Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
Djakarta - 5 oktober 1966 (3)Tijdens de garden-party deze avond op het paleis ter gelegenheid van de Legerdag riep de president mij bij zich. Hij vroeg of ik het weekeinde samen met Emile van Konijnenburg, die ook in Indonesië was, naar de bungalow in Bogor wilde komen. Sukarno bracht steeds de weekends door in het zomerpaleis van Bogor, het vroegere Buitenzorg, waar hij een klein huis met een zit-eetkamer bewoonde, dat op 800 meter van het Istana zelf stond in de schaduw van oude bomen. Ik wilde tegensputteren dat ik Konijn in geen jaren had gezien, maar een wederwoord werd niet verwacht. Ik zat eraan vast. Van Konijnenburg was op het feest en voortdurend in gezelschap van de president. Het corps diplomatique was er eveneens, ook de Nederlandse ambassadeur, Schiff,Ga naar eindnoot1. en vele ministers en generaals. Kortom, vriend en vijand was naar het paleis gekomen. Generaal Suharto hield zich afzijdig. Ik zag hem zeer lang alléen in diep gesprek gewikkeld met Oom Johannes Leimena, éen van de meest vertrouwde figuren uit de onmiddellijke omgeving van Bung Karno. Dat gesprek moet belangrijk zijn geweest, want Pak Harto maakte er in zijn memoires gewag van.Ga naar eindnoot2. Leimena, van huisuit arts, heeft Sukarno vanuit de eerste dagen van de revolutie gekend. Hij nam deel aan alle kabinetten sedert 1945. Wie zou beter zijn gedachten en indrukken over de grondlegger van de Indonesische republiek op papier kunnen zetten dan juist deze man. Voor zover mij bekend heeft Leimena dit tot dusverre nog niet gedaan, ondanks aanmoedigingen zulks wel te doen door Indonesiërs als Roeslan Abdulgani. Het zou voor het Indonesische nageslacht, en voor de menselijke samenleving in haar geheel, te hopen zijn dat juist hij deze taak alsnog op zich zal nemen. Hij weet bijvoorbeeld onvergelijkbaar veel meer over de mens Sukarno dan iemand als Hatta, die wat Sukarno betreft te veel op een andere golflengte opereerde. Adam Malik vroeg in 1966 aan iedereen, los en vast, om Bung Karno toch vooral over te halen voor een langere periode van rust naar het buitenland te gaan. De bedoeling was de president dan blijvend tegen een terugkeer naar zijn land te adviseren. Zoals de coupgeneraals van Griekenland jarenlang koning Konstantijn buiten de deur wisten te houden, tot zij hem per referendum zouden laten afzetten. Sukarno trapte niet in het doorzichtige spelletje van Malik. Alhoewel men de oud-president van Indonesië altijd zo gaarne had voorgesteld als iemand die baadde in de luxe en niet buiten zijn dure Amerikaanse, Japanse of Zwitserse hotels kon zou hij er verre de voorkeur aan geven om in aanzienlijke armoede en bij de gratie van zijn vijanden te leven. Hoeveel gemakkelijker zou het voor hem zijn geweest zich in een Zwitsers chalet te vestigen of als Bao Dai naar de Franse Rivièra te verhuizen! Nu heeft Sukarno zijn laatste dagen doorgebracht in Dewi's huis ‘Wisma Jaso’, aan de rand van Djakarta, waar rattenvallen in de badkamer moesten worden geplaatst, en waar, als men een flesje op de wastafel oppakte, een witte kring overbleef omdat er in geen weken meer was schoongemaakt. Sukarno wilde te midden van zijn volk, hoe geïsoleerd ook, en hoe schan- | |
[pagina 306]
| |
dalig ook door zijn opvolgers behandeld, sterven. |
|