Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 331]
| |
Djakarta - oktober 1966 (6)Geregeld ontmoette ik Van Konijnenburg die dagen op het paleis. Verscheidene keren gingen wij, samen of ieder afzonderlijk, naar Bogor tijdens het weekeinde. Op een ochtend moest de president zich ná het ontbijt terugtrekken om zich in uniform te steken voor de plechtige installatie van de nieuwe Indonesische ambassadeur in Afghanistan. Tegen Konijn zei hij: ‘Ga mee, Konijn, naar de slaapkamer.’ Waarop Van Konijnenburg tegen het aanwezige gezelschap, onder wie de ambassadeur van Oostenrijk zei: ‘Ik ben de enige die Bapak op de w.c. heeft zien zitten.’ Soms vond ik, dat Konijn zijn bewondering voor Bung Karno wel wat duidelijk etaleerde, maar wie ben ik? God weet, wat de Indonesiërs die tegen Sukarno waren, van mij hebben gedacht, wanneer ik, evenals Konijn van mijn vriendschap getuigde. Konijnenburg vertelde samen met de president bij Ibu Dewi te hebben gedineerd, ‘omdat Sukarno heel goed wist, dat ik mij niet zou verspreken hoe het de dag tevoren bij Ibu Hartini was geweest.’ Om deze redenen schreef ik eens in het weekblad De Spiegel, dat Konijn iets van een hofnar had, wanneer hij om Bung Karno heen draaide.Ga naar eindnoot1. Zo vertelde Konijn, hoe hij voor Bung Karno in New York enkele inkopen had moeten doen: ik meen mij te herinneren dat het ook shirts en sokken bij Saks, Fifth Avenue, waren geweest. In ieder geval, het totaal van de goederen kostte iets meer dan 200 dollar. Sukarno bewaarde in de grote krakende klerenkast in zijn slaapkamer op het paleis een zwart koffertje met dollarbiljetten. Hij zei tegen Van Konijnenburg: ‘Je weet waar het geld is,’ waarop Konijn naar de kast ging het koffertje eruit haalde en openmaakte. Hij nam er twee stapeltjes van ieder tien tien-dollarbiljetten uit (wat op de banderol stond althans) en wat losse dollars. ‘Ik kon lastig daar in de kamer gaan zitten natellen,’ aldus Van Konijnenburg later, ‘of er ook werkelijk twintig tien-dollarbiljetten in zaten. Zelfs daarin werd Bung Karno door zijn omgeving beduveld. De bundels waren incompleet. Maar je weet, het kon Sukarno zelf geen bal schelen.’ Ook Ibu (moeder) Dewi bevestigde mij: ‘Hij had nooit geld. Het interesseerde hem niet. Ook had hij nooit geld bij zich. Ook niet in huis. Dit was een moeilijke en soms onaangename situatie omdat Bapak zijn vrienden om geld moest vragen. Zelfs om de meest normale huishouduitgaven te kunnen doen.’ Bij alle beschuldigingen, die men naar Bung Karno's hoofd heeft geslingerd, ontbrak in ieder geval éen belangrijke kwaadaardigheid. Hij is nooit persoonlijk financieel corrupt genoemd, zoals men dat van verscheidene personen uit zijn onmiddellijke omgeving wel en terecht kon zeggen. Bung Karno was in dit opzicht puur Javaans, van de oude stempel. Ik denk hierbij aan wat de aristocratische schrijver Raden Mas Noto Suroto in 1931Ga naar eindnoot2. reeds over de komende botsing van prioriteiten in Indonesië schreef: ‘De collegiale beslissing (musjawarah) hetzij bij volstrekte meerderheid, hetzij in een of andere verhouding, mist echter te enen male haar wezenstrekken van het zoeken naar de Waarheid, wanneer zij ge- | |
[pagina 332]
| |
nomen wordt in de sfeer van belangen en in het bijzonder wanneer deze belangen van stoffelijke aard zijn.’ Noto Suroto stelde verder: ‘Democratie of gelijkgerechtigheid voor allen, zal echter nooit harmonie tot gevolg hebben, zolang de verwezenlijking van dit ideaal gezocht wordt in de sfeer van stoffelijke belangen. En de moderne opvatting der democratie zal haar min of meer negatief karakter niet zo spoedig kunnen afleggen, aangezien de gehele maatschappelijke ordening gebaseerd is op materialistische grondslagen.’ Wil men Sukarno's zoeken naar een doeltreffender en rechtvaardiger bestuursvorm voor het ontwikkelingsland Indonesië ooit begrijpen, zal men aan dit facet van Bung Karno's wezen en aard, zoals hier door Noto Suroto prachtig op zijn Javaans voor westerse luisteraars verwoord, niet voorbij mogen gaan. |
|