1 oktober 1965 doorbroken door een frontale botsing, of kortsluiting, tussen de Dewan Djendral, de rechtse, behoudende, conservatieve krachten onder de hoge officieren, en de Dewan Revolusi, de links georiënteerde, progressieve, lagere rangen in de strijdkrachten, waaronder ook jongere hoge officieren.
Bung Karno zou volledig van het bestaan van beide Dewans op de hoogte zijn geweest. Hij zou zelfs eens tegen generaal Nasution hebben opgemerkt: ‘Jij ontkent het bestaan van een Raad van generaals, maar er is er wel een waar jij niet eens in zit.’
Volgens deze interpretatie sloeg op 30 september 1965 de Dewan Revolusi toe om de Dewan Djendral uit te schakelen. De Dewan Revolusi wenste het stichten van een echt nasakom-kabinet te bevorderen, met volledige deelneming op kabinetsniveau en op belangrijke posten door pki'ers, een stap die Sukarno tot dusverre nog nooit had genomen.
Kolonel Untung, de eerste Indonesische parachutist die boven Nieuw-Guinea werd neergelaten en die een der ondercommandanten van de Tjakrabirawa-paleiswacht was, ontketende zijn actie om bepaalde superieuren te arresteren, die als subversief bekend stonden. Het lag niet in de bedoeling bloed te vergieten. Maar toen generaal Yani uit bed werd gehaald en werd meegedeeld dat hij mee moest naar de president, antwoordde hij: ‘Ik moet niets,’ en hij zou een militair een klap hebben gegeven. Daarop werd Yani doodgeschoten. Dat zou een kettingreactie teweeg hebben gebracht bij de andere arrestaties.
Suharto behoorde tot een jongere groep generaals. Als commandant van kostrad beschikte hij als enige op het kritieke moment over parate troepen. Nasution zou hem op zijn plicht gewezen hebben de moord op de generaals, die inmiddels later op 4 oktober 1965 bij Lobang Buaja, het zogenaamde krokodillengat bij de vliegbasis Halim waren gevonden, te wreken. Er wordt gezegd, dat Suharto in tweestrijd verkeerde. Maar tenslotte is het beruchte bloedbad gevolgd, waarbij Sukarno iedere keer weer publiekelijk de vraag stelde of de levens van zes hoge officieren moesten opwegen tegen de broedermoord die tegen tienduizenden en misschien wel honderdduizenden totaal onschuldige Indonesiërs werd ingezet met steun en op onmiddellijk bevel van het leger.
Anderen zijn ervan overtuigd dat Suharto helemaal nooit in tweestrijd heeft verkeerd maar vanaf het begin op wraak heeft gezonnen, en steeds precies heeft geweten hoe hij in zou springen en de macht naar zich toe zou trekken. Pas veel later, ook na persoonlijke ontmoetingen met Sukarno en Suharto in 1966, ben ik tot de conclusie gekomen, dat ik deze laatste opinie deel. Ook het lezen van de biografie van Suharto leidt tot deze mening mede vanwege de gevoelens van minachting en haat die er voor Sukarno in tot uitdrukking worden gebracht.
Dat zoals sommigen menen Suharto bij het herstellen van de orde op 1 oktober iedere vorm van bloedvergieten heeft willen voorkomen, is al evenzeer een fabeltje. Bijvoorbeeld bij het innemen van het door Sukarno-getrouwe militairen bezette radiostation van Djakarta hebben Suharto's crack-troops slechte messen en bajonetten gebruikt. Er werd geen schot gelost. De stormaanval verliep geruisloos. Later werden enkele