Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
Djakarta - 5 oktober 1965 (2)Dewi Sukarno, Emile van Konijnenburg en ik zelf hebben ná de coup van de generaals in 1965 uitvoerig met Bung Karno zelf over deze sombere gebeurtenissen in Indonesië gesproken. Madame Dewi, die een uitermate belangrijke positie innam, en in 1965-1966 een slim maar mislukt spelletje poker heeft gespeeld in een poging, Bung Karno met de generaals Nasution en Suharto te verzoenen wil zelf een boek over deze gebeurtenissen schrijven, waar ik haar bij zal assisteren, dus háar lezing van de groteske intriges volgend op de coup, moet ik hier grotendeels buiten beschouwing laten. Ik wil hier categorisch stellen, dat uit mijn eigen gesprekken met Sukarno of met Dewi, bij wie Sukarno van 30 september op 1 oktober 1965 in Wisma Jaso de nacht doorbracht, of met Van Konijnenburg, die hierover op zeer vertrouwelijke voet met het staatshoofd sprak, er nooit de geringste aanwijzing is opgedoken, dat de president hetzij direct óf indirect, de moord op de generaals zou hebben bevolen. Een dergelijke veronderstelling is ook in flagrante strijd met Bung Karno's persoonlijkheid en leiding geven aan de Indonesische Revolutie, vanaf de allereerste dagen in de twintiger jaren tot in 1965 - 1967 toe, toen hij onverbiddelijk weigerde de pki te veroordelen voor iets wat hij wist dat zij niet had gedaan. Dat er überhaupt Indonesiërs zijn geweest, die Sukarno in staat hebben geacht, het bewerken met scheermesjes van generaals, te hebben bevolen of te hebben goedgevonden, is voor mij verbazingwekkend. Zijn leven heeft in het teken gestaan van het vermijden van strijd, het vermijden van conflict of geweld. Zelfs in de confrontatie met Nederland over Irian-Barat wachtte Sukarno tot midden 1961 met zijn eerste speldeprikken op Nieuw-Guinea. Het is een buitengewoon verachtelijke zaak - alleen de cia kan iets dergelijks bedenken - om nu, na diens dood Sukarno via geschrijf van een ‘journalist-glazenwasser’, Anthonie C. Dake, in diens boek The Spirit of the Red Banteng, de eerste president van Indonesië het laten vermoorden van zes van zijn top-generaals in de schoenen proberen te schuiven. Zoals de louche Adam Malik al in 1966 heeft geprobeerd Sukarno verantwoordelijk te houden voor de heksenjacht en moord op honderdduizenden communisten. Tegen Van Konijnenburg heeft Sukarno gezegd, dat hij op 2 oktober 1965 een belangrijke afspraak had met generaal Yani. ‘Ik weet,’ aldus Konijn, ‘dat Yani wat wilde. Maar het is mij niet duidelijk geworden wat. Sukarno heeft nooit kunnen reconstrueren welke voetzoeker er die dagen het eerste is afgegaan. Hij zei mij: ‘Ik wilde feiten hebben. Wat men mij gaf waren meningen en conclusies,’ aldus Van Konijnenburg. Ik houd het voor mogelijk, dat Roeslan Abdulgani eens gelijk zal krijgen, zoals hij in een interview met Joop van Tijn in Vrij NederlandGa naar eindnoot1. stelde, dat om de werkelijke en volledige toedracht van de coup in Indonesië te leren kennen eerst Indonesische Pentagon papieren boven water zullen moeten komen. Roeslan doelde dus op de door de Amerikaan Daniel Elsberg opzettelijk uitgelekte geheime stukken inzake de oorlog in Vietnam welke de lugubere rol van de Amerikaanse regering bij de oorlog in Zuidoost- | |
[pagina 270]
| |
Azië blootlegden. |
|