Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 9 augustus 1962Op het Telegraaf-front was het enige tijd stil geweest. Maar Verrips, die rondbazuinde, dat hij vanwege mijn onthullingen in Elseviers had moeten verhuizen vanuit Arnhem, en toen maar gemakshalve in een bungalow was getrokken, twee lanen van het huis van mijn ouders in Huis ter Heide, was allerminst stil blijven zitten. Hij sloeg terug. Ditmaal fungeerde als handlanger Robert Kiek, correspondent van De Telegraaf in de Verenigde Staten. De kop in de rechter bovenhoek van De Telegraaf van vandaag luidde: nederlander gemengd in de zaak cuba.Ga naar eindnoot1. In kleine letters: ‘Willem Oltmans voor vs Senaats-Commissie.’ Het artikel werd begeleid door een foto, die eerder in de Haagse Post had gestaan en die ik Hofland indertijd vanuit Indonesië had toegezonden. Dit terzijde. De teneur van Kiek's reportage was om bij de lezer de indruk te wekken, dat nu de zaak Sukarno afliep ik in ander troebel water was gaan vissen, en daarom nu met Fidel Castro in zee was gegaan. Ik had een Messias-complex, dat wil zeggen, via de drang een persoonlijke rol te spelen | |
[pagina 200]
| |
bij het oplossen van bijvoorbeeld het Nieuw-Guinea-probleem had ik carrière proberen te maken. Dit was volgens Kiek de mening van een bekend psychiater over mij. Het klonk of ik al op de bank gelegen had. Fijne carrière had ik uit mijn standpunt inzake Sukarno en Nieuw-Guinea weten te slepen! Ik kon, met uitzondering van het dagblad Zaanstreek Typhoon, geen letter meer in de Nederlandse pers krijgen, woonde al vijf jaar in een anderhalve-kamerflat in Kew Gardens, Long Island en verdiende mijn brood met lezingen geven, een net woord voor gepolijst ouwehoeren. Toch duizendmaal liever dát, dan bijvoorbeeld in de schoenen van De Quay, Luns, Van Roijen - en het merendeel van de met de wolven in het bos heulende pers - te behoeven te staan. D-Day zou later komen. misselijk geval, aldus een hoofdartikel in De Telegraaf. Ná mijn Nieuw-Guinea-verleden te hebben opgerakeld schreven Stokvis en Goeman Borgesius aldus: ‘Misschien wordt hij nu wegens zijn Cubaanse activiteiten uit Amerika uitgewezen. In Nederland zal hij wel weer toegelaten moeten worden. Wij zijn een ruimdenkend volk. Maar het geval Oltmans is wel een heel misselijk geval...’Ga naar eindnoot2. Jaap Burger zal zeker niet bedoeld hebben mij tegen character assassination,Ga naar eindnoot3. zoals dit soort journalistiek in Amerika genoemd zou worden, te beschermen toen hij De Quay 28 mei 1962 om maatregelen vroeg om de pers met de sterke arm van dit soort smerige insinuaties af te houden. In de Verenigde Staten zou De Telegraaf een UnsummeGa naar eindnoot4. voor dergelijk misselijk geschrijf hebben moeten betalen als schadeloosstelling aan mij. Zo ver is men hier nog niet. Het opzettelijk neerkladderen van grove onwaarheden is nauwelijks strafbaar. Bovendien verscheen ik niet, zoals De Telegraaf meldde, in augustus 1962 voor een Amerikaanse Senaatscommissie, maar op 30 november 1962. Het geschiedde bovendien op mijn eigen dringende telegrafische verzoek. Ik gaf die tijd namelijk enkele malen per week commentaar voor een syndicaat van Amerikaanse radiostations. Daarbij was ook Cuba ter sprake gekomen. Cubaanse vluchtelingen in Miami, Florida hadden zich er toen bij de Senaatscommissie voor Binnenlandse Veiligheid over beklaagd, dat onder meer de journalisten Walter Lippmann en Willem Oltmans zich schuldig maakten aan pro-Castro-propaganda in de Verenigde Staten. De stemming over Castro en Cuba was in 1962 in Amerika al even irrationeel als die in Nederland over Sukarno of Indonesië. Een normaal gesprek viel over de situatie op minder dan 150 kilometer buiten de kust van Florida, niet te voeren. Wanneer men dus, zoals ik deed, over de radio de vraag stelde, in wiens naam de onmenselijke economische blokkade van Cuba door de Amerikaanse vloot werd uitgevoerd en zelf die vraag beantwoordde met: ‘in naam van Jezus Christus soms?’, werden allerlei emotioneel bij de zaak-Cuba betrokken personen woedend. Mijn speech, zoals ik die voor de Senaatscommissie onder voorzitterschap van Senator Kenneth B. KeatingGa naar eindnoot5. die dagen heb afgestoken, en die in zijn geheel in het Congressional Record werd opgenomen, is een leesbaar verhaal gebleven. Ook dat Fidel Castro vele Amerikaanse presiden- | |
[pagina 201]
| |
ten zou overleven is uitgekomen.Ga naar eindnoot6. Men dacht immers in die dagen, en hoopte vurig, dat het Castro-regime ieder moment kon ineenstorten? Ik was dus weer terug in het vizier van De Telegraaf. Een geruststellende gedachte. |
|