Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWashington D.C. - 1 juli 1958 (2)Prins Bernhard heeft eens gezegd, dat de Italiaanse ambassadeur aan de Quai d'Orsay diens Bilderberg-conferentiesGa naar eindnoot1. als een aangename afwisseling beschouwde, ‘omdat diplomaten overal elders altijd tegen elkaar staan te liegen.’Ga naar eindnoot2. Het métier van de Buitenlandse Dienst zou voor Van Roijen, als man van distinctie en diplomatieke bekwaamheid, met Luns als minister geen sinecuur blijken. Hij bevond zich eigenlijk in een zielige situatie. Hij was het niet alleen oneens met het dilettantisme van Drees en | |
[pagina 107]
| |
Luns bij de behandeling van de Nieuw-Guinea-affaire, maar hij wist als padvinder ter plaatse in de Amerikaanse hoofdstad, dat Amerika Nederland bij een invasie op Irian door Sukarno ook niet te hulp kon komen. Washington zou onder die omstandigheden immers nog meer good-will in de Derde Wereld verliezen? Bovendien - en terecht - minachtte hij Luns, al was het maar om diens quasi-lollige grappen en grollen, die eenieder met enige educatie en eruditie onmiddellijk in bijna alle gevallen als ongepast moest afwijzen. Luns bevindt zich niet voor niets in éen liga met Willem Duys, die de uitzonderlijke talenten van de minister als ‘verrukkelijk’ kwalificeert. Te zelfder tijd, zo werd in Washington gezegd, ambieerde Van Roijen zijn carrière met een ministerschap te beëindigen, dus, in de hoop op beter tijden, zat hij de anti-Nederlandse instructies van Luns c.s. vooralsnog maar uit. Een andere verklaring voor zijn aanblijven is inderdaad moeilijk te vinden. Louis Fischer heeft een amusant voorbeeld gegeven van de vlijt, waarmee Van Roijen de bevelen uit Den Haag uitvoerde. Nadat de cia hevige pogingen had ondernomen Sukarno in 1958 gewipt te krijgen, maakte Washington enkele maanden later een zoveelste volte face en besloten de Amerikanen het Indonesische leger opnieuw wapens te leveren. De heer Drees calculeerde met behulp van adviseurs als Luns en Josephus Jitta, dat die wapens mogelijk eens tegen Nederlanders gebruikt zouden kunnen worden. Dus, Van Roijen kreeg opdracht fel bij John Foster Dulles te gaan protesteren. Na het gesprek met Dulles begeleidde onderminister, Walter S. Robertson, de ambassadeur in de privé-lift van Dulles naar buiten. De ruzie liep dermate hoog op, dat beide heren enige tijd in de lift op en neer zijn blijven reizen, ‘waarbij Robertson het protest van de heer Van Roijen als “impertinent” bestempelde, terwijl de Nederlander bleef volhouden, dat dit niet zo was en dat hij in zijn recht stond om een protest in te dienen, temeer omdat Amerikaanse wapens bij een Indonesische aanval op Nieuw-Guinea gebruikt zouden kunnen worden.’Ga naar eindnoot3. |
|