Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Djakarta - 5 oktober 1965 (4)Nadat de stoffelijke resten van de vermoorde generaals later zwaar verminkt waren teruggevonden, beschuldigde het leger onmiddellijk communistische organisaties en gerwani-vrouwen van de pki ervan, rituele wreedheden op de lichamen van de betrokken officieren te hebben uitgevoerd. De meest gruwelijke beelden werden via televisie en in de pers verspreid. Met deze gepubliceerde nachtmerrie van terreur werd met succes de kiem gelegd voor een der bloedigste moord- en rampokpartijen uit de menselijke geschiedenis. Het anti-pki-scenario scheen welhaast foutloos geënsceneerd. De gevolgen waren vernietigend. Geleidelijk aan drong het tot de wereld door wat er in Indonesië aan de hand was geweest. Don Moser schreef in Life nadere bijzonderheden:Ga naar eindnoot1. ‘Op het strand van Bali groette een aardige jonge islamiet, met zachte ogen, genaamd Ali, een oude kameraad, die ergens op het zand zat. “Goedenavond,” zei Ali. “Goedenavond,” antwoordde de vriend. Daarop haalde Ali zijn parang - een mes in de vorm van een zwaard, dat gebruikt wordt voor het kappen in de velden - te voorschijn, en sloeg het linkeroor van zijn vriends hoofd. Daarna het rechteroor, toen zijn neus. Toen hief Ali zijn parang hoog op en kapte het hoofd van zijn vriend af.’ Ook Life herhaalde natuurlijk het fabeltje, dat leden van de communistische vrouwenbeweging Gerwani geoefend zouden hebben in het castreren van levende katten, alvorens zij de gevangengenomen generaals te lijf gingen. De Gerwani-dames zouden zwaar onder verdovende middelen en naakt voor enkele nog levende generaals hebben gedanst, waarna zij met kleine scherpe mesjes eerst de ogen van de generaals zouden hebben uitgestoken om deze lugubere vertoning daarna bij andere lichaamsdelen voort te zetten. Ik vrees dat de heer Don Moser zijn gegevens van dezelfde militaire kantoren heeft ontvangen als Anthonie Dake, met als gevolg, dat sedert jaren de meest onaannemelijke racontars hieromtrent de ronde doen, die in 1965 - 1966 echter leidden tot een oproep van Islamitische leiders aan de gelovigen om wraak te nemen op de communistische ‘honden’. Terwijl Life het aantal slachtoffers van de slachting onder zogenaamde communisten op 400 000 raamde, meldde de New York TimesGa naar eindnoot2. dat er 500 000 doden waren gevallen. Maar laat ik met de 5de oktober vervolgen. President Sukarno schreef Madame Dewi die dag de volgende brief: ‘Dear darling Dewi, | |
[pagina 274]
| |
Bedankt voor je brief. Vandaag is de dag waarop de zes generaals en de adjudant van een van de generaals begraven zullen worden. De veiligheidsdienst, en Bandrio, zowel als Leimena staan mij niet toe naar de begrafenis te gaan voor redenen van staatsveiligheid. Zij zeggen, dat niemand er zeker van kan zijn wat er bij een dergelijke emotionele ceremonie zou kunnen gebeuren. Ik vraag zes generaals om na de begrafenis met mij te komen spreken, namelijk generaal Pranoto, generaal Murshid, generaal Sutardio, generaal Ashari, generaal Sudirgo en generaal Adjie uit Bandung. Zij behoren tot de invloedrijke generaals in het leger. Wat de vermoorde generaals betreft - laten wij eerst de resultaten van ons geheim onderzoek afwachten: waren zij werkelijk van plan om een coup tegen mij te gaan ondernemen of niet? De inlichtingen zijn tegenstrijdig aan elkaar. Wat waar is, is dat zij allen aan “communisten fobie” leden.’ Intussen is ook Madame Dewi van mening dat vanaf het allereerste begin van de ongeregeldheden de door Suharto verspreide informatie over de gebeurtenissen doordrenkt was van verdachtmakingen jegens de pki. Ook vóor dat de stoffelijke resten van de generaals gevonden werden, werd de pki wijd en zijd als instigator van de opstand genoemd. Toen tenslotte de put bij Halim werd gevonden heeft het Suharto-regime met niets ontziende onbeschaamdheid de meest walgelijke foto's en beeldopnamen via het televisiescherm verspreid, zodat inderdaad een ongekende volkswoede werd ontketend. Dewi herinnert zich hoe ook zij totaal overstuur was geraakt van de wreedheden en opnamen die werden getoond en hoe zij dagen achtereen huilde en van streek was. Het effect van die campagne moet niet te beschrijven zijn geweest. Ernst Utrecht stelde later: ‘Het zijn vooral de generaals Sukendero en Nasution - de tweede was slachtoffer van ernstige frustraties als gevolg van een smadelijke vlucht - die verantwoordelijk zijn voor de moorden op bijna een half miljoen onschuldige boeren, arbeiders, intellectuelen en arme kleine lieden, wier enige fout was geweest dat zij sympathieën hadden gehad voor de communisten en het communisme.’Ga naar eindnoot3. Ik vind, dat Utrecht te weinig accent legde op het feit, dat Suharto tenslotte de verantwoordelijke man was, die zich de macht in het land had toegeëigend en deze duidelijk niet aankon. Hij ondergroef het prestige en de geloofwaardigheid van Sukarno, opdat vooral niet meer naar de president geluisterd zou worden maar zag zelf ook geen kans, zo hij dat gewild zou hebben het uitmoorden van Sukarno-aanhangers te stoppen. Met Suharto aan het roer ontstond een toestand zoals Mao het noemde, ‘Wanneer er nergens een tijger te vinden is nemen de apen bezit van de bergen.’ Het was duidelijk, dat het Suharto-regime de meest geperfectioneerde Amerikaanse technieken gebruikte en uit Washington D.C. had geleend, om te trachten de schuld van de coup-affaire vroeg of laat in de schoenen van Sukarno te kunnen schuiven. Dat Suharto deze sophisticated methoden werkelijk toepaste bevestigde ook prins Norodom Sihanouk, die schreef: ‘Met de assisentie van psy- | |
[pagina 275]
| |
chologische-oorlogvoeringspecialisten uit Indonesië, die de lastercampagnes tegen de voormalige president Sukarno in elkaar hadden gezet, hebben Lon Nol en Sirik Matak getracht in Cambodja een lastercampagne tegen de monarchie op gang te brengen.’Ga naar eindnoot4. Uit Nederland was Hans C. Beynon van De Volkskrant éen der eerste verslaggevers, die al in begin 1966 over de massaslachtingen in Indonesië in zijn blad berichtte. Hij legde nauwelijks de vinger van verantwoordelijkheid op de subversieve generaals, en zijn verslagen zijn dan ook op zijn gunstigst te karakteriseren met het-kan-vriezen-het-kan-dooien-bericht-geving. Overigens zijn de bloedige gebeurtenissen in Indonesië aan het overgrote deel van het Nederlandse publiek voorbijgegaan, want rechtse, fascistische generaals die ‘roden’ uit de weg ruimen leveren niet het soort kopij waar massacirculatiekranten als De Telegraaf gedetailleerde aandacht aan besteden. Belangrijker zijn in Duitsland verschenen geschriften, waaronder Indonesien: Analyse eines Massakers van Einar Schlereth en Batjo Daeng BintangGa naar eindnoot5. en de studie waar ik zelf het zwaarste aan til van Philippe Gavi, Konterrevolution in IndonesienGa naar eindnoot6.. Gavi's analyse van de achtergronden en sociaal-politiek-economische toestanden die leidden tot een steeds meer op elkaar afgestemde verhouding tussen de pki en Bung Karno, komen in de studie van Gavi het duidelijkst naar voren. Ik moet hier aan toevoegen, dat er wellicht andere studies en documenten beschikbaar zullen zijn gekomen, maar die heb ik niet gelezen. Ik wil de lezer, aangezien de elaboratie van deze onderwerpen buiten de grenzen van mijn huidige reportage valt, slechts de weg wijzen naar andere meningen en geschriften. |
|