Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWageningen - 16 september 1967Ná Verolme, Worms en generaal Ibnu Sutowo zou ik met de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Adam Malik, in scherp conflict komen. Het is tekenend, dat Bung Karno Adam Malik al in 1947 liet gevangennemen, omdat hij een staatsgreep wilde organiseren. Malik was toen trotskist. Hij ontsnapte uit de bak (waar hij onder andere latere samenzweerders leerde kennen en ook Werner Verrips zou hebben ontmoet), wist opnieuw een wit voetje bij Bung Karno te halen wiens ijdelheid, wordt dan gezegd, hem parten speelde. Voor mij was het Sukarno's mens-zijn die hem eenieder en alles kon doen vergeven. Malik klom weer snel op, via het persbureau antara, en een post als ambassadeur in Moskou tot minister van Handel. Terwijl Subandrio toen het hem te heet onder de voeten werd in de psi over ging naar de pni, weigerde Malik zijn links radicale Murba-partij te verlaten, toen deze door Bung Karno bij het bezuinigen op politieke partijen werd opgeheven, en hij trad af als minister van Handel. Zodoende schoof hij automatisch dichter naar de tegen Sukarno subversief agerende generaals toe. Zij konden een figuur als Malik, van huis uit strak links, prima gebruiken in een door de dewan djendral te vormen regering. Zo ziet men Malik dan weer opduiken, als minister van Buitenlandse Zaken en derde rad aan het hoge presidium van Suharto. Hij zou het zelfs tot de prestigieuze post van president van de 26ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties brengen, een functie, die een Indonesiër van het kaliber Ali Sastroamidjojo, maar nooit Malik had moeten toekomen. Bij terugkeer in New York, ná mijn aanval op Ibnu Sutowo einde 1966 in De Spiegel, werd ik door vrienden uit de kring van de Indonesische Kamer van Koophandel in Wall Street benaderd. Men was op de hoogte van mijn gevecht met Ibnu Sutowo. Men was van mening, dat het in het belang van Indonesië zou zijn, wanneer andere corrupte praktijken dan | |
[pagina 352]
| |
die van het Pertamina staats-oliebedrijf aan de kaak werden gesteld. De Orde BaruGa naar eindnoot1. van Suharto ondernam intensieve pogingen om in Amerikaanse financiële kringen de indruk te wekken dat met de situatie uit de nadagen van Sukarno voor eens en voor al werd afgerekend, dat Indonesië aan een schone lei was begonnen, en dat corruptie van nu af aan met kracht zou worden bestreden. Hierdoor groeide de bereidheid om Amerikaanse dollars naar Indonesië te doen vloeien. Terwijl inderdaad meer bereidwilligheid onder Amerikanen weer in Indonesië te investeren viel te constateren, was toch een oude bekende corruptor in Washington D.C. opgedoken, ditmaal als buitengewoon gevolmachtigd ambassadeur van het nieuwe Hoge Presidium in Indonesië, te weten generaal Suharto, de sultan van Djokjakarta, Hamengku Buwono ix, en Adam Malik. Wat de overwegingen van de Indonesische Kamer van Koophandel ook mochten zijn liet mij verder onverschillig. Voor mij was het geen onbelangrijke zaak, dat mijnheer Malik een van zijn kornuiten er op uit had gestuurd om het land voor 8 miljoen dollars op te lichten. Malik's kameraad had Widjatmiko de volgende stunt uitgehaald. Op slinkse wijze had hij via de secretaresse van een concurrerende corruptor de hand weten te leggen op contacten in Washington D.C. en de Verenigde Staten. Er waren als gewoonlijk, rijsttekorten in Indonesië. De regering-Suharto had ambassadeur Marshall Green ettelijke malen om hulp gevraagd. Green had geantwoord dat het voorlopig niet mogelijk zou zijn om in 1966 uit Amerikaanse surplusvoorraden rijst te betrekken. Amerika kon niet helpen. Hiermee lag de weg open naar de zwarthandelaren. Senator John Tower uit Texas had bij het aftreden van Sukarno een eigen vertegenwoordiger in Djakarta, Thomas M. Coyne, gestationeerd. Deze ijverige agent had al spoedig ontdekt, dat Widjatmiko met voorstellen kwam om via Publieke Wet 480 in de Verenigde Staten uit Amerikaanse voorraden rijst aan te kopen, op een lening over een periode van 40 jaren af te betalen. Reeds tijdens de regeringsperiode van Bung Karno was deze Widjatmiko op het oorlogspad geweest. Nu Sukarno van het toneel was verdwenen, was men in Wall Street onthutst over het feit, dat het nieuwe Indonesische bewind via dezelfde figuren de zaken bleef regelen. Toen ambassadeur Marshall Green eens een lijst publiceerde, waarop alles voorkwam wat Indonesiërs de afgelopen jaren via die Wet 480 op leningen in Amerika hadden aangekocht, was Sukarno des duivels. Men had hem nooit verteld, dat het hier 40-jarige leningen betrof. Hij wist dus niet dat Indonesië voor idem zoveel bij de Verenigde Staten in het krijt was komen te staan. Widjatmiko ging in 1966 deze schijn-show voor Suharto herhalen. Hij kreeg een bijzondere opdracht van het Hoge Presidium, gedateerd 2 september 1966. Eerst tekende zijn vriend, de minister van Buitenlandse Zaken, Adam Malik, die in het komplot zat. Daarop wist Widjatmiko de handtekening van de ‘keurige’ sultan van Djokja te bemachtigen, door hem aan te schieten op het moment dat hij in een vliegtuig naar de Verenigde Staten zou stappen. De sultan tekende aan de vliegtuigtrap. Toen was het niet meer moeilijk om Suharto's handtekening te krijgen, want die zag dat de beide andere heren van het presidium reeds akkoord wa- | |
[pagina 353]
| |
ren gegaan en het echte spel kon beginnen. Widjatmiko werd in Washington als buitengewoon gevolmachtigd minister en ambassadeur ontvangen vanwege de brief van het Indonesische Presidium. Hij opereerde geheel buiten de Indonesische ambassade om. In Djakarta veronderstelde men dat Widjatmiko een barter-deal zou gaan sluiten en rijst tegen mineralen zou gaan ruilen. Ambassadeur Sudjatmoko voelde zich gepasseerd en distantieerde zich van deze corruptie. Het Amerikaanse ministerie van Landbouw gaf onmiddellijk een vergunning aan Widjatmiko om een lening voor Indonesië te sluiten ter waarde van 6 tot 8 miljoen us-dollars over een periode van 40 jaar in termijnen terug te betalen. Een voorraad van 50 000 ton rijst zou naar Djakarta worden gezonden. Widjatmiko deed zijn handel niet met gerenommeerde rijstexporteurs, maar benaderde volgens Tom Coyne, een totaal obscure zaak in Memphis, Tennessee. De rijst werd met een nog onbekender maatschappijtje, de Flare Shipping Line, naar Indonesië verscheept. Aldaar aangekomen verkocht Widjatmiko de rijst ter waarde van 6 à 8 miljoen us-dollars tegen roepia's aan het leger, de marine en de luchtmacht. Het geld verdween in tal van onbekende banken en op niet nader te verifiëren bankrekeningen. Daarop werd de regering Suharto een lening van 6 tot 8 miljoen dollars gepresenteerd, over een periode van 40 jaar terug te betalen. Dit is éen uit een dossier vol zaken, dat ik in Wall Street verzamelde en waarvan ik in het weekblad De Spiegel op zeer beperkte schaal die dagen melding heb gemaakt.Ga naar eindnoot2. Onmiddellijk werd De Spiegel van 17 mei 1967 in Indonesië verboden. Twee advocaten, mr. A.C. van Empel, en de Indonesische advocaat, Tasjrif, de laatste speciaal hiervoor uit Djakarta overgekomen, meldden zich in Wageningen bij hoofdredacteur Teunis. Ook de Indonesische ambassadeur in Den Haag, Sudjarwo Tjondronegoro, bevestigde mij per telegram, dat minister Malik een proces tegen mij was begonnen. Op 16 september 1967 publiceerden wij in De Spiegel een fotokopie van het originele stuk, waarbij Suharto, de sultan en Malik de heer Widjatmiko hadden gemachtigd rijst in de Verenigde Staten aan te kopen. Het proces van Malik ging toen niet meer door. De advocaat van Malik, Tasjrif, keerde snel naar Indonesië terug, gaf een persconferentie bij aankomst op Kemajoran, en loog er op los. Hij vertelde de wachtende Indonesische persGa naar eindnoot3. dat Malik van De Spiegel glansrijk had gewonnen, dat het Nederlandse weekblad alle beschuldigingen had teruggenomen en nog mooier, dat De Spiegel Malik verontschuldigingen had aangeboden. De Djakarta Times drukte de leugens van Malik's advocaat mogelijk te goeder trouw over de hele voorpagina op 18 september 1967 af. In De Spiegel van 7 oktober 1967 antwoordden wij met een artikel, ‘Salto mortale van Malik's advocaat: Een kat in het nauw.’ Dit alles geeft de lezer dan een indruk van de soort situaties welke de journalist ontmoet, die bij zijn reportages het dictum volgt, om Bernard Shaw te parafraseren: ‘Het gaat niet erom dat men belangrijke personen of onbelangrijke personen aanvalt, het gaat erom alle personen met dezelfde maatstaven aan te vallen.’ Later heeft een kolonel Sriamin, naar ik begreep mede op verzoek van | |
[pagina 354]
| |
generaal Suharto, de affaire in Washington en New York nagetrokken. Hij bevestigde mij, dat ‘iedereen daar wist’ dat Widjatmiko met steun van Malik en op gezag van Suharto's presidium monkey business had uitgehaald. De zaak had nagewerkt in de Amerikaanse hoofdstad en bepaalde functionarissen waren zelfs uit hun ambt gezet. Het heeft weinig zin meer alle details hieromtrent te vermelden. Hoe on-vaderlands, immoreel en misdadig het was, dat juist naaste medewerkers van Suharto, als Malik, Widjatmiko, Surjo Wirjopotro, Alam Sjah, Ali Murtopo, Sudjono Humardhani, Achmed Tirtosudiro, Achmad Yusuf en anderen zich met illegale (rijst)handel inlieten, waar rijst het brood van Azië betekent, bewijst de situatie ook nog altijd in 1973.Ga naar eindnoot4. Thailand heeft de uitvoer van rijst onlangs moeten stopzetten. Generaal Yusuf maakte naam in rijstzaken als Indonesisch ambassadeur in Bangkok. De Chinese Volksrepubliek heeft de uitvoer van rijst moeten staken. Vietnam heeft met ernstige tekorten te kampen, deels als gevolg van de Amerikaanse oorlogvoering met chemische wapens, deels door onverwachte droogte. Ook Hong Kong en Singapore zitten in 1973 met rijstschaarste. Generaal-majoor Sugih Arto verwierf als Indonesische ambassadeur in Burma de bijnaam van ‘rijstdief’. Later werd hij Suharto's procureur-generaal! In 1973 steeg de rijstprijs in een gebied dat sedert eeuwen de rice-bowl van Azië werd genoemd tot een recordhoogte van 325 us-dollars per ton. Dit was ongeveer vier maal zo hoog als in 1971.Ga naar eindnoot5. Het was dus niet voor niets dat ik het in 1967 noodzakelijk achtte de corrupte rijst-praktijken van Malik en diens handlanger Widjatmiko aan de kaak te stellen. De Amerikaanse regering maakte het spoedig voor Widjatmiko onmogelijk om de Verenigde Staten binnen te komen. Maar Malik verschijnt nog altijd op Djakartaanse partijen in gezelschap van zijn oude kameraad, die dan een bloem in het knoopsgat draagt. Geen anjer, want Widjatmiko bezit nog geen privé-Fokker-Fellowship, door Suharto betaald, waarin hij middels de frigidaire anjers zou kunnen laten aanrukken. In zijn geval zal het wel een Indonesisch vergeet-mij-nietje zijn! |
|