Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 20 oktober 1966 (1)Op 20 oktober 1966 ontmoette ik Marshall Green, de Amerikaanse ambassadeur, op diens bureau in Djakarta. Hij werd door Sukarno-gezinden beschouwd als een gevaarlijke figuur achter de schermen, die met de cia betrokken was geweest bij de omverwerping van het regime. Kolonel Sriamin had mij gezegd: ‘Green is bovendien een stommeling. Hij moet weg.’ Ik had hem dus in 1958 in Washington samen met Walter S. Robertson gesproken en na het gebruikelijk ophalen van herinneringen confronteerde ik hem met de mededeling, dat Sukarno hem er van verdacht met de cia de coup van 1965 te hebben beraamd. Green deed lullig. Hij ontkende alles. ‘En hoe komen die kami-para-jackets dan via Hawaii en Australië hier in de straten?’ vroeg ik. Daar had hij geen antwoord op. Green voerde aan, dat toen hij als Amerikaans ambassadeur zijn geloofsbrieven aan Sukarno had overhandigd, hij dezelfde dag al door de president als een agent van necolimGa naar eindnoot1. werd afgeschilderd. ‘Duizenden leden van de rode jeugd demonstreerden tegen mij. Sukarno heeft mij nooit een eerlijke kans gegeven.’ ‘Hij had dan ook al ruimschoots ervaring met Amerikanen, de cia en de imperialisten,’ antwoordde ik. ‘Eens heb ik éen uur met Sukarno alleen gesproken,’ zei ambassadeur Green, ‘en dat was een goed gesprek. Hij begeleidde mij zelfs tot mijn auto. Maar toen ik op de ambassade terugkeerde, begonnen de stenen door de ramen te vliegen.’ Tot mijn verbazing gaf Green tenslotte toch toe, dat Bung Karno wel ‘een beetje gelijk had’ om de cia en Amerikanen te wantrouwen na wat in het verleden was gebeurd in Indonesië. Volgens de ambassadeur zou de aanwezigheid van een grote Amerikaanse strijdmacht in Vietnam het Indonesische leger indirect hebben aangemoedigd een einde te maken aan de vrijage tussen het Indonesië van Sukarno met de Chinese Volksrepubliek, een vrijage die door Washing- | |
[pagina 333]
| |
ton in 1972 zou worden overgenomen. Waarbij de Suharto-gezinden de terugkeer van de Amerikanen in Indonesië als een ‘redding’ beschouwden, terwijl de ‘linkse’ progressieve krachten in het land, de breuk met China en de hervatting van het neo-kolonialisme en imperialisme in Indonesië een terugzetten van de revolutie met tien jaren beschouwden. Professor Utrecht is zelfs van mening, dat de Indonesische revolutie ‘een kwart eeuw is teruggedraaid’. Zoals de New York Times later inderdaad berichtte,Ga naar eindnoot2. de Verenigde Staten zouden spoedig weer de enige fourageur van moderne wapens voor het Indonesische leger worden. In mei 1970 wipte Suharto even naar de Amerikaanse hoofdstad over en spoedig begonnen wapens ter waarde van miljoenen dollars naar Indonesië te vloeien. Waar in Sukarno's dagen de militaire attaché van de Verenigde Staten in Djakarta over twee man personeel beschikte, steeg deze staf in een jaar tijd tot 20 man. De Times berichtte verder, dat honderden Amerikaanse burgerlijke en militaire ‘adviseurs’ jaarlijks naar Indonesië kwamen om op allerlei terreinen Indonesische militairen voor ‘bepaalde taken’ op te leiden. Ook de beruchte Amerikaanse ‘groene baretten’, para-militaire, speciaal in junglegevechten opgeleide stoottroepen, zouden adviseurs in Indonesië hebben om Indonesiërs voor taken, als bijvoorbeeld het bestrijden van ‘rode guerrilla's’ op Java en Kalimantan te oefenen. Geleidelijk aan escaleerde ons gesprek. Tenslotte deelde ik Green dan ook mee, dat hij geminacht en gehaat werd, ook in de hoogste kringen van het leger en de omgeving van Suharto. Hij wilde namen weten. Hij werd woedend. Ik vermeed Sutikno en Sriamin te noemen, en zei dat het zijn prerogatief was mij te geloven of mij te negeren, maar dat hij niet van een journalist kon eisen zijn bronnen te noemen. Het gesprek duurde twee uren. Bij het weggaan stelde ik voor, om na te gaan of hij niet opnieuw een gesprek onder vier ogen met Sukarno zou kunnen hebben. ‘Het valt op, mr. Ambassador,’ zei ik, ‘dat alle ambassadeurs bij Sukarno blijven komen. Vorige week dineerde ik met de Schiffs op Bogor. U schittert door afwezigheid. U laadt nodeloos verdenkingen op u, terwijl u zegt dat die er niet zijn.’ Green was bereid Sukarno te bezoeken, indien hij wist dat hij welkom zou zijn. Sheldon W. Simon, een Amerikaan die in samenwerking met het instituut voor Sino Sowjet Studies aan de George Washington University een studie schreef over de driehoeksverhouding Peking, Djakarta en de pki,Ga naar eindnoot3. stelt nota bene openlijk, dat generaal Suharto ambassadeur Marshall Green vertrouwde, voornamelijk ook, ‘omdat deze bij president Sukarno geaccrediteerde ambassadeur zich de laatste jaren op een afstand had weten te houden van het (wettige) staatshoofd’. De ijzervreter in spionageactiviteiten Marshall Green, wist natuurlijk toen hij als opvolger van de vriendelijke Jones naar Djakarta werd gezonden, zoals Schmelzer in zijn memoires nu ook uit de doeken doet, dat in Washington bekend was dat er een staatsgreep tegen Sukarno zou worden uitgevoerd. Marshall Green was een super-agent, onder het mom van ambassadeur. Men leze er de studie van twee Amerikanen, Morton H. Halperin van | |
[pagina 334]
| |
het Brookings Institute en Jeremy J. Stone van de federatie van American Scientists op na: ‘De operaties van bedekte komplotten, worden opgesteld in het directoraat voor planning van de cia in Langley, Virginia. Dit directoraat heeft haar stafleden over de hele wereld verspreid, doorgaans onder dekking van ambassade-personeel te zijn. Deze stafleden hebben allen een veiligheids-classificatie die verre het ‘top secret’ overtreft. Onder deze stafleden heeft men weer een topgroep die belast is met het organiseren van ‘dirty tricks’ in het buitenland. Zij komen afzonderlijk bijeen om nog meer geheimhouding te verzekeren. Het gevolg is, aldus deze studie, dat het soort operaties dat deze heren beramen oncontroleerbaar is niet alleen zelfs voor eigen cia mensen, maar vanzelfsprekend ook voor het Witte Huis, het Congres, het ministerie van Buitenlandse Zaken en natuurlijk het grote publiek. De cia top is een bandeloze machtskliek binnen de top van de Amerikaanse regering. Wanneer het State Department in Washington een bepaalde politieke trend ergens ter wereld analyseert, weet het dikwijls niet, dat de cia die trend heeft bevorderd en dat deze dus kunstmatig werd gekweekt. Wat als een rice roots beweging onder de massa wordt aangezien is soms in werkelijkheid het resultaat van een ondergrondse of geheime cia actie. Hierdoor zijn de conclusies van vele officiële Amerikaanse regeringsinstanties dikwijls in strijd met de reële toestanden in een ver afgelegen land. Eén voorbeeld is de cia invasie in Cuba, waar de Amerikaanse president, het Pentagon, de cia, het ministerie van Buitenladnse Zaken en alle andere top-geïnformeerden in de Amerikaanse hoofdstad dermate foutief over waren vóorgelicht, en dat aangaande een eiland nog geen tweehonderd kilometer buiten de kust van Florida, dat de hele onderneming in enkele uren als een kaartenhuis ineenstortte. Wanneer Washington zich niet naar de feiten weet te informeren over wat er in Cuba aan de hand is, laat het zich indenken hoe nauwkeurig men op de hoogte is van toestanden in Indonesië, Vietnam, Laos, Cambodja of China.Ga naar eindnoot4. |
|