Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - oktober 1966 (2)Met oom Sartono, de voormalige voorzitter van het Indonesische parlement, gebruikte ik als in 1957 de maaltijd in diens woning aan Imam Bondjol. ‘Bung Karno polemiseert met de kranten. Dat moet hij niet doen. Lyndon Johnson wordt ook uitgescholden in de pers. Maar daar gaat hij niet op in.’Ga naar eindnoot1. Ik bracht deze mening van Sartono aan Sukarno over. ‘Ach,’ zei de president, ‘de kami-studenten zijn een keertje zijn huis binnengedrongen en hij was meteen bang.’ Inderdaad vertelden oom en tante Sartono, dat zij ongewenst bezoek van kami-studenten hadden gehad, die onder meer de keuken waren binnengestapt en alle pannen hadden leeggegeten. Later heb ik zelf een ontmoeting met Cosmas Batubara en andere kami- leiders gehad. Deze politieke nieuwkomers schenen niet door te hebben dat zij zich lieten gebruiken door Indonesische militairen en buitenlandse belangen, en zich zodoende leenden om mensen aan de macht te helpen die de intriges van Amerika, Japan en Australië meespeelden. Bung Karno had mij ingelicht, dat de cia, via een afleidingsmanoeuvre, en via Australië, camouflage-jackets, die parachutisten dragen, naar Indonesië had gezonden. De kami-jongens vonden het prachtig om als halve militairen gekleed de straten op te gaan en te demonstreren. Zij begrepen niet werkelijk wat zij deden. De kami-troep had al evenmin enig benul van wat de cia, niet alleen in Indonesië, maar in andere Afro-Aziatische landen aan het uitvreten was geweest. Alsof hij er prat op gaat vermeldt generaal Suharto in zijn biografie, dat de moordenaar-generaal Sarwo Edhie zich tijdens de onlusten om het Sukarno-regime omver te werpen als student liet inschrijven, om tussen de studenen te kunnen opereren en hen tot verzet tegen het wettige bewind aan te moedigen.Ga naar eindnoot2. Oom Sartono was van mening, dat ik naar Oost-Java zou moeten gaan. Djakarta was immers Indonesië niet. ‘De pki zit heus niet stil. Zij doen maar alsof zij op Midden- en Oost-Java actief zijn maar zij draaien op | |
[pagina 324]
| |
volle toeren in Djakarta zelf.’ Hij vervolgde: ‘Bung Karno heeft zijn mensen eigenlijk altijd fout gekozen. Hij lette altijd te veel op gezichten en wat de mensen hem zeiden. Hij was te goedgelovig. En omdat Subandrio opzettelijk de dingen verkeerd bij de president voorstelde of hem inlichtingen onthield, moest het vroeg of laat fout gaan. Toen bijvoorbeeld Subandrio, Chaerul Saleh en Johannes Leimena gezamenlijk het presidium uitmaakten, droeg president Sukarno hen op om gezamenlijk besluiten te nemen en het eens te zijn. Maar die drie heren konden elkaar niet luchten. Dus wat gebeurde? Zij gingen de dienst onderling verdelen. Alleen de goede zaken werden aan Sukarno gerapporteerd en hij geloofde alles. Door zijn ijdelheid is hij er dikwijls ingelopen,’ aldus Sartono. Tijdens het gesprek met mr. Sartono deed ik een nieuwe ontdekking. Nadat ik in 1962 Verrips in Elseviers in de publiciteit had gebracht, werd dit blad van een andere zijde benaderd. Op 9 juni 1962 publiceerde H.A. Lunshof nieuwe opzienbarende onthullingen onder de kop chantage op de verenigde staten. Het handelde om een briefwisseling tussen Sukarno en Subandrio en de Indonesische ambassadeur Lukman Hakim in Bonn. Kolonel Pandjaitan, vriend van VerripsGa naar eindnoot3. zou deze documenten in overleg met Verrips als tegenzet naar Elseviers hebben doen uitlekken met als gevolg dat men van alle zijden speculeerde dat ik ten tweede male Lunshof zou hebben ingelicht. Sukarno werd gerapporteerd, dat ik degene was die het materiaal voor het tweede Elseviers-artikel zou hebben geleverd. Niets was minder waar, zoals Lunshof zal kunnen bevestigen. Ik had met Pandjaitan en Verrips op dat moment niets te maken. Toen oom Sartono die dagen een brief van mij bij de president bracht, maakte Sukarno als gevolg van deze intriges de opmerking: ‘Die vent schrijft nu ook al tegen ons.’ Volgens de roddel zou ik bovendien de betreffende documenten schandelijk duur aan Elseviers hebben verkocht. Ik had nooit deze documenten gezien. Dit is dan de soort tegenwind die men ontmoet wanneer men over een vriendschap met de president van Indonesië moet waken. Niet alleen sprak Bung Karno met oom Sartono over dit artikel, ook Roeslan Abdulgani werd door de president op het matje geroepen en gevraagd, uit te zoeken hoe het kwam, dat ik thans dergelijke anti-Indonesische artikelen was gaan schrijven. Mr. Sartono was van mening, dat generaal Suharto een vooruitgang was op Subandrio. ‘Hij doet alles openlijk. Bandrio deed alles heimelijk. Suharto heeft bovendien een vlekkeloos verleden.Ga naar eindnoot4. Hij is werkelijk de redder des vaderlands. Bung Karno's politieke visie is natuurlijk goed. Zijn intuïtie is trouwens niet te evenaren. In tegenstelling tot Suharto, die eigenlijk niets weet, is hij zeer belezen. Hij is alleen in zijn feiten zwak. Hij leunt in dit opzicht op zijn menteri's.Ga naar eindnoot5. Maar de ministers imiteren hem. Sukarno wil de grote lijnen aangeven en verwacht van zijn medewerkers dat zij die punctueel uitvoeren. In die follow-up hapert het dus. Vooral wanneer instructies van de president op praktische moeilijkheden stuiten, zullen zij hem dat niet zeggen. Resultaat: de opdracht wordt niet uitgevoerd, terwijl juist | |
[pagina 325]
| |
Bung Karno in de veronderstelling verkeert, dat dit wel is gebeurd,’ aldus oom Sartono. Bung Karno eindigde dan ook met een kabinet van meer dan 100 ministers, ook omdat hij een minister die had gefaald moeilijk ontsloeg. De president zocht altijd weer een mogelijkheid om dit soort mensen in enigerlei functie te handhaven. Zelf vroeg ik Sukarno eens, waarom hij minister Hanafi door dik en dun handhaafde, terwijl hij bekend stond als een man van te licht kaliber. ‘Kassian,’Ga naar eindnoot6. antwoordde de president, ‘hij heeft zeven kinderen.’ Men moet Indonesië kennen om een dergelijke puur Indonesische redenering te kunnen volgen. Bovendien, Hanafi was trouw. Hij werd later ambassadeur in Havana, Cuba, en zou niet bereid blijken, als zovele andere ambassadeurs, in het Suharto-bootje over te stappen. Hij verkoos politiek vluchteling te zijn. Evenals bijvoorbeeld ambassadeur Djawoto in Peking, die na de legercoup van 1965 in China bleef en als oud-hoofdredacteur van Antara secretaris-generaal van de Afro-Aziatische journalistenorganisatie in Peking werd. Mr. Sartono: ‘Formeel is Bung Karno nog twee jaar president. De grote vraag is of hij zich aan de nieuwe situatie zal weten aan te passen. Ik ben nu een oudje. Ik zegel mijn geweten en laat de toekomst van het land aan de jongeren over. Ik heb mijn carrière afgesloten. Ik wil niet méer schijnen dan ik ben. Wij moeten de jeugd opvoeden met de idee van discipline. Dat zij thans losgeslagen zijn, zoals de kami, is het resultaat van het beleid van Mas Karno. De jeugd van Indonesië werd politiek opgevoed en zij is politiek bewust geworden. Eigenlijk zou Sukarno zichzelf een pluimpje moeten geven. Vroeger durfden jongeren niets te zeggen. Nu zijn zij helaas in het andere uiterste vervallen. Maar het is al enigszins voorbij. De onrust neemt af. Ik ben ervan overtuigd dat het leger Bung Karno wil houden, ook Suharto. Maar het leger wil tegelijkertijd dat hij terugkeert tot de Grondwet van 1945 en zich stipt aan die Wet houdt.’ Het is belangrijk, wat Sartono hier stelde, omdat hij ongetwijfeld als een kritisch opgestelde Sukarno-getrouwe kon worden beschouwdGa naar eindnoot7. die tot een zelfde conclusie was gekomen als ikzelf. In 1966 kregen dus ook leidende Indonesiërs zelf niet de indruk, dat de junta Bung Karno zonder meer wilde afzetten. Men hoopte dat de president water in de wijn zou doen, zou bijdraaien, zoals Sartono ook aangaf, waarop men hem als staatshoofd en symbool van Indonesië zou hebben willen handhaven. Ik ben ervan overtuigd, dat Sukarno, indien de junta uit een raad van progressieve generaals zou hebben bestaan, die Sukarno's idealen, gebaseerd op eerder een samengaan met China, dan in de huidige vorm met Amerika, de president zonder enige moeite zich meer uit de directe leiding van de staat zou hebben teruggetrokken. Met de pro-Amerikaanse generaals was er in Djakarta voor Bung Karno in geen enkele functie meer een plaats te maken, zelfs niet als symbool van de staat. |
|