Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdKopenhagen - 7 mei 1959Inmiddels waren de heer en mevrouw Van Konijnenburg gearriveerd. Ik lichtte hem in, dat dr. Subandrio mij had gezegd, dat ir. Frits Philips eveneens in het Angleterre Hotel overnachtte.Ga naar eindnoot1. ‘Nu wordt mij veel duidelijk,’ aldus Konijn. Deze ochtend troffen wij op de gang van de eerste etage van het Angleterre Hotel een aantal vogels van verschillende pluimage aan, die allen op een gesprek met Sukarno wachtten. Behalve het echtpaar Van Konijnenburg en wij, was er de Deense minister van Buitenlandse Zaken, de heer Philips, enkele Deense functionarissen en talrijke Indonesiërs. Ik miste mr. G.B.J. Hiltermann. Tijdens een lunch in Hotel Wittebrug in Den Haag had ik hem aan Van Konijnenburg voorgesteld en hem zodoende in contact met de groep-Rijkens gebracht. Het had in de bedoeling gelegen dat gbj en Sukarno in Denemarken een gesprek zouden hebben, ten einde de avro-radiopraatjes en wellicht de kolommen in de Haagse Post te injecteren met wat minder anti-Sukarno en lang-leve-de-Papoea's-gezwets dan tot dusverre het geval was geweest. Hiltermann liet echter verstek gaan, omdat hij er niet van overtuigd was, dat hij ook inderdaad door de president ontvangen zou worden. Wij moesten wachten, omdat ambassadeur Zairin Zain op dat moment nog met de president in gesprek was. Daarop kwam adjudant-kolonel Masjur naar buiten en zei in onverbloemd Nederlands: ‘Bapak wil eerst Wim en Frieda zien,’ en tegen de Van Konijnenburgs: ‘U ook.’ Bung Karno vroeg mijn vrouw, evenals de dag tevoren, naast hem te komen zitten. En tegen mevrouw Van Konijnenburg: ‘Interesseert u zich nog altijd voor de kunst van schoonheidsspecialisatie?’ Van Konijnenburg begon een overzicht te geven van allerlei activiteiten, gericht op een verbetering van het klimaat om tot overeenstemming inzake Nieuw-Guinea te komen. Hij meende, dat er toch enige beweging in de strakke Haagse politiek was gekomen, waarop Sukarno zei: ‘Daar zit ik op te wachten.’ ‘Maar u kent de Hollandse koppigheid,’ zei Konijn. ‘Dat kan ik anders ook! Toch zal ik de eerste zijn om naar Nederland te gaan als Den Haag toegeeft, dat weet u.’ Van Konijnenburg stelde, dat Sukarno's bezoek aan het Vaticaan de week daarop belangrijk kon zijn, omdat de nieuwe pausGa naar eindnoot2. bepaald een andere benadering had. ‘Tenslotte is pater Beaufort de biechtvader van Luns.’ ‘Ja, die Luns...’ zei Bung Karno. Ik sneed daarop het onderwerp Hiltermann aan. Ik legde uit, dat het belangrijk zou zijn wanneer de Haagse Post een genuanceerder standpunt inzake Nieuw-Guinea zou gaan innemen en dat er een kans be- | |
[pagina 112]
| |
stond dat Hiltermann een nieuwe schakel in het verspreiden van het standpunt van de groep-Rijkens zou kunnen worden. Van Konijnenburg en ik stelden ons beiden garant voor de zichzelf ‘een gematigde, evenwichtige analyst rond het midden’ noemende commentator. Sukarno zei, geen zin in een interview te hebben, maar desnoods wel bereid te zijn Hiltermann in Rome te ontvangen. Er werd afgesproken dat Konijn en Hiltermann naar Rome zouden komen. Van Konijnenburg schijnt inderdaad later geprobeerd te hebben Hiltermann c.s. met Sukarno in contact te brengen, waartoe zij tot tweemaal toe naar Rome zijn gereisd en beide keren een blauwtje liepen. Eén van beide reizen wachtte Hiltermann zelfs veertien dagen tevergeefs om ontvangen te worden. Weinig bevorderlijke ervaringen voor een journalistieke paus om zijn inzichten ten aanzien van Bung Karno te herzien of wat meer aan de werkelijkheid aan te passen. Over de aanstaande ontmoeting in Italië zei de president: ‘Komt u maar alleen. Ik reis ook zonder mijn vrouw.’ Van Konijnenburg onderstreepte dat hij gelukkig was getrouwd. ‘Dat straalt van mevrouw af,’ meende Bung Karno. ‘Ik zal als eerste naar Indonesië komen wanneer het Nieuw-Guinea-conflict zal zijn opgelost,’ zei Konijn. ‘U bent niet alleen welkom,’ zei de president, ‘ik vertrouw u volledig!’ ‘Krijgt u mijn brieven wel?’ vroeg ik. ‘Ik lees je brieven 's avonds in bed, wanneer ik mij rustig kan concentreren.’ Bij de deur zei president Sukarno nog tegen mijn vrouw: ‘Krijg maar gauw een kind.’ Ná ons werd Ir. Frits Philips ontvangen. Maar hij kwam even later weer naar buiten en vertelde: ‘Ik heb voorgesteld, dat vier Nederlanders, die in Indonesië worden vertrouwd, eens rustig met een Indonesische delegatie zouden gaan praten om tot een oplossing te komen.’ Hierop zou Sukarno hebben geantwoord: ‘Legt u dat plan maar aan Van Konijnenburg voor, die kent iedere haar van mij.’ Warempel was het Wittebrug-plan van 17 oktober 1957 opnieuw opgedoken, ditmaal gepresenteerd door Philips! Waarom niet door Van Konijnenburg? Ik wilde weten hoe Philips bij Bung Karno was aangeslagen en waarom dit gesprek zó kort had geduurd. Ik benaderde Pak Suhardjo Hardjowardojo, hoofd van de presidentiële huishouding. De president was geïrriteerd geweest toen PÎdlips zou hebben gezegd: ‘Wat ons betreft kunt u Nieuw-Guinea morgen hebben,’ waarop hij ten antwoord had gekregen: ‘Dat moet u niet aan mij komen vertellen, maar aan meneer De Quay of Luns zeggen.’ Daarop was de audiëntie in feite afgelopen geweest en vandaar dat Philips in de kortst mogelijke tijd weer op de gang verscheen. Pak Hardjo bevestigde verder: ‘Als ik Bapak 's ochtends de post breng en er is een brief van jou, dan stopt hij die in zijn pyjama en bewaart hem voor 's avonds.’ Sukarno vertrok uit Kopenhagen naar Moskou. Philips keerde in zijn privé-vliegtuig terug naar Eindhoven. De Van Konijnenburgs waren al vertrokken en wij gingen het laatste weg, maar niet alvorens Associated Press van de aanwezigheid van de heer Philips in Kopenhagen en diens ontmoeting met Sukarno op de hoogte te hebben gesteld. | |
[pagina 113]
| |
Aanvankelijk ontkende Philips hardnekkig en zeer pertinent bij navraag van Henk Kersting van het Amsterdamse bureau van A.P. in Kopenhagen te zijn geweest, laat staan een ontmoeting met ‘de vijand’ te hebben gehad. De mop was bijna niet doorgegaan. Daarom verstrekte ik Associated Press meer onontkoombare gegevens, zodat de heer Philips in de nacht van 8 mei 1959 uiteindelijk door de mand viel. Alle bladen brachten zaterdag 9 mei dit bericht. Ook Luns' eigen krant De Volkskrant, ‘waar toen diens handlanger professor Romme nog de lakens uitdeelde,’ drukte op pagina éen het bericht af: ir. frits philips spreekt met sukarno! Volgens deze krant waren enkele zakelijke onderwerpen aan de orde geweest. Maar iedereen wist, dat er geen gesprek met Sukarno die dagen te beginnen was, alvorens eerst de kwestie Nieuw-Guinea ‘geregeld’ was. De Volkskrant voegde éen zin aan haar bericht toe: ‘Volgens Associated Press werd ook de Nederlandse journalist Oltmans in particuliere audiëntie door Sukarno ontvangen.’ Zo. Philips en Oltmans bij Sukarno. Waarom bulderden Pasquino en Gerretson ditmaal niet in De Telegraaf: ‘Philips, de landverrader, spreekt met Sukarno over de afgave van Nieuw-Guinea, een onafscheidelijk deel van het grondgebied van het koninkrijk der Nederlanden!’Ga naar eindnoot3. Omdat - en het ware te wensen dat Telegraaf-lezers zich dit ter harte zouden nemen - omdat sommige van de voornaamste scribenten, die zich in deze krant als superpatriotten voordoen, en zo graag als bewakers van het heilige wel en wee van het vaderland poseren, in feite niet anders dan simpele, lafhartige, anti-Nederlandse massamisleiders zijn, die zich slechts kunnen handhaven bij het manipuleren en misbruiken van de niet-geïnformeerdheid en naïviteit van brave burgers, die niet beseffen, dat zij eenzijdig en oneerlijk worden ‘ingelicht’. Philips was voor De Telegraaf een te machtige veste om onder schot te nemen. Dan was het immers veiliger om Schermerhorn of Oltmans te schrobberen? |
|