Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
New York - 7 maart 1958Ik ergerde mij die dagen aan de dubbelzinnige en ezelachtige politiek van Amerika in Indonesië. Ook Dean Acheson, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Amerika observeerde in 1958 in zijn boek ‘Power and Diplomacy’ dat Indonesië, involge de prri opstand, bezig was te desintegreren, wat voor Azië ‘catastrofale gevolgen’ zou kunnen hebben. Waar de Amerikanen geen rekening mee hielden was, dat naties met het bloed van hun burgers worden gevestigd. Hierbij gaat men in Washington luchtig voorbij, aan het feit dat de Verenigde Staten zelf éen der bloedigste burgeroorlogen uit de geschiedenis hebben gekend, alvorens uit Amerika éen geheel werd gestampt. Ik zond een stuk aan de Washington Post, waarboven de kop stond: blunders in indonesia.Ga naar eindnoot1. Ik herinnerde aan het feit, dat ambassadeur John M. Allison zijn ontslag had aangeboden als Amerikaans ambassadeur in Indonesië, omdat hij zich niet had kunnen verenigen met de politiek van inmenging in Indonesië van minister Dulles.Ga naar eindnoot2. Ik onderstreepte dat het Amerikaanse beleid in Indonesië altijd negatief was geweest en men in onwetendheid Sukarno's ‘geleide democratie’ botweg met communisme vereenzelvigde. ‘Het is mijn overtuiging, dat uit gebrek aan begrip, maar wat nog beschamender is, uit gebrek aan objectieve en ernstige bestudering van Indonesische beweegredenen, het Westen bezig is opnieuw een waardevolle vriendschap te verliezen, iets dat wij ons in dit dichtbevolkte gebied van de wereld niet kunnen veroorloven.’ Onmiddellijk reageerde De Telegraaf op mijn stuk in de Washington Post met een hoofdartikel: geschrijf.Ga naar eindnoot3. ‘Het in deze kolommen reeds eerder gesignaleerde, door Sukarno gesubsidieerde Nederlandse woelratje Willem L. Oltmans doet weer eens van zich spreken door een vrij uitvoerig ingezonden stuk in de Washington Post. In dit blad, dat overigens nogal met het regime van president Sukarno was ingenomen, had de Japanse correspondent een pleidooi gehouden voor een bedekte ondersteuning van de Sumatraanse rebellen, waartegen Oltmans zich fel keert. Amerika, dat toch al verzuimd had in de kwestie Nieuw-Guinea te bemiddelen, zou volgens Oltmans dan een waardevolle vriend verliezen, en meer van dergelijke praat, waaraan heden ten dage zelfs in de Verenigde Staten geen geloof meer wordt gehecht. De invloed van dergelijk de facto landverraderlijk geschrijf behoeft zeker niet hoog te worden aangeslagen, maar niettemin verdient vermelding, dat Oltmans aan zijn naam kan toevoegen - en als zodanig ook toegang krijgt tot de Amerikaanse pers - dat hij correspondent bij de Verenigde Naties is van het Amsterdamse weekblad Vrij Nederland.’Ga naar eindnoot4. P.M. Smedts, hoofdredacteur van Vrij Nederland, voelde zich zelfs verplicht een ingezonden stuk aan De Telegraaf te zenden. Een krant die hij minachtte. ‘Naar aanleiding van het hoofdartikel “Geschrijf” van 15 maart deel ik u mede, dat de heer Oltmans, zoals hem zeer na- | |
[pagina 100]
| |
drukkelijk op het hart is gedrukt, geen enkel recht heeft als correspondent van Vrij Nederland brieven in de Amerikaanse pers te schrijven.’ In een poging De Telegraaf mild te stemmen schreef Smedts nog, dat hij inhoudelijk tegen mijn brief in de Washington Post evenveel bezwaren had als De Telegraaf. Toch kwam Vrij Nederland mij enigermate te hulp door op 10 mei 1958 in de rubriek ‘Vizier’ een hoofdartikel landverraad? te plaatsen. Hier stond onder meer in: ‘Onmiddellijk na de genoemde beschuldigingen in De Telegraaf nam Oltmans contact op met de Nederlandse Federatie van Journalisten. Deze organisatie bleek machteloos tegenover De Telegraaf omdat noch beide hoofdredacteuren, noch de journalist Pasquino lid zijn van de Federatie. Op 13 maart 1957 diende Oltmans toen een klacht terzake bij de Amsterdamse officier van justitie in. Precies een jaar later deelde de raadsman van Oltmans meeGa naar eindnoot5. bericht te hebben ontvangen van de officier van justitie, dat deze volgens het opportuniteitsbeginsel der Nederlandse wet en mede “gezien het anti-Indonesische klimaat in Nederland” geen termen aanwezig achtte het dagblad De Telegraaf te doen vervolgen. De vraag is nu: hoe kan men tegen lasterlijke aantijgingen recht verkrijgen wanneer men geen majoor bij de Dienst Materieel der Landmacht is?’Ga naar eindnoot6. De Telegraaf bleef mij achter mijn broek zitten. Eerder in 1958 had ik een brief over de Amerikaanse politiek in Indonesië in de Wall Street Journal geplaatst. Tijdens een gesprek met een van de redacteuren had men belangstelling getoond, indien ik naar Djakarta zou reizen, artikelen van mij te ontvangen. Meer was er niet besproken en in 1958 stond geen reis mijnerzijds naar Indonesië op stapel. oltmans onder valse vlag naar djakarta, stond als nieuwe kop in De Telegraaf.Ga naar eindnoot7. ‘In Djakarta is een eigenaardige situatie ontstaan rond de Nederlander Willem Oltmans, die zich onder de weinige landgenoten mag rekenen, die in de gunst staan van president Sukarno. De correspondent van de Amerikaanse wall street journal, Igor Organesoff, ontving gisteren in Singapore een telegram van zijn hoofdredactie, waarin deze waarschuwde dat Oltmans op weg is naar Djakarta zogenaamd als correspondent van de Wall Street Journal. Organesoff kreeg de opdracht alle betrokken instanties in Djakarta ervan op de hoogte te brengen, dat Oltmans niets met zijn krant te maken heeft. Dit is inmiddels geschied.’ Ik zag geen andere mogelijkheid voor dit soort uitlekken van persoonlijke gesprekken, dan dat de enige journalist met wie ik over mijn bezoek aan de Wall Street Journal had gesproken, het gesprek had overgebriefd aan Luns' New Yorkse paladijn, persattaché Jeff van den Bogaert, die dan voor Telegraaf-actie zorgde. Ik bleef voor de hoofdredactie van De Telegraaf een geliefkoosd doelwit en blijkbaar fascinerende kopij. |
|