Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
Amsterdam - 14 mei 1962 (2)Druppelsgewijs komt het publiek toch iets meer te weten van wat er zich die eerste maanden van 1962 achter de schermen heeft afgespeeld. Op 3 april 1962 trof de heer Schmelzer een sip kijkende De Quay in het parlement aan. Er was een brief van president Kennedy binnen gekomen, waarin het inmiddels in Middleburg, Virginia bekokstoofde plan-BunkerGa naar eindnoot1. in grote lijnen werd samengevat.Ga naar eindnoot2. De Quay overwoog het ontslag van zijn kabinet. Ambassadeur Van Roijen dreigde met aftreden. Luns verklaarde iedereen voor gek, zei dat er geen sprake van defaitisme kon zijn en ontwierp een antwoord aan Kennedy, ‘dat bol stond van bittere verwijten’. Mede onder de druk van de ministers Zijlstra en Cals legde Luns het af. ‘Zijn brief aan Kennedy wordt hardhandig van tafel geveegd,’ aldus Schmelzer. Het plan-Bunker werd in beginsel aanvaard. Voor Luns is het nog altijd niet te laat. Hij wilde Ajax achterna en voor de tweede maal de door De Telegraaf uitgeloofde Man-van-het-jaar-cup eruit slepen. Hij reisde naar een navo-Vergadering in Athene en kreeg de instructie van de regering mee om zijn Amerikaanse collega, Dean Rusk, te zeggen dat de regering, als handleiding, het plan-Bunker aanvaardde. ‘Maar die instructie lapte hij aan zijn laars,’ schreef Schmelzer. ‘In zijn gesprek met Rusk veegde hij de Amerikaanse regering nog eens de mantel uit en construeerde een slappe formule, waarin over aanvaarding van het plan-Bunker nauwelijks werd gesproken.’Ga naar eindnoot3. Den Haag was razend over Luns' insubordinatie. De Quay trok de zaak in het openbaar recht. Luns bleef natuurlijk wel gewoon zitten, want hoe kom je in een kabinet van de populairste drol in het vaderland af? Professor Arthur Schlesinger jr., intiem medewerker van president John F. Kennedy op het Witte Huis uit die dagen, schreef over Luns' ontmoeting met Rusk in Athene, dat involge de botsing tussen Luns en Rusk de Nederlanders uiteindelijk op nog slechtere voorwaarden capituleerden op Nieuw-Guinea dan nodig was geweest.Ga naar eindnoot4. Een eclatant voorbeeld van hoe Luns het vaderland nog meer schade heeft toegebracht. Ook professor De Quay scheen zich onbedaarlijk te verbazen, als zovelen in Den Haag, dat Luns, met diens vele centimeters dikke olifantshuid, niet aftrad na zijn debâcle met Nieuw-Guinea, maar juist bleef zitten. ‘Ik moet zeggen,’ aldus De Quay tegen Schmelzer, ‘dat ik onder die zelfde omstandigheden zou zijn heengegaan. Hij (Luns) is echter gebleven en dit leidde er zelfs toe, dat hij de contacten met Indonesië en Sukarno persoonlijk ging hervatten. Nee, zoiets zou ik nooit hebben gekund: ik zou zeker zijn weggegaan.’Ga naar eindnoot5. Luns zelf lichtte dit toe: ‘Ik wou niet onder het odium weggaan, dat ik door mijn eigen politiek was weggejaagd. Dus ben ik gebleven.’Ga naar eindnoot6. In een gesprek met Rienk H. Kramer voor het weekblad Panorama formuleerde Luns het weer anders. ‘“Als ik toen was weggegaan, | |
[pagina 187]
| |
waarover ik vagelijk heb gedacht, dan zag ik al de grote krantekoppen voor me: luns weg wegens falen nieuw-guinea-beleid. Dat zou dan politieke werkelijkheid zijn geworden. Had ik nadien gezegd dat dat niet zo is, dan zou men toch hebben gezegd: Die ongelukkige Luns maakt zich illusies. Daaraan wilde ik niet meedoen. Dus ik zei: Ik blijf.” Luns vervolgde: “Zo omstreeks 1963 kwam het keerpunt in mijn loopbaan. Ik begon meer en meer het plezier in mijn werk te verliezen. Het buitenlandse beleid werd steeds sterker in de binnenlandse politiek getrokken: een minister lastig vallen om stemmetjes te winnen.” In nog datzelfde jaar zei mevrouw Luns tegen De Telegraaf: “Persoonlijk zou ik het niet fijn vinden als mijn man nog langer minister zou blijven. Het is een zware taak.” Maar Luns bleef nog acht jaar. Hij voelde zich in een dwangpositie gemanoeuvreerd, want Luns wilde niet onder een berg van kritiek van het politieke toneel verdwijnen en dan als verliezer uitgelachen worden. De kritiek nam evenwel toe. Het dieptepunt kwam direct in het begin van de juist afgelopen kabinetsperiode: op 13 oktober 1967 kreeg Luns het hele parlement tegen zich - zelfs de fractieleiders van de regeringspartijen, onder wie zijn grote politieke vriend en inspirator Schmelzer (kvp), vielen hem op die dag af. Toen stond het voor Luns vast: dit was zijn laatste regeringsperiode.’ |
|