Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
Djakarta - 6 oktober 1965John Hughes van de Christian Science Monitor sprak als eerste buitenlandse correspondent met Bung Karno ná de 1 oktober 1965-coup van Suharto. Alvorens de president op 6 oktober met een eerste voltallige kabinetsvergadering in het zomerpaleis van Bogor tot de orde van de dag overging, was het journalisten toegestaan binnen te komen. Hughes vertelde op enkele passen afstand van Bung Karno te hebben gestaan. Sukarno: ‘U vertegenwoordigt?’ Hughes: ‘De Christian Science Monitor. Bent u bereid iets te zeggen tegen de buitenlandse pers?’ Sukarno: ‘Ik heb een glimlach voor hen.’ Hughes: ‘Zij zien uw glimlach, maar wij zouden de voorkeur geven aan enkele woorden.’ Sukarno lachte en vroeg: ‘Hoe lang bent u in Indonesië?’ Hughes: ‘Eén week.’ Sukarno: ‘Was u in Djakarta of heeft u in het land rondgekeken?’ Hughes: ‘Alleen in Djakarta. Maar kunt u zeggen wanneer u naar de hoofdstad terugkeert?’ Sukarno lachte opnieuw: ‘Deze journalisten kennen allerlei manieren en kunstgrepen om moeilijke vragen te stellen.’ Hughes: ‘Wel, omdat u naar mijn reisplannen vroeg, dacht ik dat het nuttig was naar de uwe te vragen.’ Hughes beëindigde zijn reportage met de conclusie: ‘Het was duidelijk dat Sukarno in volle actie was.’ Opvallend was, dat tijdens de kabinetszitting door Bung Karno voorgezeten, ook twee belangrijke pki-leiders aanwezig waren, te weten Njoto - die tijdens de coup met dr. Subandrio in Medan was geweest - en Lukman, die partijleider Aidit vertegenwoordigde. Zij, die geloofden dat de pki schuldig was, vonden dit verdacht en vreemd en meldden, dat Njoto en Lukman deden alsof zij van de prins geen kwaad wisten. Suharto liet in korte tijd en achter elkaar de top van de pki uitmoorden. Men kan zich afvragen: waarom een groots opgezet, publicitair monsterproces tegen een man als Subandrio, dat ik heb bijgewoond en voor de nos gefilmd en waarvan iedereen wist, dat het hier zeker niet ging om een architect van een staatsgreep tegen het bewind van Bung Karno? Subandrio was er immers de superlakei van, met alle nadelige gevolgen voor Sukarno van dien.Ga naar eindnoot1. Waarom vermeed Suharto dan zo angstvallig om de ‘schuldigen’, Aidit, Lukman, Njoto en andere pki-bonzen voor het publiek en zijn militaire rechters te slepen? Volgens de Amerikaanse journalist en part-time adviseur van pro-westerse Aziatische regeringen | |
[pagina 279]
| |
in Washington D.C., Arnold Brackman, zou Aidit bij zijn gevangenneming hebben geëist, dat men hem naar Bung Karno zou brengen. Toen de militairen dit weigerden, zou hij geroepen hebben, ‘Als u mij gaat doodschieten, omdat ik schuldig zou zijn, moet u ook de president fusilleren!’Ga naar eindnoot2. Evenals zijn Nederlandse collega, Dake, kalkt Brackman dit soort ‘inlichtingen’ afkomstig van het huidige regime rücksichtslos over en verkoopt deze voor ‘waar’. Omdat hij in Amerika met Daniel Lev en misschien twee of drie anderen tot de weinige ‘Indonesië-specialisten’ behoort raadpleegt iedereen zijn boeken en vindt men overal diezelfde ‘informaties’ weer terug. Wanneer Brackman notabene in 1963 in een ander boek van 300 pagina's over communisme in IndonesiëGa naar eindnoot3. besluit met een appèl aan Sukarno, dat zijn land meer dan ooit ‘democratie’ nodig heeft, bewijst hij niets van de werkelijke situatie in dat land of Bung Karno begrepen te hebben. Zoals Ali Sastroamidjojo mij er eens op heeft gewezen, was het de in Leiden afgestudeerde Sutan M. Sjahrir geweest, die tijdens zijn premierschap in 1946 de burgers van Indonesië opriep om in westerse traditie, politieke partijen te stichten, waardoor het land al spoedig over enkele dozijnen officiële clubs van professionele politieke kibbelaars kwam te beschikken. Zo citeert Brackman op de laatste pagina van zijn boek in 1963 Sjahrir, die in Onze strijd had gesteld: ‘Democratie, niet nationalisme, behoort het primaire doel van onze revolutie te zijn.’ De ellende blijft dat westerse waarnemers maar al te vaak zodanig worden geprogrammeerd, dat zij onmogelijk enigermate in de schoenen kunnen stappen van hen, die met de actuele problemen van een zich ontwikkelend Azië geconfronteerd zijn. Sukarno was een aartsdemocraat. Er zijn genoeg Indonesiërs geweest, die hadden gewild dat Sukarno een dictator in het genre van Suharto zou zijn geweest! Dan had hij zoals Suharto heeft gedaan simpel alle rechtse en pro-Amerikaanse onruststokers en tegenstanders tegen de muur laten zetten, en dan zou hij ongestoord Indonesië in de richting hebben kunnen laten koersen, die hij, Sukarno, voor Indonesië meer dan noodzakelijk achtte. Nu wist een handjevol door de cia gesouffleerde, opgestookte en rijkelijk van dollars voorziene officieren honderdduizenden mensen om te brengen - Willem Drees zegt in 1973 nog altijd: ‘Het waren er hoogstens tienduizend!’ - en het land van een links-progressieve koers af te houden. Niet Sukarno stelde het verrijken van de top primair en veronachtzaamde het vestigen van een sociaal rechtvaardige infra-structuur voor de Indonesische samenleving, maar Suharto, wat ook de vrome bedoelingen en holle frasen van de necolim generaals mogen zijn. Na afloop van de eerste kabinetsvergadering op 6 oktober 1965 verklaarde minister Subandrio, dat Bung Karno niet akkoord ging met de oprichting, als door Untung bekendgemaakt, van een Revolutionaire Raad, en tegelijkertijd eveneens wraakoefeningen van het leger tegen de Untung-groep sterk afkeurde. Ook Bandrio deelde de pers mee ervan overtuigd te zijn dat de pki buiten de Untung-actie stond. Tegelijkertijd riepen Indonesische radiostations juist in opdracht van militairen (de Nasution-Suharto-groep) de burgers op tot krachtige wraakoefening op | |
[pagina 280]
| |
de loyalisten en de communisten. Sukarno en diens kabinet kwamen tot de conclusie dat de 30 september-1 oktober-affaire een geschil binnen de gewapende strijdkrachten was geweest, waarbij progressieve officieren zich van enkele belangrijke, anti-communistische generaals, bovendien verdacht van nauwe banden met de cia, wilden ontdoen, ten einde het leger te zuiveren van putsch-officieren, die een aanslag op Sukarno beraamden voor de Legerdag, 5 oktober 1965. Gedurende de eerste dagen ná 1 oktober had Madame Dewi zich bepaald tot het verzamelen van inlichtingen uit zo breed mogelijke bron, en deze op lange vellen uitgetypt en naar Sukarno gezonden. Zij wilde hem niet beïnvloeden of adviseren, slechts zo veel mogelijk inlichten omtrent wat zich in de hoofdstad afspeelde. Maar nadat Sukarno allereerst was weggebleven op de begrafenis van de generaals - een vraag die de president in zijn brief van 5 oktober beantwoordde - liet zij in een brief op 6 oktober weten, dat zij diep geschokt was bij televisieopnamen van Bung Karno's eerste kabinetsberaad de president onder de huidige trieste omstandigheden in het land zo duidelijk te hebben zien glimlachen en kwinkslagen maken. Op 8 oktober 1965 schreef de president het volgende, ‘Dear darling Dewi, Begrijp mij niet verkeerd. Ik glimlachte op de kabinetsvergadering, om de wereld te laten zien, dat ik veilig ben en “genki”Ga naar eindnoot4. en dat ik de situatie meester ben. (Je weet, dat de necolim pers zegt dat ik verloren ben of althans bijna?) Ook: omdat ik mijn volk opnieuw vertrouwen en kracht wil geven. Weet je, dat ik onmiddellijk de vermoorde generaals tot “pahlawans” (helden) van de Revolutie heb verklaard en dat ik hen allen met éen rang heb bevorderd? Weet je, dat ik schriftelijk had besloten dat Erma Surijani (de dochter van Nasution) op het Taman Pahlawan (erekerkhof) begraven zou worden? Alleen: de familie Nasution zelf heeft besloten om het meisje in Kebajoran te begraven.’ De president scheen verbaasd over Dewi's boosheid wat hem verdrietig en radeloos maakte. Dewi wilde echter dat de president snel naar het machtscentrum van het land, Djakarta, zou terugkeren. Niet omdat in Bogor haar rivale, Madame Hartini de scepter zwaaide en Bung Karno dus steeds bij haar zou zijn, maar Dewi scheen zich grote zorgen te maken om de invloed die de meer links-georiënteerde omgeving van het staatshoofd in Bogor op hem zou hebben. Ik geloof niet, dat Madame Hartini zoveel linkser georiënteerd was dan Ibu Dewi. Misschien had Madame Hartini inderdaad meer contacten met de Sowjet ambassade of vertegenwoordigingen van socialistische landen, en zij zal misschien ook intiemer bevriend zijn geweest met Njoto of Aidit van de pki en zij sympathiseerde met de Gerwani, maar ook Dewi spreekt met veel genegenheid over Njoto, de door Suharto in het geheim vermoorde pki leider. Ook geloofde Dewi - en zij handhaaft deze mening in 1973 - dat Sukarno veel aan invloed en prestige ook bij het volk zou verliezen door zo lang ná de staatsgreep in Bogor te blijven. Hier zou zij | |
[pagina 281]
| |
wel eens gelijk in kunnen hebben. Ik heb vaker gevoeld dat de president zijn werkelijk loyale aanhang overschatte. Hij leek mij soms te zeker van zichzelf. De feiten wijzen dan ook uit, dat toen hij maandag 11 oktober in de hoofdstad terugkeerde Suharto ruimschoots de tijd had gehad onder valse voorwendselen een belangrijke groep officieren om zich heen te verzamelen, waaronder - zij het op basis van een gewapende vrede - Nasution. |
|