Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWashington D.C. - 3 juni 1961Praktisch te zelfder tijd dat mijn Vrij Nederland-interview verscheen reisde ik op een eerste klasse ticket van de groep-Rijkens - toevallig in gezelschap van de heer Van den Beugel - naar Washington. De heer en mevrouw Van Konijnenburg deden mij samen met de heer en me- vrouw Hofland op Schiphol uitgeleide. Konijn vond het geen prettige publikatie in V.N., maar anderzijds verwachtte hij er wel enige beweging in de Nieuw-Guinea-zaak door. De bedoeling was, dat ik ambassadeur Zain over de situatie in Den Haag zou gaan inlichten. Henk Hofland gaf mij een memorandum van acht pagina's mee,Ga naar eindnoot1. waarin hij een helder overzicht gaf van de politieke situatie in Den Haag, en hij gaf aan in welke richting de groep-Rijkens naar zijn mening behoorde te werken, en ook waarom deze lobby tot dusverre nog weinig had bereikt. Ik vermeld deze reis naar Washington in overleg met de groep-Rijkens, in de tijd van mijn eerste Vrij Nederland-publikatie, omdat mr. G.B.J. Hiltermann - gepikeerd over het feit dat hij overal was | |
[pagina 147]
| |
buiten gelaten en in feite verbleekt met zijn artikel van 22 april 1961 in vergelijk met mijn informaties in Vrij Nederland - op 24 juni 1961 een lasterlijke passage, druipend van dépit, in de Haagse Post zette. ‘Even onzinnig als schadelijk is daarom de voorstelling van zaken die de promotor voor ogenblikkelijke overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië, Willem L. Oltmans, in Vrij Nederland heeft gegeven. De groep-Rijkens heeft zich ter eigen voorlichting weleens van hem bediend en hem daarvoor (zij het ook geringe) honoraria en onkostenvergoedingen uitbetaald. De boosaardige publikatie is wel in de eerste plaats gevolg van haar weigering op dit pad verder te gaan,’ aldus Hiltermann. Daar is het weer, de methode van De Telegraaf. Iemand zwart maken over de financiële boeg. Hierbij teken ik aan dat ik, zoals uit het vervolg van deze reportage ampel zal blijken, niet alleen de hele zomer van 1961, maar dat hele jaar onveranderd op vliegtickets van de groep-Rijkens en in samenwerking met Van Konijnenburg zou blijven reizen en werken. Maar omdat de harde knikkers alléen geen lekker genoeg met-modder-smijten voor een journalist als mr. G.B.J. Hiltermann was, werd er voer voor psychologen aan toegevoegd. ‘Het is niet uitgesloten, dat de heer Oltmans een bevredigende afloop verder blijft doorkruisen en zal voortgaan met te trachten een rol te spelen waar hij het karakter en de eruditie voor mist. De heer Oltmans heeft zich opgeworpen als een vurig pleitbezorger van de Indonesische zaak en zich dusdoende van de toegang tot hoge Indonesische autoriteiten verzekerd, zelfs een accès tot president Sukarno. Als bemiddelaar heeft hij geen enkele rol gespeeld. (Nogmaals, zie Haagse Post, 17 juni 1961, hoofdartikel.) Wanneer hij het doet voorkomen alsof de gesprekken in Kopenhagen en Rome (de heer Hiltermann vergat er een paar) door hem zijn gearrangeerd, dan alleen om zichzelf een status te geven die hij in het geheel niet bezit. Het is jammer dat deze pathologisch eerzuchtige en onevenwichtige man in deze ernstige zaak krampachtig een rol wil blijven spelen. Aan zijn uit de lucht gegrepen veronderstellingen en onthullingen dient men niet te veel waarde te hechten.’ Toen ik deze passages in de H.P. las vond ik ze irritant en amusant. Ik begreep wel, dat mr. gbj tenslotte zijn weekblad vol moest schrijven. Tegen Bibeb heb ik eens in een interview gezegd: ‘Stoom afblazen van collega-journalisten onder elkaar heeft blijkbaar een nuttige functie.’ Triester ervoer ik het, toen de inmiddels overleden Paul Rijkens, ná zijn dood zijn memoires had doen verschijnen, zodat er geen discussie meer over mogelijk was, en mij herhaaldelijk aanviel en bekritiseerde, niet door het geven van zijn eigen mening, maar door gewoon deze onware gedeelten uit het bovenstaande artikel van Hiltermann te kopiëren.Ga naar eindnoot2. Memoires schitteren doorgaans door wat er niet in staat, zoals het feit dat Paul Rijkens zijn mysterieuze medewerker, Werner Verrips, beroepsagent-provocateur, veiligheidshalve maar helemaal niet noemt. Met mij via het geschrijf van Hiltermann in een kwaad licht te stellen, | |
[pagina 148]
| |
maakte Rijkens het er niet gemakkelijker op mij tegen deze opzettelijk verspreide onwaarheden te verweren. |
|