Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdHuis ter Heide - 31 december 1965 (3)Washington jubelde. Commentator C.L. Sulzberger schreef al gauw in de New York Times,Ga naar eindnoot1. sprekend over wat hij als de voornaamste gunstige wending in de oorlog van Amerika in Indo-China beschouwde: ‘Het allerbelangrijkste winstpunt voor de Verenigde Staten is het verwijderen van Indonesië uit de Chinese ideologische invloedssfeer. De voormalige president Sukarno stond op het punt van zijn land het Zuidoostaziatische aambeeld te maken van Mao Tse-tung's hamer. Zijn officierencorps greep naar de macht toen het geconfronteerd werd met vernietiging door communisten.’ En dan voegt ook Sulzberger aan deze bakerpraatjes toe: ‘Het is onwaarschijnlijk, dat dit allemaal zou zijn gebeurd, wanneer de Amerikanen geen bruggehoofd in Vietnam zouden hebben gehad,’ waar hij wel eens gelijk in zou kunnen hebben gehad. Hoe een zinnige waarnemer van Sukarno's politieke doelstellingen, daterend uit zijn prille jeugd,Ga naar eindnoot2. doorlopend tot zijn laatste ademsnik, durft te stellen, dat Bung Karno op het punt stond zijn geliefde Indonesië aan het buitenland te verkwanselen of aan een andere politieke, militaire of ideologische macht uit te leveren, in plaats van zijn eigen nasakom-ideaal te proberen te verwezenlijken, weet werkelijk niet waarover hij spreekt. Dat Bung Karno meer heil zag in Chinese methoden om de sociale structuur van zijn land op te bouwen, dan om de cia of Washington om adviezen te vragen of in te schakelen, staat als een paal boven water. Tenslotte heeft de geschiedenis Suharto met zijn knieval voor Washington in tegenstelling tot Sukarno's alliantie met Peking, voorlopig niet in het gelijk gesteld. Meneer Udink en andere leden van de iggi-landenGa naar eindnoot3. hebben den volke al vele jaren misleid met te stellen dat de toestand in Suharto's Indonesië ‘een economisch succesverhaal’ zou zijn. Daar zal de Javaanse boer het nauwelijks mee eens zijn. ‘Er zijn Indonesiërs,’ meldde het dagblad Trouw, | |
[pagina 296]
| |
‘die Udink betichten van het misleiden van het Indonesische volk en de publieke opinie in de wereld, omdat hij wel moet weten dat zich het tegengestelde van een succesverhaal in Indonesië aan het voltrekken is. De jaarlijks met miljarden guldens toenemende Indonesische leningen hebben het land economisch en politiek weer zo afhankelijk van het buitenland gemaakt, dat het wel gedwongen is zijn bodem- en waterrijkdommen aan buitenlandse investeerders uit te verkopen. Op die manier hoopt de Indonesische regering aan de gelden te komen om straks de terugbetaling van de schulden te kunnen financieren. Maar intussen wordt het grootste gedeelte van de buitenlandse leningen jaarlijks gewoon verduisterd door dezelfde Indonesische regering. De terugbetaling van die verduisterde leningen met de door buitenlanders uit de Indonesische bodem en uit het water opgeleverde gelden, betekent een plundering van het Indonesische volk door de huidige machthebbers. Het is dan ook nodig om voor de toekomst vast te stellen dat deze plundering van het Indonesische volk door de huidige machthebbers in Djakarta, geschiedt met volledige goedkeuring en medewerking van minister Udink, de Wereldbank, het International Monetary Fund en al die zogenaamde donorlanden,’ aldus Trouw. Zelf heb ik kunnen voorkomen dat in 1966 320 miljoen guldens naar de bende oliegeneraals in Indonesië ging.Ga naar eindnoot4. Udink heb ik niet kunnen stoppen bij bovengenoemde onzin. Waarom die man al die jaren, à la Luns, land en volk belazerd heeft zou men door een mini-Watergate-onderzoekje eigenlijk ook eens moeten laten uitzoeken, al betekent Udink geen risico meer voor het vaderland. Het ware te hopen dat onze nieuwe minister, de heer Pronk, er in deze sector meer van zal maken. En, last but not least, van commentator C.L. Sulzberger behoeft men in dit verband al evenmin hulp te verwachten bij het geïnformeerd raken over de reële situatie in Indonesië, tegen de achtergronden van het werkelijke belang van het Indonesische volk beschreven te krijgen. Voor een Amerikaan is alleen maar belangrijk, dat het ‘nieuwe’ Indonesië pro-Amerika en anti-China is. Wanneer men naar de plaatjes kijkt van het gezellig samenzijn van Nixon en Chou En-lai in Peking in 1972, kan men zich overigens afvragen of Sukarno werkelijk in 1965 zo hoognodig weg moest in Indonesië vanwege het aanhalen van nauwe banden met het regime van Mao. |
|