Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - 16 augustus 1962 (2)‘Niet Luns in het bijzonder treft schuld, maar een groot collectief van politici, opiniemakers en regeerders. Luns was slechts toevallig de uitvoerende vertegenwoordiger van de anti-Indonesische stromingen in Nederland geweest. Luns had meegewerkt aan een escalatie, maar dat wil- | |
[pagina 203]
| |
de nog niet zeggen, dat deze escalatie zonder Luns niet zou hebben plaatsgevonden.’ Deze quasi-slimme zelf-goedpraterij is afkomstig van collega-journalist H.J.A. Hofland.Ga naar eindnoot1. Hofland en Hiltermann hadden in het Indonesische conflict veel van elkaar. Ondanks dat ik Hofland er waar mogelijk met de haren bijgesleept had, zat hij, misschien in iets mindere mate dan Hiltermann, overal voortdurend en categorisch naast. De meeste opiniemakers waren trouwens niet werkelijk bij de nationale zaak betrokken in het conflict met Indonesië. Zo kon het gebeuren dat De Quay, in zijn toelichting op het Nieuw-Guinese capitulatieakkoord vrijwel ongestoord land en volk kon verlakken door de zaken precies om te draaien, zoals hierboven aangegeven. De Quay en Luns moesten het van opiniemakers hebben die weloverwogen schreven dat Luns alléen maar ‘toevallig’ in de gelegenheid was geweest de Indonesische kwestie te verstieren. Willem Drees koos Luns voor Buitenlandse Zaken. Waarmee het koninkrijk over de kwaadaardigste verdraaier van diplomatieke gesprekken uit de geschiedenis van het ministerie kwam te beschikken. Drees geloofde hem. Ook als Luns minister John Foster Dulles slechts op de gang of misschien in de navo conferentiezaal in Kopenhagen had gesproken. De Quay begon pas over het schieten op Biak serieus na te denken, toen Robert F. Kennedy hem in 1962-het regende toen al Indonesische parachutisten in Papoealand - de vraag stelde of Den Haag werkelijk van plan was alleen de strijd tegen Sukarno aan te binden. Schmelzer spreekt nu, in 1973, van de ongecontroleerde en oncontroleerbare inzichten van de solist Luns! Daarbij voerde Luns zijn Nieuw-Guinea-politiek, zoals professor Schlesinger schreef, met de ijver van ‘een kruisvaarder, waarbij hij mogelijk verder ging dan zijn eigen regering had willen gaan.’Ga naar eindnoot2. Schlesinger beschreef hoe Luns op het Witte Huis zich zo onbedaarlijk opwond - dat was dan de Nederlandse Leeuw in hem - dat hij met ‘een slappe wijsvinger in het gezicht van de president zwaaide, een gebaar dat jfk hoffelijk negeerde.’ President Kennedy verzekerde Luns, zo stelt Schlesinger, dat hij rustig Amerika en hem de schuld mocht geven, als er maar een eind werd gemaakt aan het geharrewar over Nieuw-Guinea. Ik geloof dan ook niet, dat president Kennedy, die wereldpolitiek bedreef, zich veel gelegen liet liggen aan kletspraatjes over de Nederlandse radio en televisie, waarbij De Quay, geen andere uitweg ziende, de Amerikanen de schuld van het capitulatieakkoord in de schoenen schoof. Het was toen misschien ook maar verstandiger de pil op die wijze te vergulden. De opiniemakers, ook die beter wisten, hielden hun mond. De Quay zat voorlopig snor. Iets anders is wanneer een man als Luns, ná de dood van de Kennedy's, deze Amerikanen van het niet-nakomen van beloften en afspraken begint te beschuldigen, en hen in de geschiedenis probeert te plaatsen als anti-Nederlandse staatslieden. Of voor opiniemakers als Hofland, om in 1971 door te gaan met een mispunt als Luns de hand boven het hoofd te houden. De Quay zal de laatste in het goede vaderland zijn om deze geschiedvervalser te corrigeren. Daarvoor heeft hij zelf immers te veel boter op het hoofd. | |
[pagina 204]
| |
Jan de Quay kon het godvrezende volk van Nederland niet beter in het diepst van zijn hart raken, door dominee Wawelaar uit de motteballen van Multatuli te halen, en met aangedane stem verklaren: ‘U zult begrijpen, dat dit voor de Nederlandse regering een moeilijke beslissing is geweest. Bij het handhaven van de band met Nieuw-Guinea stonden geen Nederlandse belangen op het spel. Het ging om de toekomst van een volk, waarvoor Nederland zich verantwoordelijk had gesteld. Wij hebben onze roeping in Nieuw-Guinea zo verstaan, dat wij de Papoea's uit ontwikkeling zouden brengen, zodat zij zelf hun toekomstig lot zouden kunnen bepalen. In deze gang van zaken paste volkomen een moment, waarop de autochtone bevolking van Nieuw-Guinea zijn eigen weg zou gaan en de staatkundige band met Nederland zou verbreken.’ ‘Dominee’ De Quay besloot zijn rede tot het Nederlandse volk aldus: ‘Ik betreur het, dat het ons niet is gegeven om met u samen het begonnen werk te voleindigen. Ik wil u, Papoea's in Nieuw-Guinea, met alle overtuiging die in mij is, toeroepen: Ziet de toekomst tegemoet met het volle vertrouwen in de rechtvaardigheid van uw zaak. De ogen van de hele wereld zijn op u gericht en de ogen van de Verenigde Naties blijven op u gericht. Gij zult, met alle waardigheid welke uw volk eigen is, dit vertrouwen tot uiting kunnen brengen door rustig op uw post te blijven. Wie trouw zijn werk in het belang van eigen land en volk blijft verrichten behoeft niet te vrezen. Blijft gezamenlijk aan het welzijn van uw volk bouwen. De gedachten en de beste wensen van het Nederlandse volk zullen u hierbij blijven vergezellen. Moge God u bewaren.’ Ambassadeur Zairin Zain voegde mij bij het afscheid nemen in de Veiligheidsraad na de ondertekening van de Bunker-overeenkomst in de wandelgang nog toe: ‘Zonder landingen van onze moedige jungle-fighters in Irian-Barat zouden wij nooit de voorwaarden van dit akkoord eruit hebben kunnen slepen.’ De Indonesische bevrijding van Irian-Barat zou door Roeslan Abdulgani worden omschreven als ‘het resultaat van een gecombineerde actie van militaire operaties op de rand van oorlogvoering en diplomatieke meedogenloosheid gelijkend op “brinkmanship”.’Ga naar eindnoot3. Mijn goede vriend Sukardjo Wirjopranoto gaf mij een hand en een knipoogje. Dat was het dan. De affaire Irian-Barat was rond gekomen. En Jaap Burger, de indrukwekkende oppositie-leider der socialisten sprak in Den Haag van ‘een molensteen, waarmee wij twaalf jaar hebben rondgezeuld is van ons afgevallen...’ |
|