Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
Djakarta - 1 oktober 1965 (5)Ook binnenlands-politiek had men in Indonesië grote moeite om als Sukarno, de pki als wettige politieke partij te aanvaarden. Abdulgani herinnert zich Sukarno in dit opzicht als un père terrible. Tijdens een vergadering van politici op het paleis in de zestiger jaren, waarbij aanwezig waren Wilopo (pni), Sakirman (pki), Idham Chalid (Natadal Ulama), Arudji (pssi) en hijzelf, stelde Wilopo wijzigingen voor in een te vormen nationaal-politiek eenheidsfront, wijzigingen uiteraard ten gunste van de pni en ten nadele van de pki. Lachende onderbrak de president de discussie en zei: ‘Ja, Wilopo, ik ken jou en ik weet hoe jij denkt. Jij wilt de pni natuurlijk meer zetels toekennen. Jij bent als Roeslan, die ook van mening is dat alles wat ik doe de pki ten goede komt en de positie van de pni schaadt.’ En zich daarop tot Sakirman (pki) wendende: ‘Deze heren zijn van mening dat de pki mijn aangenomen zoon is, en mij dierbaarder zou zijn dan mijn eigen kind...’Ga naar eindnoot1. Roeslan gaf het volgende commentaar: ‘U kunt zich onze verlegenheid voorstellen! Waarom moest hij die opmerking, gericht tegen zijn eigen pni, maken in het bijzijn van andere politieke leiders, en vooral in het bijzijn van de pki? Maar dat was typisch Sukarno. Hij kon “een verschrikkelijke vader” zijn.’ Voor mij geeft dit ‘incidentje’ naar Roeslan's eigen woorden precies weer met welke moeilijkheden Bung Karno bij de opbouw van een politiek functionerend ontwikkelingsland had te kampen en door wat van rijstebrijberg van misopvattingen en vooroordelen van de niet-communistische politici hij heen moest, om de pki als wettige politieke partner geaccepteerd te krijgen. Het was in het klein hetzelfde beeld als de tijd die de Verenigde Staten er op internationaal niveau over deden om de rechtmatige plaats van China of Rusland te erkennen, rood of niet rood. Bij de laatste algemene verkiezingen (in 1957) was de pki als op drie na grootste partij met meer dan zes miljoen stemmen geëindigd. Inderdaad | |
[pagina 252]
| |
had Bung Karno de pki als politieke organisatie volledig aanvaard en wilde hij de communisten dezelfde kansen geven als de andere partijen. Dit had niets te maken met voortrekken, en wie zijn opmerking in het bijzijn van Wilopo en Sakirman uitgesproken nauwkeurig leest, constateert bovendien dat Bung Karno's opmerking absoluut niet tegen de pni was gericht, integendeel. Maar Roeslan interpreteerde haar ook in 1973 nog altijd als een pro-pki verklaring. Roeslan vroeg Sukarno waarom hij de pni ‘had aangevallen’ in het bijzijn van anderen: ‘Ik ben een open boek,’ aldus de president. ‘Ik ben geen hypocriet.’ Roeslan antwoordde: ‘U bent inderdaad een open boek. Maar heel wat delen uit dat boek zijn in onleesbare tekens geschreven...’ Neen, Pak Roeslan, u was het die, bij gebrek aan politiek objectivisme, Bapak in zijn Vader-zijn voor alle Indonesiërs, dus ook de pki, niet kon of niet wilde volgen. Bung Karno was geen staatshoofd, gereserveerd voor de pni! Of was u bang, dat de pki, waar de pni en andere bourgeoispartijen op alle niveaus faalden, steeds meer de sympathie van het volk zou weten te winnen en uiteindelijk politiek zou zegevieren? Ook Sukarno wist zéer goed, dat van de pki meer constructief werk te verwachten was en ook inderdaad meer tot stand werd gebracht, dan door alle andere partij-kibbelaars bij elkaar. Hij had zijn geschillen met de pki-leiders, maar im groszen Ganzen stond de pki, wat ook bij de uitslag van de verkiezingen in 1957 werd aangetoond, dicht bij de massa. Sukarno erkende dit ruiterlijk. Dit bezorgde de niet communistische politieke leiders en het leger ernstige hoofdbrekens. Zij, die aan de macht waren, wisten zich immers geplaatst voor de verantwoordelijkheid van wat er mis ging in het land. De pki stond hier buiten en stelde zich op als profiterende derde. In plaats van dat de bij corruptie en andere voor het land nadelige praktijken betrokken partijen zich tot het uiterste inspanden om disciplinair te werk te gaan en tot een verbetering van de toestand te komen, zag het er naar uit, dat de pki, uiteindelijk als buitenstaander, van deze deplorabele situatie als winnaar naar voren zou komen. Daar waren Roeslan en het leger bevreesd voor. Maar was Bung Karno verantwoordelijk voor die situatie? Voor de president betekende deze ontwikkeling eveneens een ernstige crisis. Voor hem diende er geen overwinnaar te zijn. Hij wilde niet dat deze of gene partij of machtsgroep, inbegrepen de pki, ten koste van de anderen, een overwinning zou behalen. Voor Bung Karno diende er maar éen overwinnaar te zijn: het land: Indonesia! Aan die overwinning dienden al zijn anaks, Nasution, Roeslan en Aidit, zich vlekkeloos te onderwerpen. Om die reden ook liet de president geen gelegenheid onbenut om zijn inzichten in deze kenbaar te maken. Ik citeer uit zijn 17 augustus 1960 redevoering: ‘Denkt u niet dat ik iemand ben die bepaalde voordelige kansen aan éen kant van het politieke spectrum zou geven. Nee! Ik zal God dankbaar zijn, wanneer ik met ere de titel van revolutionair zal kunnen dragen. Juist omdat ik revolutionair ben, wil ik dat mijn land de overwinnaar zal zijn. En omdat ik dit wens, zal ik tot het merg in mijn botten trachten alle revolutionaire krachten in het land te verenigen, of zij islamieten, nationalisten of communisten zijn!’ |
|