Kopenhagen - 6 mei 1959
Mijn vrouw was uit New York overgekomen en samen reisden wij naar de Deense hoofdstad waar wij vandaag aankwamen. Wij ontmoetten Bung Karno onmiddellijk in het Angleterre Hotel. Hij vroeg Frieda om naast hem te komen zitten. Ik had een fotoalbum samengesteld met opnamen van het bezoek aan Turkije. De president bladerde erin en zei: ‘Waarom heb je de mensen niet genomen?’ Daarop wees ik hem enkele pagina's met foto's van bijvoorbeeld zijn redevoering voor duizenden Turkse studenten bij het mausoleum voor Kemal Ataturk. ‘Heb je over mijn bezoek aan Ankara geschreven?’ Hierop moest ik antwoorden, dat de heer Koets van Het Parool een artikel had geweigerd, omdat ik mij te veel met de Nieuw-Guinea-oppositie zou hebben geïdentificeerd. Bung Karno haalde zijn schouders op. Ik vroeg of hij de boeken namens Van Konijnenburg in Ankara had ontvangen, waarop bleek dat Tamzil niet de moeite had genomen Bung Karno hierover in te lichten. Ik kondigde de komst van de heer en mevrouw Van Konijnenburg aan en wij zouden de volgende dag opnieuw, en ditmaal met zijn vieren, naar de president gaan. De deur van het presidentiële appartement werd door de veiligheidsdienst steeds wanneer er iemand in-