Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 5 oktober 1966 (1)In de zomer van 1966 ontving ik een brief van mijn oude vriend Sutikno Luktodisastro, die in 1966 in Djakarta zou opduiken als Suharto's privé-secretaris. Sutikno was uiteraard als oud militair-attaché in Washington D.C. de ideale verbindingsfunctionaris voor de Amerikanen. Waarbij men moet bedenken, dat mensen als Tikno er diep van overtuigd waren, dat Indonesië duizendmaal beter met Amerika dan met China in zee kon gaan, dat alléen Washington de nodige fondsen, of technische en economische samenwerking kon bieden, welke Indonesië broodnodig had; dat aan Peking geen droge boterham viel te verdienen, en dat idealistische slogans en marxistische of leninistische theorieën bij het oplossen van de problemen van Indonesië à la 1965 geen hout sneden. De geschiedenis zal uitwijzen of de heren rechtse generaals gelijk zullen krijgen of dat misschien toch Sukarno's analyse, dat de toekomst van Indonesië verweven diende te zijn met het lot van broedervolken in Azië, en vooral met Chi- | |
[pagina 301]
| |
na, uiteindelijk zal blijken de enige juiste prognose te zijn geweest. Terwijl de cia en Washington Bung Karno opnieuw probeerden weg te werken omdat hij bijvoorbeeld te nauwe banden met Peking aanhaalde, is Sukarno eigenlijk al gedeeltelijk in het gelijk gesteld, door Nixon's beruchte knieval voor Mao Tse-tung in 1972. Wanneer gezichtsverlies in Azië nog enige betekenis heeft in de moderne wereld, blijft het een raadsel hoe het staatshoofd van Amerika heeft willen accepteren dat hij een week lang onderhandelde met de premier van China, terwijl het staatshoofd van de Volksrepubliek slechts éen uur vrij kon maken voor zijn Amerikaanse collega. Zelfs de Japanse premier, Tanaka, werd tijdens diens officiële bezoek aan Peking zowel na aankomst van als voor vertrek naar Tokio door Mao Tse-tung in speciale audiëntie ontvangen. Voor Nixon's afscheidsvisite had Mao geen tijd. Maar dat is deze uitzonderlijk dikhuidige Amerikaanse president, door Luns zeer bewonderd, ontgaan. Kolonel Sutikno vroeg mij, of ik belangstelling had het proces tegen oud-minister Subandrio in oktober 1966 in Djakarta te komen bijwonen. Op 4 december 1965 had het nieuwe regime Bung Karno gedwongen zijn handtekening te plaatsen onder presidentieel besluit no. 370/1965, waarbij het Buitengewoon Militair Tribunaal (Mahmillub) werd ingesteld. Beklaagden hadden geen recht op beroep, maar konden alléen gratie aan de president vragen. Als uitvoerend president kreeg Suharto de zeggenschap over deze zogenaamde rechtbank. Hij was het die besliste wie er voor gesleept zou worden. Hij benoemde de leden van het tribunaal en stelde de akte van beschuldiging op. Suharto werd aanklager en rechter tegelijk.Ga naar eindnoot1. Nu was het dus Bandrio's beurt. Ik nam contact op met Carel Enkelaar, programmaleider van de nos-televisie (die heette toen nog nts). Besloten werd dat ik als chef d'équipe een nos-team naar Indonesië zou leiden. Subandrio en zijn pki-vriendjes hadden mij uit de omgeving van Sukarno geweerd. Het Indonesische leger bracht mij erin terug. Ik reisde met de heer Van der Kolk, regisseur, filmer Fred Romeijn en geluidsman Loet Hentze. Wij zouden precies éen jaar ná de befaamde staatsgreep in 1965 in Djakarta landen.
Over die coup en de gebeurtenissen in Indonesië van ná 1 oktober 1965 of de positie van Sukarno was in Nederland nagenoeg niets bekend. Ik had vanuit Amerika wel enigszins de ontwikkeling gevolgd en met belangstelling had ik bijvoorbeeld van een artikel in de Neue Zürcher ZeitungGa naar eindnoot2. kennis genomen waarin een tip van de sluier werd opgelicht, vooral wat betreft de bestaansmogelijkheden voor het sukarnoïsme. Een reizende correspondent van deze gezaghebbende Zwitserse krant meldde vanuit Semarang op Java, dat Sukarno's aanhang overal nog zeer duidelijk waarneembaar was. ‘De mensen vertrouwen Sukarno - suggereren de grote geschilderde portretten van de glimlachende president; op sommige portretten staat hij afgebeeld met de maarschalksstaf, op andere met een kris in de hand. Steeds weer duikt zijn beeltenis samen met het driehoekige embleem van de Partai Nasional Indonesia op; midden op dit embleem staat een aanvallende stier met wijdopen neusgaten. Hoe | |
[pagina 302]
| |
dichter je bij de overbevolkte, zo'n 2 tot 3 miljoen inwoners tellende havenstad Semarang komt, des te vaker tref je dit embleem aan op huisdeuren, aanplakborden en op grote spandoeken die dwars over de straat hangen. De partij, die in 1927 voortkwam uit een Bandungs studentendispuut waartoe ook Sukarno behoorde, is in deze streek tot het offensief overgegaan. Ze neemt bezit van het niemandsland dat door de versplinterde communistische partij is achtergelaten. Evenals een jaar geleden de pki laat nu de pni de mensen uit de kampongs nauwelijks tijd om over de gebeurtenissen van de laatste maanden na te denken; sterker nog, ze is er op soortelijke wijze als de pki op uit een kloof tussen de dorpen te slaan en ze aan haar macht te onderwerpen,’ aldus de Neue Zürcher. Het nationalisme van Midden-Java is een gevaar geworden waarmee de politici in Djakarta en met name generaal Suharto, die uit deze streek afkomstig is, terdege rekening moeten houden. De pni vecht niet vanuit religieus fanatisme, maar vanuit een schuld- en angstcomplex. Ze heeft er na de omwenteling van de voorbije herfst heel veel fellow-travellers toe aangemoedigd het embleem van de pni op hun huisdeur te schilderen en wil daardoor net als Morgiana, het dienstmeisje van Ali Baba, de rovers, dat wil in dit geval zeggen de officieren van onderzoek, om de tuin leiden. De partij moet erop rekenen dat de loyale eenheden van de Diponegorodivisie die op Midden-Java gestationeerd zijn, langzaam maar zeker de zaak steeds verder zullen uitzoeken en de schuldigen en verdachten, welke camouflage ze ook toegepast hebben, op het spoor zullen komen. De pni geeft zich er rekenschap van dat ze altijd alleen maar een vergaarbak van vage ideeën is geweest en van lieden van allerlei pluimage die meenden dat het sukarnoïsme een politiek en een programma inhield. Na de besluiten van het voorlopige Volkscongres, die elke vorm van propaganda voor marxisme en communisme verbieden, staat de partij nu voor de vraag hoe ze voortaan de eclectische ideologie van de president moet omschrijven. Ook wees het Zwitserse blad erop, dat de onrust en vervolgingen door het generaalsregime onverminderd voortduurden. ‘In het centrale deel van Java,’ aldus de Neue Zürcher, ‘zijn na de staatsgreep van 1965 meer dan honderdduizend mensen zonder enige vorm van proces gedood. Meer dan 75 000 wachten in de gevangenissen op hun berechting. Elke nacht worden in Magelang, Djokjakarta en Solo, 20 à 30 mensen geëxecuteerd, omdat ze weigeren een verklaring af te leggen en niet kunnen bewijzen dat ze nooit lid van de pki waren. Semarang ligt bijna in het hart van Java. Hier is minder gebeurd dan in de driehoek Solo-Klaten-Salatiga en op de hellingen van de Merapi-vulkaan. En toch voel je ook hier al dat het bloedbad van oktober en november nieuwe wraakoefeningen zou kunnen oproepen. Kijk je naar de gezichten van jonge mensen, van boeren en handelaars, waarop in hun radeloosheid vaak fanatieke verbittering te lezen staat, dan weet je niet of het proces van langzame regeneratie zal verlopen zoals de waarnemers in Djakarta dat zich voorstellen.’ Ik moet benadrukken dat mijn informatie en inzichten over de situatie in de gordel van smaragd in 1966 niet verder ging, dan het bestuderen van reportages als deze uit de Zürcher. Nu, in oktober, zou ik dus eigen- | |
[pagina 303]
| |
lijk in de gelegenheid zijn mij opnieuw ter plaatse aangaande de ontwikkeling in ons voormalig overzees rijk te oriënteren. Ik zag naar deze reportage zéer uit. Het meest verheugde ik mij er op Bung Karno, en andere oude vrienden, terug te zien. |
|