Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 6 oktober 1966 (1)In alle vroegte belde de adjudant van Bung Karno, kolonel Bambang Widjanarko mij in mijn kamer van Hotel Indonesia op. De aide de camp vroeg of ik samen met Van Konijnenburg voor het ontbijt naar het paleis wilde komen. In de Mercedes van de klm op weg naar het Istana zei Van Konijnenburg: ‘Je hebt gezegd, dat je vader het betreurde dat wij ruzie hebben gekregen. Heb je er weleens over nagedacht wie ons weer bij elkaar heeft gebracht? Sinds de dood van mijn vrouw is er zoveel gebeurd, dat mij aan het denken heeft gezet. Zij lijkt soms dichter bij me dan toen zij leefde.’ Ik kon Konijn's gevoelens respecteren, maar voor mij was het Sukarno die ons weer bij elkaar bracht. Hij was nu eenmaal zo. Zijn politieke leven moet zijn talent voor musjawarah en mufakat hebben verfijnd. Hij wenste geen gekibbel onder zijn vrienden en bracht hen altijd weer samen. Voor hem stonden de belangen van het land en de revolutie ver boven persoonlijke jaloezietjes en gevoeligheden. Sukarno bracht altijd mensen weer bij elkaar. Konijn deelde aan de wachten van het Istana sloffen sigaretten uit. Wij werden naar de achterzijde van het Istana Merdeka gebracht, waar de president in alle vroegte op het terras ontbijtte en ministers, ambassadeurs en vrienden vroeg hem te komen opzoeken om met hem van gedachten te wisselen. Bung Karno genoot intens van dit soort vrije contacten waarbij hij zelf op sloffen en in een loshangend overhemd verscheen en waarbij zeer openlijk en zonder omhaal met het staatshoofd werd geconverseerd. Men diende steeds thee met droge toast op, waarbij geen jam of ander beleg werd geserveerd. Ik moet zeggen, de toast was soms oneetbaar. Tussen de gesprekken door kwamen functionarissen met staatspapieren die getekend moesten worden, terwijl twee vrouwelijke parachutisten in uniform voortdurend in de buurt waren om speciale wensen of bevelen op te volgen. Ook Rochmuljati, een assistente op het paleis van de president was dikwijls 's ochtends vroeg al aanwezig, terwijl ik die weken bijna steeds adjudant Bambang in zijn lichtgrijze uniform van officier bij de arli, de marine, om de president heen heb gezien. De dag tevoren was schout-bij-nacht Martadinata, een Sukarno-getrouwe marineofficier, met een Franse Alouette-helikopter op de Puntjak bij het opstijgen verongelukt. ‘Hij stuurde zelf,’ zei de president, ‘maar hoe kan hij dat nu hebben gedaan? Het is moeilijk om op te stijgen bij een hoogte van 1200 meter.’ Bung Karno herinnerde aan de ligging van Mexico City - op een hoogte van 2240 meter - en de moeilijkheden die dit | |
[pagina 307]
| |
bijvoorbeeld met sporten met zich meebrengt. ‘Ik wil weten of Martadinata links of rechts heeft gezeten,’ zei de president tegen adjudant, kolonel Bambang. Konijn kon op de onmogelijkste momenten met een grap uit de bus komen. Dat deed hij ook toen weer. ‘Men zegt wel dat je gaat als het je tijd is. Maar bedenkt u zich eens dat het de tijd van de piloot is van het vliegtuig waar je in zit.’ De president liet zijn persoonlijke briefpapier brengen en schreef een condoleancebrief aan mevrouw Martadinata. Tegen kolonel Bambang zei hij: ‘Bang, ga die brief persoonlijk aan mevrouw overhandigen en in vol ornaat.’ Ik vroeg Sukarno naar zijn ontmoeting in 1964 met Luns, twee jaar na de overdracht van Nieuw-Guinea. ‘Hij was wel grappig,’ antwoordde de president. ‘Hij vertelde tijdens de lunch, dat zijn oom, generaal Van Voorst tot Voorst, bij een inspectie van de troepen aan een militair vroeg: ‘Hoe is het eten, soldaat?’ ‘Slecht.’ ‘Kan jij niet met twee woorden spreken, soldaat?’ ‘Verdomd slecht.’ Tijdens de lunch op paleis Bogor had de president naar de herten in het park gewezen en tegen Luns gezegd: ‘In de koloniale tijd waren er maar 50 herten in het park. Na de vrijheid van Indonesië zijn er 750!’ ‘Dan hebben die beesten niet stil gezeten,’ antwoordde Luns. Wat Sukarno nog steeds een vermakelijk antwoord vond. Behalve een vaas met hertenmotieven uit Leerdam, bood minister Luns, onder vermelding, dat het hier een symbool der wijsheid betrof, Sukarno een zilveren uil als geschenk aan. Later die week bij een bezoek aan Bogor kwamen de herten uit het park rond het paleis opnieuw ter sprake: ‘Het zijn er eigenlijk te veel,’ zei Sukarno, ‘maar ik wil ze niet wegdoen want dan komen die dieren in hokken te zitten.’ ‘Als het erg droog is, dan moet ik soms drie vrachtwagens met hooi laten komen om ze te voeren,’ vulde madame Hartini aan. Ik vroeg de president, waarom hij in zijn door Cindy Adams opgetekende autobiografie, zo onaardig had geschreven over een Hollands meisje, Mientje Hessels.Ga naar eindnoot1. Hij beschreef namelijk op 18-jarige leeftijd wild verliefd te zijn geweest op deze Mientje. Drieëntwintig jaar later, tijdens de Japanse bezetting, ziet Sukarno haar onverwachts in een winkelstraat in Djakarta terug en beschrijft haar dan als ‘een dikke taart, lelijk en slecht verzorgd.’ ‘Kassian, Mientje,’ zei de president, ‘ik heb haar niet willen beledigen. Het was trouwens niet Mientje Hessels, waar ik het over had, maar Laura Fikerscher.’ Hij vroeg Konijn hulp, om die fout in het boek te corrigeren. Nu stond dus Laura er even beroerd op als eerst Mientje. Een secretaris kwam met enige stukken, die de president moest tekenen. Sukarno: ‘President Johnson tekent zijn staatspapieren achter een grote tafel met een schuwlelijke secretaresse aan zijn zijde.’ Hij vervolgde: ‘Het belangrijkste gesprek dat ik met president Kennedy heb gevoerd, vond plaats in zijn slaapkamer. Wij zaten samen op de rand van zijn bed. Zo'n ouderwets bed met vier hoge poten.’ De president onderbrak zijn eigen gedachten en zei, zonder de informatie over de inhoud van zijn gesprek me jfk af te maken: ‘Waarom komt Marshall Green niet terug?Ga naar eindnoot2. | |
[pagina 308]
| |
Wat heeft hij eigenlijk met de cia te maken? Wat is jouw indruk van Green?’Ga naar eindnoot3. Ook over Jacqueline Kennedy sprak Sukarno met bewondering. ‘Zij kwam met de boeken, die in Peking van mijn schilderijenverzamelingGa naar eindnoot4. zijn gedrukt. Zij knielde naast mij op de grond. Het boek lag in mijn schoot. Jackie stelde intelligente vragen.’ Ik wist, dat ambassadeur Zairin Zain het Witte Huis een set van Sukarno's schilderijenboeken had gezonden met de suggestie, dat het bij Bung Karno als een hartverwarmend gebaar zou overkomen, wanneer mevrouw Kennedy daar vragen over zou stellen. Weer éen van Zain's goed overgekomen diplomatieke manoeuvres. |
|