Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 6 oktober 1966 (2)‘De cia zit in acht landen in troebel water te vissen,’ aldus de president. ‘Nasser heeft mij laten waarschuwen. Hij zond een generaal, die opdracht had met niemand anders dan met mij te spreken. In de Arabische landen zijn cia-documenten gevonden.Ga naar eindnoot1. Een dag later kwam de duta besarGa naar eindnoot2. van Syrië mij waarschuwen. Je moet verder gaan, Wim. Je moet zoeken. Weet jij al wie achter de kamiGa naar eindnoot3. zitten? Dat zijn onbeschofte kerels, de kami.’ Bakerpraatjes, dat Sukarno geen oog en oor zou hebben gehad voor sociaal-economische problemen van het land, worden andermaal ontzenuwd, wanneer men in acht neemt dat het in 1961 bekend gemaakte achtjarenplan niet minder dan 335 prioriteitsobjecten aangaf, waarvan 43, oftewel 13 percent, in de onderwijssector lagen. Bung Karno gaf absolute voorrang aan het onderwijs, als voornaamste (mentale) sector bij de opbouw van het land. De Amerikaan, Stephen A. Douglas heeft de vraag gesteld, hoe het dan mogelijk was, dat waar Sukarno zoveel aandacht aan het indoctrineren van jongeren besteedde, die zelfde jeugd in 1966, toen hun loyaliteit en idealen op de proef werden gesteld, zich tegen hem keerden?Ga naar eindnoot4. In 1965 stond Indonesië op de drempel van haar sociaal-economische fase van de revolutie. De vraag was, lossen wij onze problemen op, om | |
[pagina 309]
| |
het eenvoudig te stellen, à la China, of à la Amerika. Het leger, en de door haar gesteunde, gefinancierde en bewapende actiefronten van kappi (middelbare scholieren), kami (studenten) en kassi (afgestudeerden) wist een indrukwekkende fractie van de geprivilegieerde jeugd in Djakarta de straat op te krijgen, dikwijls geëscorteerd door zwaar bewapende commando's en parachutisten, om als kleine minderheid van miljoenen Indonesische jongeren juist op de basis van ‘redden wij het met miljarden uit het buitenland, met rock-en-roll en John Wayne-films in de bioscopen’ of ‘leren wij op eigen benen staan, lossen zelf onze problemen op, versoberen onze levenswijze, bestrijden corruptie, en houden in gedachten dat Pak KromoGa naar eindnoot5. in de desa ook naar een groei van zijn levensmogelijkheden verlangt.’ Daar lag het knelpunt in 1965. En daar hebben de voor bedelen in de rijke landen geporteerde generaals en ‘revolutionaire’ kappi-, kami- en kassi-jongeren voorlopig voor gekozen. De strijd is echter allerminst beslist. Het gevecht om de sociale rechtsorde in Indonesië moet nog gestreden worden. Bovendien ontving Bung Karno die roerige dagen 120 studentenleiders, waaronder ook de kami, voor een open gesprek op het paleis. Hij zocht nog altijd naar een dialoog, ook met zijn felste tegenstanders. Maar de gemoederen waren als gevolg van te veel valse en onware informatie te zeer verhit en opgezweept. Ook voor Sukarno bleek met hen geen land meer te bezeilen. Bovendien constateerde de president, zoals ook Bung Hatta (zie pagina 332) een paar dagen later mij zei, dat de jeugd van Indonesië haar traditionele manieren en adat jegens ouderen aan het verliezen was. ‘Zij weten niet wat zij doen. Zij zijn misleid.’ Dit zou ik spoedig zelf in een gesprek met hen kunnen constateren. Ik ben het gloeiend oneens met de conclusie van de Amerikaan Douglas, die stelde, dat ook al had Sukarno met zijn geleide democratie indoctrinatie zich vooral op de jeugd gericht, ‘toen in 1966 zijn ideeën de vuurproef moesten ondergaan, keerden zij zich energiek tegen de regeringsideologie van Bung Karno, in plaats van haar te steunen.’Ga naar eindnoot4. Zelf heb ik in Indonesië gezien, dat de zogenaamde massale anti-Sukarno demonstraties van studenten en scholieren in 1966 niet anders dan effectief georchestreerde operaties van de coupgeneraals waren, waar de overgrote meerderheid van jongeren absoluut niet aan deelnam. De hele affaire had iets carnavalesks, waarbij het leger gul een aanzienlijk aantal jeeps en vrachtauto's beschikbaar stelde om de jongelui schreeuwend en brullend door de straten te vervoeren, waarbij de Nasution-Suharto-kliek de jeugd op schandelijke wijze heeft misleid om hen te gebruiken bij het uitrangeren van wat zij als een te progressieve links georiënteerde regering beschouwden. Voor het Amerikaanse tijdschrift Ramparts schreef ik bij terugkeer uit Indonesië een artikel, ‘The night of the generals’ dat werd betaald maar achteraf niet gepubliceerd. Hierin vermeldde ik details uit deze gesprekken met Sukarno op het paleis in oktober 1966. Bijvoorbeeld, hoe hij in Caïro in 1965 werd benaderd door een Amerikaans meisje, Pat Price. Zij zei dat zij een studie over Indonesië wilde maken. ‘Toevallig was Ali | |
[pagina 310]
| |
Bhutto (toen de Pakistaanse minister van Buitenlandse Zaken en nu de premier van dat land) bij me. Hij waarschuwde: “Karno, pas op!” Maar Pat wilde een boek over Indonesië schrijven en vroeg mijn hulp. Dus ik regelde dat zij naar Djakarta kon komen. Zij bezocht mij hier op het paleis. Ik wees haar een vrouwelijke assistente aan om haar op weg te helpen. Een paar maanden later werd mij een rapport van de inlichtingendienst overhandigd. Die lieve, kokette miss Price bleek een cia-agente te zijn. Zij was voortdurend door de inlichtingendienst geschaduwd. Weer een cia-stunt. Zij gebruikte mijn naam, mijn introductie, onze hulp en gastvrijheid, maar in feite was zij een ordinaire spion,’ aldus Sukarno. ‘Maar wist u absoluut zeker, dat zij voor de cia werkte?’ vroeg ik. ‘Zij had nachtelijke ontmoetingen met Amerikaanse agenten,’ aldus de president. ‘Zij ontmoette bovendien geregeld verscheidene functionarissen van de Amerikaanse ambassade op ongebruikelijke tijden en plaatsen. In het bijzonder vielen haar contacten met een Amerikaanse militaire attaché op. Bovendien had zij zich in bepaalde kringen van onze eigen hoogste militaire autoriteiten weten binnen te dringen.’ Het was dezelfde tactiek indertijd door Guy Pauker gevolgd, waar ik dus zelf bij betrokken was, namelijk om via het lijntje van Bung Karno zelf er in Indonesië te proberen tussen te komen, om daarna de gemaakte contacten voor buitenlandse doeleinden uit te buiten. ‘Je weet toch, Wim,’ aldus Bung Karno, ‘wat de cia hier altijd heeft gedaan. President Kennedy heeft mij al in 1961 zijn verontschuldigingen voor die duistere cia-zaken aangeboden. Ik geloofde hem. De Kennedy's waren sincere. Hij was eigenlijk de eerste Amerikaanse president die ik vertrouwde.’Ga naar eindnoot6. De president wilde bijvoorbeeld ook steeds weer weten of de cia bij de moord op jfk in Dallas, op 22 november 1963, betrokken was geweest.Ga naar eindnoot7. |
|