Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - oktober 1966 (8)Het raadsel, waarom juist deze vader des vaderlands aan het einde van zijn politieke carrière een erbarmelijke behandeling van zijn eigen mensen moest ondervinden, heeft vele deskundigen beziggehouden en veel pennen in beweging gebracht. Terecht stelde de Amerikaan, Stephen A. Douglas, dat ‘het overheersende patroon van het georganiseerde gedrag van de Indonesische massa’ zou moeten worden omschreven als gebaseerd op ‘Bapakisme’.Ga naar eindnoot1. Hierbij refereerde hij aan de kracht en invloed van het gepersonaliseerd leiderschap van bijna alle Indonesische organisaties in Sukarno's tijd, wat zich op het nationale niveau manifesteerde door het onvergetelijke charisma van de president. Charisma, afgeleid van het Griekse charites, duidend op de drie gratiën uit de mythologie, Aglaia, Thalia en Euphrosyne, en waarin samengebracht schoonheid, charme en gratie, was een eigenschap van verscheidene beroemde politici uit onze tijd, zoals Mao Tse-tung, Charles de Gaulle, Fidel Castro, Jawaharlal Nehru of Sukarno. De Gaulle was de ‘vader’ aller Fransen, die van tijd tot tijd vanuit het goddelijke Elysée neerdaalde om zijn regime per plebisciet te laten bestendigen. Mao bezat het charisma van de totalitaire vader-figuur aanbeden door de Chinese jeugd, vooral tijdens de Culturele Revolutie. Zoals er anti-helden zijn, zijn er anti-charismatische leiders. Khrushchev met een in de ussr slechts door Lenin overtroffen charisma werd opgevolgd door een tandem van saaie pragmatici, Brezhnev en Kosygin, zonder kleur, zonder hoogtepunten, zonder emotionele explosies. Ook Sukarno maakte plaats voor een totaal kleurloze junta van melige generaals. Een redevoering van Suharto is niet om aan te horen, boezemt weinig of geen inspiratie, laat staan respect of affectie in. Pak Harto's gezag in Indonesië berust op mitrailleurs, concentratiekampen, dollars en leugens. Daarbij valt te constateren, dat weinig trouwe volgelingen van leiders met charisma zo zéer schijnt te verbitteren, dan een God, die faalt. Bij de Indonesische ervaring speelden een aantal factoren mee in Bung Karno's ‘val’. Madame Dewi heeft mij eens gesprokenGa naar eindnoot2. over het opmerkelijke vader-complex bij Indonesiërs, dat zij als éen der grondoorzaken van de felle in het andere-uiterste-vervallende reacties bij een deel van het volk van Indonesië zag van ná de coup van 1965. Een aardverschuiving | |
[pagina 341]
| |
van de meest duidelijke en open affectie voor Bapak, naar haat en verguizing. In het algemeen is de vader in Indonesië het doelwit van aanzienlijke verborgen en overheersende seksuele vijandigheid. In de Indonesische samenleving vindt in de affecties tussen de vader en het kind een vrij abrupte breuk plaats in het 5de of 6de levensjaar. Dit is de periode waar de opbouw van de zelfstandigheid en het respect voor het vaderlijk gezag begint. Deze gewijzigde vader-kind relatie midden in de oedipale crisis van het kind wordt veelal gezien als een oorzaak voor een niet volwaardige psychologische groei bij Indonesische kinderen. Zo herinner ik mij, om een bescheiden voorbeeld te noemen, dat een 35-jarige vriend, een Indonesische architect, nog altijd de namen van zijn kinderen door zijn ruim 70-jarige vader liet bepalen. Waarmee ik allerminst zou willen beweren, dat de hier aangegeven vader-zoon-kleinkind verhouding een kwestie van onvolwaardige psychologische groei zou zijn. Integendeel. Voor mij ligt in deze traditie, in deze adat van diep respect voor de vader een rijkdom besloten, die wij in het westen hebben verloren. Een zoon van een vooraanstaande minister, die naar mijn indruk er de voorkeur aan zou hebben gegeven nooit te trouwen, huwde een Javaanse prinses en kreeg twee kinderen. ‘Ik trouwde, omdat mijn Bapak op zijn sterfbed mij dit heeft gevraagd,’ zei de jongeman mij. Al is het niet eenvoudig een Freudiaanse analyse te trekken op het patroon van Indonesische gezinsverhoudingen,Ga naar eindnoot3. vastgesteld moet worden, dat de status en het gedrag van de vader in de traditionele Indonesische samenleving interessante mogelijkheden biedt bij de latente politieke inhoud van gezins-socialisatie. De opstand van een deel van de jeugd in 1965-1966 zou het vervallen in machteloze woede en haat zijn geweest jegens de vader-figuur, de bezitter van de autoriteit zelf, dus ook Bung Karno. Stephen A. Douglas komt in een uitvoerige behandeling van deze symptomen tot de slotsom, dat de studenten en soldaten, die in 1966 aan de ‘vader-moord’ als gevolg van een ‘onderontwikkeld superego’ deelnamen, in wezen een vertwijfelde poging deden om de symbolen van politieke autoriteit in het Indonesië van ná 1945 te vernietigen. |
|