Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 15 april 1961Vandaag verscheen in de Haagse Post onder de rubriek ‘Pers’ de titel: luns had in washington nederlandse tegenspeler. Henk Hofland had via diens amice Jan Vrijman een aantal bijzonderheden omtrent mijn optreden in de Amerikaanse hoofdstad laten uitlekken. De Haagse Post meldde, dat toen Luns éen week na mij op het Witte Huis verscheen, het gras voor zijn voeten was weggemaaid.Ga naar eindnoot1. ‘Oltmans,’ schreef het weekblad, ‘staat bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst gekwalificeerd als een tegen de Nederlandse belangen gerichte activist.Ga naar eindnoot2. Zelf verklaart hij met nadruk: “Wat ik doe is in het belang van Nederland en de vrede. Wat ik doe, schrijf of zeg is erop gericht, het Nederlandse prestige in Indonesië terug te winnen.” Zijn aanwezigheid, zijn kennis van de Indonesische politiek en politici en zijn verbindingen met het Nederlandse bedrijfsleven vallen niet weg te cijferen. Evenmin als het feit, dat toen Luns zijn besprekingen voerde, Kennedy goed bleek geïnformeerd over de afwijkende opvattingen van een aantal Nederlandse politici, financiers en industriëlen, door de rapporten die zijn speciale adviseur W.W. Rostov van Oltmans had ontvangen.’Ga naar eindnoot3. Bij zijn vertrek naar Washington had Luns nog verklaard, dat hij diep doordrongen was van het gewicht van wat hij van John F. Kennedy te horen zou krijgen: ‘In Amerika is de president tevens voorzitter van de Raad van ministers, zodat de persoon van de hoogste gezagsdrager in het land een zeer speciale macht heeft die niet met die | |
[pagina 137]
| |
van welke andere president kan worden vergeleken.’ Er bestaat geen twijfel over, zoals ambassadeur Van Roijen ook steeds weer stelt, dat Luns op 12 april 1961 op het Witte Huis voor honderd percent moet hebben doorgehad, dat de nieuwe Amerikaanse president niet van plan was zijn regering en machtsapparaat in te zetten om Nederland in zijn positie op Nieuw-Guinea militair te assisteren bij een Indonesische aanval. Of, zoals ambassadeur Van Roijen het steeds weer stelt: ‘De enige, de absoluut enige toezegging die de Kennedy-regering ons ooit heeft gedaan is Nederland de garantie te geven, dat bij een militair conflict om Irian-Barat, de Verenigde Staten vliegtuigen zouden inzetten om Nederlandse burgers uit (men lette op het woord uit) Nieuw-Guinea weg te halen.’ Alle andere referenties aan Amerikaanse ‘concrete beloften’ en ‘vaste toezeggingen’ zijn uit Luns' dikke duim gezogen. Waarbij het toch niet mogelijk zou moeten zijn, dat Luns, ná de dood van de Kennedy's, triomfantelijk zou verklaren, dat de Kennedy's verraderlijke verbrekers van plechtige beloften waren? In mijn vocabularium heet zulk handelen, bedrog ter wille van het schoonvegen van eigen volgekladderde lei. Met inachtneming van de journalistieke aanleg van mr. G.B.J. Hiltermann, zou ik hier toch als schoolvoorbeeld van aarzelende, om de tuin leidende journalistiek een artikel van zijn hand van éen week laterGa naar eindnoot4. willen aanhalen. Het was begrijpelijk, dat waar zijn medewerkers pertinente informatie over de geheime diplomatie in zijn weekblad plaatsten, hij zelf niet achter wilde blijven en een duit in het zakje wilde doen. Dat gebeurde in het artikel: ‘Initiatief inzake Nederlands Nieuw-Guinea: Nieuw (officieus) contact met president Sukarno.’Ga naar eindnoot5. Hiltermann: ‘De vroegere president van Unilever, Paul Rijkens, heeft jaren geleden een aantal deskundigen en belanghebbendenGa naar eindnoot6. in los verband bijeen gebracht om te delibereren over de beste Nederlandse politiek vis-à-vis Indonesië en Nederlands Nieuw-Guinea. De leden van deze groep staan enigszins kritisch tegenover de officiële Nederlandse politiek (zonder die geheel af te wijzen) en zijn over het algemeen van mening dat een redelijke verstandhouding met Indonesië belangrijker is dan onze aanwezigheid in Nederlands Nieuw-Guinea. Zij zijn over het algemeen van mening, dat onze aanwezigheid daar, gezien de internationale constellatie, niet zonder gevaar is.’Ga naar eindnoot7. In de Jordaan heten dergelijke zinnen ‘slap gelul’. Had ik er niet zelf bij gezeten, toen ik mr. gbj bij de groep-Rijkens introduceerde,Ga naar eindnoot8. dan zou ik niet geweten hebben welke krachtige taal wél door Emile van Konijnenburg als voornaamste exponent van de werkende sectie van de groep-Rijkens bij die gelegenheid was gebruikt. Hiltermann bleek een zachte heelmeester. Hij danste er voorzichtig omheen. Of, zoals Hofland terecht in zijn Opmerkingen over de chaosGa naar eindnoot9. stelde, Hiltermann wist van de gang van zaken maar weinig af en leverde om die reden (citaat van mij) ‘amateuristisch geschrijf’. Toevallig kwam mij dezer dagen ter ore, dat Hiltermann zich mij nog altijd als ‘blaaskaak’ herinnert. Terwijl hij tevens zei niet van plan te zijn mijn boek ‘Grenzen aan de groei’ van 488 pagina's te lezen, | |
[pagina 138]
| |
‘want wie schrijft nu in een tijd dat de pocket is uitgevonden zo'n idiote dikke pil?’ ‘Oltmans zou gevaarlijk kunnen zijn als hij zich met werkelijk belangrijke zaken zou gaan bemoeien.’ Dat is Hiltermann dan bovendien nog op ‘candid camera’! |
|