Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Hongkong - 10 oktober 1964Yours Sincerely, (Liao Ho-shu)
In een brief van 2 september 1964 bevestigde de Chinese zaakgelastigde in Den Haag, Liao Hu-shu, dat ik welkom in Peking zou zijn. Ook dáar wilde ik mijn licht gaan opsteken. Ik kreeg een visum en was op weg via eerdere stops in India, Vietnam, Maleisië en nu in Hongkong naar de Volksrepubliek China. Althans voor dit doel bezat ik een vliegticketGa naar eindnoot1. en de benodigde reispapieren. Met Liao had ik in de loop van de jaren een vriendschappelijke relatie opgebouwd. Ik zond hem vanuit Amerika en de uno dikwijls artikelen en informatie, waarvan ik meende dat hem dit, bij het ontbreken van diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten of een lidmaatschap van China van de Verenigde Naties, zou kunnen interesseren. Liao is de man die later midden in de nacht, waarschijnlijk naar aanleiding van de affaire met de Chinese lassers in Den Haag,Ga naar eindnoot2. in pyjama gekleed bescherming zocht op het ministerie van Buitenlandse Zaken en naar Washington uitweek, als politiek vluchteling naar het heette. Van Liao werd in de pers bericht, dat hij een der voornaamste functionarissen van de Chinese inlichtingendienst zou zijn geweest. Onlangs heb ik nog eens een bezoek op het Witte HuisGa naar eindnoot3. aan Henry Kissinger's staf-chef voor China, John Holdridge gebracht. Hij werd door Nixon en Kissinger aangetrokken omdat hij het Mandarijn-Chinees beheerst. Bij alle oog-tot-oog-vergaderingen in 1972 tussen Nixon en premier Chou En-lai, werd de Amerikaanse president door maar twee man geflankeerd, de heren Kissinger en Holdridge. Naast enkele andere onderwerpen die in mijn gesprek met Holdridge zijn behandeld heb ik naar het wel en wee van mijn oude vriend Liao geïnformeerd. Holdridge deed alsof hij niets van 's mans doen en laten afwist. Ik hou het erop dat Liao een rol kan hebben gespeeld bij de snelle dooi in Amerikaans-Chinese betrekkingen die volgden op de hartelijke begroeting tussen Mao en Edgar Snow op 1 oktober 1970Ga naar eindnoot4. in Peking. | |
[pagina 230]
| |
In Hongkong werd ik van de zijde van het Amerikaanse consulaat-generaal bedreigd. Indien ik in strijd met Amerikaanse beperkende maatregelen op reizen naar China toch naar Peking zou gaan, zou ik mijn immigratiestatus in de Verenigde Staten verliezen. Dit kon ik mij niet permitteren. Ik werkte als journalist nog steeds uitsluitend in de Verenigde Staten en was, wat mijn inkomen betreft, toaal op Amerika aangewezen. Ik ging dus niet naar Peking en het afzeggen van die reis is mij in de Volksrepubliek kwalijk genomen. Toen ik in 1970 met de schrijfster Pearl Buck overeenkwam naar China te reizen om een documentaire te vervaardigen, bleek het onmogelijk voor én mevrouw Buck én mijzelf een inreisvisum te krijgenGa naar eindnoot5.. |
|