, wat misschien nog meer zegt van Nixon's werkelijke karakter. In ieder geval werd ik door Life opgebeld. Een redacteur van het blad had zowel met Pearson als Chancellor, de collega die in Keene het gesprek met Nixon had bijgewoond, gesproken en men wilde meer weten. Toen in november 1968 Nixon tot president werd gekozen, publiceerde Life een twee pagina's lang hoofdartikelGa naar eindnoot3. en refereerde aan diens opmerking tegen mij, dat Amerika de mariniers naar Indonesië had moeten zenden. Life waarschuwde, dat nu Nixon president zou worden het een noodzaak zou zijn, dat hij ‘de impulsiviteit van een vroegere Nixon’ kwijt zou raken en zijn besluiten zou nemen alleen na ‘passende voorzichtige overwegingen’. Boter aan de galg gesmeerd. Toen meneer Nixon met Kerstmis 1972 dacht dat hij in Vietnam zijn zin niet zou krijgen, zond hij de zware B-52 bommenwerpers naar Hanoi om, zoals de New York Times schreef, oorlog bij tantrum te voeren, met als enig resultaat dat een komma werd | |
[pagina 360]
| |
veranderd in het reeds tevoren (26 oktober 1972) bereikte Vietnam-akkoord tussen Henry Kissinger en Le Duc Tho. Amerika zou in Zuidoost-Azië immers precies blijven doen, wat Bung KarnoGa naar eindnoot4. mij in 1966 al uiteengezet had. Maar de generaals, opvolgers van Sukarno, hadden andere zaken aan hun hoofd dan zich te bekommeren om de rampen die Amerikanen over grote gebieden van Zuidoost-Azië uitstortten. Hun prioriteiten lagen bij het spekken van hun bankconto's in Singapore, Hongkong, Zwitserland of Japan. Opvallend was de analyse van de Amsterdamse grafoloog, Henk C. Bruinsma, die op de Amerikaanse verkiezingsavond, door de nos-televisie georganiseerd, de handschriften van de drie kandidaten Nixon, Humphrey en Wallace analyseerde. Over Richard M. Nixon zei hij in 1966 al: ‘Nixon schijnt “harder” dan hij is. Deze grotendeels uiterlijke hardheid is een pantsering, die moet dienen om zichzelf houvast te geven en beïnvloeding door anderen te voorkomen. Nixon is overwegend gesloten van aard en in wezen een stille, maar eerzuchtige man, die zijn doelen niet uit het oog verliest. Hij is te ernstig en te gesloten om soepel en gemakkelijk in de omgang te kunnen zijn. Voor anderen blijft hij ondoorgrondelijk. Door een beperkte fantasie is hij weinig origineel en is hij geen improvisator. Hij is wel zeer nauwgezet. Hoewel hij moeilijk inmenging in eigen zaken kan verdragen is het niet uitgesloten dat hij onder invloed zou kunnen komen van een sterke figuur. Hij heeft namelijk geen sterke eigen aard ontwikkeld, en originele ideeën zijn in het algemeen niet van hem te verwachten. Zijn overwicht is niet groot. Evenals bij Wallace zijn er in geestelijk opzicht onvolgroeide kanten als gevolg van jeugdbindingen. Agressieve reacties zijn in zijn karakterbeeld een voorkomende mogelijkheid en in dergelijke gevallen kan hij echt een gemis aan redelijkheid vertonen.’ Bruinsma voegt aan dit beeld toe: ‘In conflictsituaties kan Nixon gevaarlijke dingen doen. Ik vrees daarom deze mens.’ Bruinsma, die in Nederland door tal van bedrijven bij sollicitaties wordt geraadpleegd, voegde aan dit overzicht enige profetische uitspraken toe. ‘Als ik advies moest uitbrengen over het aannemen van Nixon als president-directeur van de klm, zou ik hem afraden.’ Bruinsma steldeGa naar eindnoot5. tot besluit dat Wallace ‘een fascist’ was, Humphrey ‘een lakei van een oorlogsmisdadiger’ (Lyndon B. Johnson) en Nixon ‘een politieke zwendelaar’. Intussen zou Nixon in 1972 opnieuw voor een ambtstermijn van vier jaren tot president van de Verenigde Staten worden gekozen, naar later tijdens het Watergate-proces zou blijken, met behulp van meer uitgebreide en geraffineerde Mafiapraktijken dan ooit in de Verenigde Staten in opdracht van het Witte Huis waren uitgevoerd. Uiteraard was navo-paladijn Luns de eerste Europeaan die Richard M. Nixon met diens herbenoeming telegrafisch zou gelukwensen. Wat de nrc-Handelsblad-combinatie tot enkele hoofdredactionele kanttekeningen bracht:Ga naar eindnoot6. ‘Wie wind zaait zal storm oogsten. Daarvan zou zeker elke hoge boom zich bewust moeten zijn. Mr. J.M.A.H. Luns, secretaris-generaal van de navo, is dit | |
[pagina 361]
| |
evenwel kennelijk niet. Voor de zoveelste maal in zijn nog korte navo-carrière is hij over de schreef gegaan. Ditmaal door met partijdige haast president Nixon geluk te wensen met diens herverkiezing en bovendien voor de Nederlandse televisiecamera's te verklaren de verslagen Democratische kandidaat politiek “levensgevaarlijk” te vinden.’ De lezer vergist zich niet, Luns beschouwde senator McGovern en niet Nixon als een levensgevaarlijk man! Luns, de te goeder trouw, aan geheugenverlies lijdende, vergeetachtige tijdbom aan de top van de navo kon het weten. Alleen de nrc vervolgde: ‘Misschien moeten wij ook op nieuwe memoires van de heer Luns wachten om te zien dat hij achteraf niet gelukkig was met zijn onbekookte uitspraken over de Amerikaanse binnenlandse politieke situatie. In elk geval is te hopen dat mr. Luns niet nog meer gerede aanleidingen voor dergelijke spijtbetuigingen zal accumuleren in de jaren, die hij als secretaris-generaal van de navo nog voor zich heeft liggen.’ Wanneer men Bruce Mazlish' boek In search of Nixon, (Basic Books, New York, 1972) naslaat, in de New York Times door Christopher Lehmann-Haupt omschreven als ‘een fascinerende poging om de president van Amerika op de divan te leggen’, dan vindt men de man beschreven als iemand, die ‘verscheurd wordt door zijn moeders afkeer van strijd en oorlog en zijn vaders drang tot winnen.’ Mazlish, een professor aan het Massachusetts Institute of Technology, gespecialiseerd in psycho-analyse en geschiedenis, en die om die reden spreekt van een psycho-historische studie, schreef onder meer dat Nixon uitermate ambivalent ten aanzien van zijn agressieve impulsen was en de neiging vertoonde deze impulsen in anderen te projecteren. ‘Hij wordt vervolgd door de mislukkingen van zijn vader en wordt gemotiveerd om dit falen te voorkomen en vooral beter te doen dan zijn ouders. Hij tracht bij gebrek aan aangeboren talenten door een enorme dosis ijver en hard werk compensatie te vinden. Hij wordt geplaagd door besluiteloosheid en eigen twijfel aan persoonlijke moed, vooral in tijden van crises. Hij heeft ernstige problemen gekend ten aanzien van doods- en angstgevoelens ten opzichte van zijn broers, president Eisenhower en zichzelf. Hij identificeert zijn persoonlijke belangen met die van het land’ (enzovoorts), aldus professor Mazlish. Dr. Arnold Hutschnecker, de New Yorkse psychiater, indertijd door Nixon geraadpleegd, dringt er de laatste tijd bij herhaling in artikelen op aan dat kandidaten voor de hoogste posten in het land, (of die van secretaris-generaal van de navo), zich zouden moeten onderwerpen aan een vorm van psychische Wassermann-test, alvorens zij tot het uitoefenen van dergelijke gevaarlijke taken zouden worden beëdigd. |
|