Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWashington D.C. - 5 april 1961 (1)In tegenstelling tot Van Blankenstein en anderen was ik er langzamerhand diep van overtuigd, dat de enige methode om aan het geklier over de Papoea's in Den Haag een beslissend einde te maken, zou zijn om de top van de regering-Kennedy ervan te doordringen, om Khrushchev te citeren, dat het merendeel van de Haagse bewindslieden met een visgraat dwars in de keel zat, en er niet voor durfde uitkomen, dat men de zaak van A tot Z verkeerd, en in strijd met een realistische analyse van de mogelijkheden in Azië in de jaren vijftig, had aangepakt. Dat het daarom een dwingend Nederlands belang zou zijn - zoals reeds in 1957 in ons adres aan de Staten-Generaal werd gesteldGa naar eindnoot1. - om spoorslags het Nederlandse leger op Irian-Barat op de | |
[pagina 130]
| |
Karel Doorman te zetten en naar huis te varen. Bovendien was ik er meer dan ooit zeker van, dat Luns sedert jaren uit zijn duim had gezogen, dat de Amerikanen ons, ‘als puntje bij paaltje kwam’, zoals de freule dat noemde, militair te hulp zouden komen. Het is opmerkelijk dat ook drs. Schmelzer toen het kalf verdronken was manmoedig stelde: ‘Tot op de dag van vandaag (1973) zweert Luns bij de waterdichtheid van de garanties voor diplomatieke en militaire steun, die hij van de Amerikaanse regering zou hebben gekregen.’ Verderop: ‘Maar eerlijk gezegd, zijn mij geen harde uitspraken van Amerikaanse zijde bekend, dat ik zelf de overtuiging had, dat die steun ook daadwerkelijk zou worden gegeven.’ Twijfel over deze Amerikaanse toezeggingen wordt in Schmelzer's memoires als het enige geschilpunt tussen hem en Luns aangemerkt.Ga naar eindnoot2. Willem Drees gaf er dezer dagen in een gesprek met Amsterdamse studentenGa naar eindnoot3. de draai aan, dat John Foster Dulles tijdens een navo-conferentie in Kopenhagen in 1958 de heer Luns zou hebben verzekerd, dat de Verenigde Staten achter Nederland stonden in de kwestie Nieuw-Guinea. Luns had deze uitspraak onmiddellijk aan minister-president en kabinet gerapporteerd; ‘maar,’ voegde Drees eraan toe, ‘ik stond er wat sceptisch tegenover en zou het prettiger hebben gevonden, wanneer deze toezegging van Dulles op schrift had gestaan.’ De studenten vroegen: ‘Was dát dan de basis waarop Luns al die jaren het beleid van het koninkrijk in Azië liet steunen? Was er niemand bij geweest toen Dulles dit aan Luns c.s. meedeelde?’ Volgens oud-premier Drees was er inderdaad niemand bij geweest. Wat een opmerking in Schmelzer's memoires dubbel zo interessant maakt, namelijk dat hij, Schmelzer, enige raadsman op het gebied van de internationale politiek van premier De Quay tijdens diens premierschap (en nu komt het) ‘De Quay in de strijd tegen de vrijwel ongecontroleerde solo-inzichten van de vrijwel oncontroleerbare solist (Joseph Luns) had moeten adviseren.’Ga naar eindnoot4. Voor mij was sedert 1958 de situatie volmaakt duidelijk. Luns bedonderde De Quay zoals hij Drees had misleid. Van Roijen, Schmelzer, freule Wttewaall van Stoetwegen en alle andere heldere kopstukken in de vaderlandse politiek die de ‘charlatan Luns’Ga naar eindnoot5. dóor hadden waren blijkbaar niet bereid de kaarten in het landsbelang op tafel te gooien. De groep-Rijkens, in wezen al evenzeer een club van bangerds, bevreesd eigen reputatie en goede naam of faam in het lieve vaderland te verliezen, bang ook voor het ‘Oranje boven’-gebrul van De Telegraaf, wilden wel, maar schoten ook niet bijster op. Ik nam een beslissing. In Djakarta had ik in 1957 bovengronds gewerkt met een adres aan de volksvertegenwoordiging, met het bedroevende resultaat dat ik mij in de Verenigde Staten kon vestigen als politiek refugié van het bewind-Drees-Luns. Ditmaal besloot ik ondergronds te werk te gaan. Ook de heren van de groep-Rijkens lichtte ik niet in, want men zou zich links en rechts hartverlammingen geschrokken zijn, wanneer men had geweten wat mijn plan was. Die eerste dagen van het regime van Kennedy was Walt W. Rostov | |
[pagina 131]
| |
de voornaamste adviseur op het Witte Huis inzake de buitenlandse politiek. President Kennedy zou hem later wegpromoveren naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Rostov werd opgevolgd door Mc George Bundy. Ik had de heer Rostov in de zomer van 1960 tijdens een conferentie van studenten in Connecticut ontmoet. Beiden hadden wij dit symposium toegesproken en omdat mijn inzichten met die van Rostov schril contrasteerden had op verzoek van de studenten een debat plaatsgevonden, waar ik met Rostov, vooral inzake de Amerikaanse politiek in Azië, in de clinch was gegaan. Ik kende hem dus. Ik vroeg een gesprek aan. Spoedig schreef hij bereid te zijn mij op het Witte Huis te ontvangen.Ga naar eindnoot6. 5 april 1961 kwam ik om 10.00 uur Rostov's werkkamer binnen. Hij had éen uur de tijd. Daarna moest hij een gesprek tussen premier MacMillan van Engeland en president Kennedy bijwonen in een andere vleugel van het Witte Huis. Het werd een levendig gesprek. Ik laat bij zulke gelegenheden liefst eerst de gastheer enige van zijn eigen inzichten etaleren. Zichzelf een klap op de knie gevend, aldus noteerde ik die ochtend in mijn dagboek, zei Rostov: ‘Wat wil Sukarno toch van ons? Eerst wacht hij tot wij hier een andere regering hebben en nu hoopt hij dat wij druk op Den Haag zullen gaan uitoefenen. U weet, ik behandel op het ogenblik de kritieke situatie in Laos voor de president. De vorige week ben ik vier dagen thuisgebleven om de situatie in Azië te analyseren. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ons daar een oorlog van formaat te wachten staat. President Kennedy en ik zijn beiden in een oorlog opgegroeid, dus komen uit een oorlogsgeneratie voort. Wij zullen niet toelaten dat nog meer grondgebied door de communisten wordt buitgemaakt. Wij zullen de Sowjets niet beledigen maar wij zullen tegelijkertijd pal staan.’ Daarop liet hij de dreiging horen: ‘En laat Sukarno er maar voor zorgen, dat hij het niet aan de stok krijgt met de Zevende vloot!Ga naar eindnoot7. Wij mogen hier Sukarno wel. En wij nemen hem volkomen ernstig. Indonesië is bovendien een belangrijke mogendheid. Voorlopig zullen wij het spel dat hij met de Indonesische communisten speelt laten rusten, ook al schijnt hij zelf van mening te zijn dat hij hen in de hand kan houden. Maar waarom concentreert Sukarno zich niet eerst op de ontwikkeling van zijn land? Zij hebben daar momenteel een acht-jarenplan dat belangwekkend is.’ Na deze cadenza vroeg Rostov mij het doel van mijn bezoek uiteen te zetten. Ik overhandigde hem een memorandum van 11 pagina's. Hierin vervatte ik de voornaamste argumenten van de groep-Rijkens vóor overdracht van Nieuw-Guinea en ik gaf mondeling de toelichting, wie lid waren van deze lobby. Ook legde ik nadruk op het feit, dat prins Bernhard bijzonder met de heer Rijkens was bevriend, en dat hij, alhoewel hij geen daadwerkelijke rol kon spelen als lid van de koninklijke familie, toch zeker sympathiseerde met de mening van Rijkens in deze kwestie. Rostov zei enkele avonden later met minister Luns bij Van Roijen | |
[pagina 132]
| |
te zullen dineren. Het zou een belangwekkende zaak kunnen worden Luns bij een volgend televisiegesprek eens de vraag te stellen, in welk jaar hij zeker heeft kunnen weten dat de Amerikanen uiteraard nooit de Zevende vloot zouden inzetten om Nieuw-Guinea voor Nederland te behouden. Eisenhower niet en Kennedy niet. Waarom heeft de bewindsman niet ogenblikkelijk de bakens verzet toen Van Roijen sedert 1960 uitdrukkelijk Den Haag deed weten dat wij er alléen voorstonden. Waarom wilde Luns ten koste van het land zijn partijtje poker met Bung Karno coûte que coûte uitspelen en verliezen?Ga naar eindnoot8. |
|