Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
lobby te wenden. Ik concentreerde mijn aanval vooral op de labbekakkerigheid van de groot-industriëlen altijd weer te zwijgen en anoniem te willen blijven, op pagina éen van V.N. van vandaag. ‘Heren, betoont u thans in godsnaam de moed met uw diepste overtuiging voor het voetlicht te treden. Gij en gij alleen hebt de macht, de invloed en het prestige de onverantwoordelijke kletskousen de mond te snoeren. Wanneer de oud-ministers van Koloniën met dank voor den lande bewezen diensten naar Oud Eik en Duinen zullen zijn gebracht, is het aan de jeugd van Nederland met honderdmiljoen Indonesiërs aan de toekomst van de wereld te bouwen. Nog steeds kan een nieuwe ramp worden voorkomen. President Sukarno heeft dit zelf onlangs nog schriftelijk bevestigd. Vijf lange jaren gaf ik u mijn woord, te zwijgen, en van mijn loyaliteit jegens u heb ik zonder reserve blijk gegeven. Ik verwachtte niet, dat u mij te hulp zou komen toen het weinig respectabele dagblad De Telegraaf in 1957 schreef over “landverraderlijke activiteiten van de journalist O.” of over het “woelratje” dat tegen de belangen van het vaderland werkte. Ik verwachtte geen steun, toen de dwaze Pasquino een vergelijking meende te moeten trekken met Johan van Oldenbarnevelt, die wegens landverraad was onthoofd. Nu is echter de tijd gekomen, dat u, heren, zelfs eens iets riskeert en niet voor altijd zich verbergt achter een ander, of hem de kastanjes uit het vuur laat halen. Waar bent u bang voor? Vreest u Luns? Of de bvd? Onderkent u niet de kracht van de wereldpolitiek, welke zich steeds verder van Nederland afkeert? Is het verantwoord langer te zwijgen en dilettantistisch geheimzinnig te blijven doen?’ Tegelijkertijd, dat ik een hint lanceerde over de briefwisseling tussen Rijkens en Sukarno, welke in het striktste geheim had plaatsgevonden en waarvan bijna niemand iets wist, besloot ik mijn brief met het stellen van een aantal pertinente vragen aan mijn vrienden van de Rijkens-groep. Na vijf jaar manipuleren achter de schermen probeerde ik in dit late uur de bekken open te breken. In Opmerkingen over de chaos noemde Hofland mijn Open Brief ‘een J'accuse’.Ga naar eindnoot1. In Tegels lichten ontketende de Open Brief van Oltmans pas ‘de storm die de groep-Rijkens wegblies’.Ga naar eindnoot2. Van de hand van Hofland zelf verscheen die dagen op de voorpagina van het Algemeen Handelsblad een opvallend lang artikel waarin onder meer duidelijk stond: ‘Wij hebben goede redenen om aan te nemen, dat het grootste deel van de soms wat duister klinkende vragen in Vrij Nederland voor de heer Oltmans retorisch is, omdat hij zich in een positie bevindt, die hem in staat stelt, de antwoorden nauwkeurig te kennen.’Ga naar eindnoot3. De vragen in mijn Open Brief waren: ‘Gaan wij door in dit late uur met kiekeboe spelen? U, dr. E. van Konijnenburg en u, dr. K. Scholtens, u hebt de moed gehad het vaderland te dienen. Waarom trekt u dan niet de consequenties van uw daad? Laat De Telegraaf maar schreeuwen! Bekommert u niet om een pater-kamerlid (Beaufort) die in zijn bekrompenheid u van oneerbare en onvaderlandse handelingen beschuldigt. Wat werd op 5 juni 1961, en daarvoor, met minister Luns | |
[pagina 151]
| |
besproken? Was de bewindsman van uw brief aan president Sukarno op de hoogte? Was de minister met éen passage uit dit schrijven akkoord gegaan? Betrof deze passage de gezagsoverdracht van de residentie Nieuw-Guinea? Waarover filosofeerde de minister-president bij uw ontmoeting op 7 juni 1961? Hebt gij uw mandaat gekregen? Gaat de heer Hirschfeld naar Rome om met Sukarno te spreken? Nederland heeft er thans recht op te weten hoe de betrekkingen met de republiek Indonesië ten spoedigste kunnen worden hersteld. Wij allen hebben er recht op. En nog wel het meest de jeugd van dit vooruitstrevende Westeuropese handelsstaatje, die er belang bij heeft dat wij aan een andere verhouding, welke past in de moderne geschiedenis, bouwen met dit prachtige rijk, dat zich daar slingert om de evenaar...’ In zijn studie over de Nieuw-Guinea-affaire noemde ook prof. F.J.F.M. Duynstee mijn Vrij Nederland-publikaties van juni en juli 1961 als bijgedragen hebbende tot een toenemen ‘van meer openheid in Nederland voor een oplossing van het vraagstuk in Indonesische richting.’Ga naar eindnoot4. De Telegraaf kwam met een gebruikelijke reactie per inuendo: ‘Het lag in de aard van de subtiele besprekingen,’ aldus dit blad, ‘dat zij overeenkomstig de beginselen van “geheime diplomatie” zouden worden gevoerd. De “journalist” Willem Oltmans heeft deze thans echter in de openbaarheid gebracht. Vermoedelijk is hier sprake van een wraakneming van de zijde van de heer Oltmans: blijkbaar wilde het comité (de groep-Rijkens) geen gebruik meer maken van zijn diensten van deze specialist in onbetaalde rekeningen.’Ga naar eindnoot5. Mathieu Smedts opende Vrij Nederland van 24 juni 1961 met de woorden, vet gedrukt pagina éen: ‘Naar onze overtuiging heeft Willem L. Oltmans met zijn open brief goed werk verricht door een duistere zaak in de openbaarheid te brengen. Anderen menen dat Oltmans daarmee een van de laatste gespreksmogelijkheden met Indonesië onmogelijk heeft gemaakt. Maar wie moet politiek voeren als politici verstek laten gaan?’ Dr. M. van Blankenstein kwam in hetzelfde nummer van V.N. met een door Paul Rijkens geïnspireerd verhaal: ‘Een ontsporing.’ Onder meer schreef hij: ‘Oltmans is verongelukt omdat hij van de kook is geraakt. Dat is nu eenmaal noodlottig voor de koorddanser die hij meende te kunnen zijn...’ Het is te enen male niet mogelijk ook maar zelfs een indruk te geven van de deining die in het goede vaderland over een en ander ontstond en de onzin die aan alle kanten als vuurwerk explodeerde. Eens zal een vlijtige student wellicht op de hele affaire zijn doctorstitel halen. Zoals professor Lijphart fantaseerde in zijn Yale-studie, dat mijn onthullingen in Vrij Nederland over de groep-Rijkens door de Indonesische regering geïnspireerd zouden zijn geweest.Ga naar eindnoot6. Toen ik 3 juni 1961 bij de man, met wie ik die dagen het nauwste contact had aan Indonesische zijde, in Washington arriveerde en daarbij mijn interview met Joris van den Berg liet lezen, vloog ambassadeur Zain tegen het plafond.Ga naar eindnoot7. | |
[pagina 152]
| |
Dit kon mij geen zier schelen. Wij zijn desalniettemin over de jaren vrienden gebleven, ook in 1973. Ik had gedaan wat ik vond dat moest gebeuren en in retrospect blijf ik van mening dat dit toen noodzakelijk was. |
|