Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 5 oktober 1965 (5)Het blijft voor mij moeilijk om te beoordelen of de deskundige analyse van professor Wertheim over de indirecte aanleiding tot de generaalscoup van 1965, de botsingen op het Indonesische platteland tussen boeren en pki enerzijds en de islamieten, militairen en rijkere grondbezitters, relevant is. Hij gaf echter in de Groene Amsterdammer in 1966 een belangwekkend overzicht, waaruit hier enige letterlijke passages volgen: ‘Zolang de communisten zich in hoofdzaak hadden gehouden aan Sukarno's nasakom-beleid en hun eigen marxistische doelstellingen ondergeschikt hadden gemaakt aan diens politiek van nationale eenheid, ver- | |
[pagina 276]
| |
wekten zij geen overmatig scherpe reacties, al wisten zij dat onder de godsdienstige leiders en politici zich hun verwoedste vijanden bevonden. Maar in 1964 en 1965 begonnen de communisten op het platteland een eigen politiek te volgen, daar zij de eisen van de arme boeren niet langer konden negeren. In 1960 was een vrij progressieve en radicale wet op landhervormingen tot stand gekomen. Maar een overwegend conservatief bestuursapparaat had de uitvoering van deze wetgeving min of meer gesaboteerd, of althans in een te langzaam tempo uitgevoerd. Linkse boerenorganisaties begonnen op eigen gezag in bepaalde dorpen van Midden- en Oost-Java, waar zij een groot overwicht hadden, de wet uit te voeren en de grond van rijkere grondbezitters - grotendeels hadjis - onder de arme boeren en landlozen te verdelen. Deze eenzijdige acties - aksi sepihak - wekten fel verzet, vooral van de kant van de islamitische groeperingen in Oost-Java. In 1964 vonden vele lokale botsingen plaats tussen islamitische en linkse groepen. De pki moest eind 1964 Sukarno, de pni en de Nahdatul Ulama beloven de aksi sepihak stop te zetten - maar de boerenorganisaties gingen soms toch hun gang, nog in 1965. En daarmee wordt het beeld van de massamoorden opeens duidelijker. In Midden- en Oost-Java waren de rijkere grondbezitters overwegend islamitisch; op Bali waren het pni'ers; op Flores katholieken. En nu passen een aantal bekend geworden feiten in het totaalbeeld. Niet alleen in de streek om Banjumas was het conflict dat ideologisch als een Heilige Oorlog werd voorgesteld, er in wezen éen van grondbezitters tegen opstandige bezitlozen. Het landhervormingsplan was bedoeld om de grond eerlijk te verdelen, maar de communisten hadden niet alleen gronden in bezit genomen, die toebehoorden aan “in hoog aanzien staande” leden van de dorpsgemeenschap, maar zij hadden ook getracht gronden over te nemen die aan moskeeën toebehoorden. Maar ook op Bali hadden de communisten weerstand gewekt, bijvoorbeeld door actie te voeren tegen de doelloze, veel geld verslindende godenoffers. In het Klatense, een van de streken waar op grote schaal is gemoord, was volgens een artikel in het tijdschrift Indonesia (nr. 1, april 1966) van de Australische historicus Lance Castles al in 1964-1965 een ernstig conflict ontstaan tussen vrome rijkere boeren en de linkse boerenbond, de bti, die getracht had de landhervormingen eenzijdig door te voeren. Het directe effect van de landhervormingen was overigens, paradoxaal genoeg, dat rijkere boeren opeens op grote schaal hun gronden gingen inbrengen in islamitische vrome stichtingen (wakf). Geen wonder, dat de boerenorganisaties ook deze niet ongemoeid hadden gelaten. De godsdienstscholen waren, aldus Castles' analyse op grond van zijn studie van een beroemde godsdienstschool, de centra geweest waar de anti-communistische geest en het verzet tegen de landhervormingen - de leerlingen waren grotendeels zoons van rijkere boeren - al sinds jaren waren aangekweekt. Ook Seymour Topping van de New York Times vermeldt overeenkomstige feiten: een godsdienstig leider in Kediri, die de journalist vroeg naar de redenen van de haat tegen de communisten, antwoordde: zij had- | |
[pagina 277]
| |
den “eenzijdige acties” gevoerd bij de landverdeling, en hadden Moslems beledigd. De schrijver vermeldt ook voor Midden-Java gewelddaden tegen pki-leden die hadden toegezien op de uitvoering van de landhervormingen. Ook het handelingspatroon na de moorden geeft aanwijzingen in gelijke richting. In sommige streken werd bouwland van gearresteerde personen in beslag genomen, aldus een andere Australische deskundige in een vertrouwelijk rapport. En het Australische Bulletin of Indonesian Economic Studies (nr. 3, februari 1966) valt te lezen, dat in december 1965 de minister voor Agrarische Zaken had gewaarschuwd dat de uitvoering van de landhervorming belemmerd was door de negatieve gevolgen van de 30 september-beweging. De herverdeling van land aan landloze boeren, aldus de minister, moest doorgang vinden volgens de geldende regelingen, en er zouden strenge maatregelen genomen worden tegen rijke grondbezitters en andere elementen die het neerslaan van de 30 september-beweging misbruikten om verdeeld land weer terug te krijgen, en verdere verdeling te beletten.’ Wertheim vervolgde: ‘Langzamerhand wordt, door deze cumulatie van aanwijzingen - die overigens niet uitsluiten dat in andere streken weer andere sociale en economische factoren een belangrijke rol speelden - het beeld van wat zich op het platteland heeft afgespeeld, scherper. Tevens wordt duidelijk, waarom Sukarno's nasakom-politiek in 1965 niet langer houdbaar was, en de te lang doorgevoerde communistische tactiek van steunen van en op de president gedoemd was te falen. Deze tactiek kon resultaten opleveren - naar nu achteraf blijkt meer in schijn dan in werkelijkheid - zolang de klassentegenstellingen op het platteland beperkt bleven. Zolang kon de nationale eenheid als ideologie een samenbindende kracht blijven, ten dele steunend op een betrekkelijk ongedifferentieerde massa van kleine boertjes, door Sukarno aangeduid als “arme lieden”, marhaens. Diens marhaenisme paste in een stadium, waarin een “populistische” ideologie, die uitgaat van de overbrugbaarheid van interne klassentegenstellingen, als staatsfilosofie kon aanslaan (vgl. hierover het knappe werk van Peter Worsley, The Third World). De nasakom - gebaseerd op samenwerking tussen verschillende sociale groepen - was een belichaming van deze populistische, in wezen onmarxistische ideologie.’Ga naar eindnoot1. Uiteraard is Wertheim's analyse daarom ook belangrijk, omdat buitenlandse waarnemers en Amerikanen, evenals een gedeelte van het hoge officierencorps, door Bung Karno aangeduid als ‘communistenfobie’-lijders, zich over bovengenoemde ontwikkeling dodelijke zorgen maakten. Of Wertheim hiermee afdoende aantoont dat nasakom gedoemd was om te falen, vanwege toenemende klassetegenstellingen op het Indonesische platteland, betwijfel ik. Omdat nasakom niet werd toegepast en in praktijk gebracht zoals Bung Karno het wilde en leerde, en omdat de door Wertheim zelf als betrekkelijk progressief geziene landhervormingswet van 1962 niet werd uitgevoerd, zoals Sukarno wilde, juist daarom mislukten diens plannen en staatsfilosofie in dit opzicht. |
|