Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Djakarta - 1 oktober 1965 (6)Om te veronderstellen, dat het westen bereid zou zijn geweest het Indonesië van Sukarno, met zijn speciale banden naar China, Noord-Korea, Noord-Vietnam en het Vietnamese Bevrijdingsfront, de massale economische hulp te bieden, die nu het pro-westerse, in de ban van de Amerikaanse politiek getrokken generaalsregime uit zogenaamde westerse donorlanden ontvangt, is waanzin. Bung Karno wist natuurlijk precies, dat het westen op hem loerde om necolim-stromannen van de soort van Suharto, in Djakarta in het zadel te helpen. Vandaar ook dat hij de eer van Indonesië aan zich hield en duidelijk stelde: ‘To hell with your aid.’Ga naar eindnoot1. Wat prompt in Washington werd vertaald met: Sukarno en Mao trekken éen lijnGa naar eindnoot2.: Nu was er gevaar! Kennedy en zijn opvolger, Lyndon B. Johnson waren diep teleurgesteld in Bung Karno, omdat zij ervan waren uitgegaan, dat wanneer zij zouden helpen om Irian-Barat bij Indonesië gevoegd te krijgen, Sukarno ‘uit dankbaarheid’ dan wel Amerikaanse economische en financiële steun (vertaal: omkoperij) als tegenprestatie zou gaan aanvaarden. Men luisterde in Washington ook niet echt naar wat leiders van de Derde Wereld te zeggen hadden. Reeds bij zijn allereerste staatsbezoek aan Amerika, toen Eisenhower en Nixon er nog de scepter zwaaiden (in 1956) verklaarde Bung Karno met grote nadruk voor een gezamenlijke zitting van het Amerikaanse Congres, dat Indonesië niet was om te kopen, ‘noch met een Niagara-val van dollars noch met een Niagara-val van roebels.’ Neen, Sukarno begreep er niets van. Volgens Washington moest en zou hij zich door de Verenigde Staten laten voorschrijven hoe de economie van het vijfde grootste land ter wereld - bovendien een ontwikkelingsland, dat pas op eigen benen was gaan staan met een erfenis van enkele honderden jaren koloniale overheersing, drie jaren verzet tegen Japan, vier jaren verzet tegen Nederland en een protracted conflict van tien lange jaren over Irian-Barat - het best op een semi-kapitalistische basis de groei van Amerika achterna zou kunnen hollen. Voor dit doel dan zond president Kennedy in 1961 een speciale economische missie naar Djakarta onder leiding van prof. Don D. Humphrey. Dit team, waarvan geen van de zes leden ooit eerder éen pas in Indonesië had gezet, stelde een rapport samen van 205 pagina's. Het team was op 6 augustus 1961 in de Indonesische hoofdstad gearriveerd en op 30 augustus weer afgereisd. In die 24 dagen, waar ook de Onafhankelijkheidsviering van 17 augustus nog bij was gekomen, wanneer heel Indonesië tot stilstand komt, had het door president Kennedy uitgezonden team 17 functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken uitvoerig gesproken; 10 van het ministerie van Economie; 4 van de Nationale planraad; 1 van het ministerie van Distributie; 1 van het ministerie | |
[pagina 254]
| |
van Landcommunicatie, Post, Telecommunicatie en Toerisme; 3 van het ministerie van Handel; 16 van het ministerie van Basisindustrie en Mijnbouw; 4 van het ministerie van Basisopvoeding en Cultuur; 1 van het ministerie van Produktie; 7 van het ministerie van Opvoeding en Wetenschap; 2 van het ministerie van Zeecommunicatie; 4 bestuursleden van de Bank Indonesia; 4 functionarissen van het ministerie van Landbouw; 1 lid van de Raad voor de wetenschap; 7 functionarissen van het ministerie van Volksindustrie; 3 van het ministerie van Publieke Werken; 5 van het ministerie van Defensie; Roeslan Abdulgani van de Hoge Adviesraad; 1 functionaris van het ministerie van Veteranenzaken; 6 leden van de Staats Ontwikkelings Bank; 5 functionarissen van het ministerie van Financiën; 5 van het ministerie van Arbeid, en nog eens 17 belangrijke personen, die zich buiten Djakarta hadden bevonden. Dat was dan de Amerikaanse methode, om Indonesië even in veertien dagen te laten doorlichten en in alle ernst door ambassadeur Jones Sukarno het eerste exemplaar van het rapport te laten aanbieden. Indonesiërs zijn natuurlijk te beleefd om publiekelijk voor een dergelijk ‘instant’-rapport hun schouders op te halen. Want hoe had Washington toch gedacht, zoals men daar altijd weer doet, dat men met dergelijke kosmetische hulpmiddelen en flodderwerk serieus de problemen van Indonesië zou kunnen aanpakken en genezen? Alleen Amerikanen durven met iets dergelijks uit de bus te komen. De toverformules om de Indonesische welvaart en economie op te vijzelen door het Humphrey-team aan Djakarta aangeboden, zijn danook als curiositeiten naar de bibliotheken verhuisd. |
|